Kleinigheden.
V.
Er eyeren in slaan.
Nicolaas Heinsius, de schrijver van De Vermakelyke Avanturier, houdt nogal van vermakelijke beeldspraak, waarvan wij hier een staaltje laten volgen: ‘De nieuwsgierigheid en begeerte, die ik had, om de oorsaak van dese syn uitmuntende blydschap te weten, veroorsaakte, dat ik in syn wydlopige welsprekendheid en welsprekende wydlopigheid een paar dousyn eyeren wenschte, om deselve wat korter te maken. Evenwel geloof ik, dat hy 'er nog wel een snees Rhetoricaalsche figuren sou in gelapt hebben, eer hy tot d' Anatomie ofte d' ontleding van de zaak gekomen was, indien ik hem niet gebeden had mij dezelve zeer succinctelyk te verhalen. Hy was een Man van een al te rypen oordeel, om niet te bemerken dat zyn eloquentie myn aandagt een verschrikkelyke muilpeer gegeven had.’ (Editie 1756, bl. 340).
Om den eersten volzin goed te verstaan, wete men dat 'er eyeren in slaan in de 17e eeuw een gewone uitdrukking is voor ‘zich haasten.’ Slaet er wat eyeren in beteekende: haast je wat, maak het kort. Hier volgen nog eenige voorbeelden:
Maar waar mag Godefroy blijven? hy maakt zijn voorreden bezukt lang. Ja wel, zoo hij 'er niet wat eyeren in slaat, zoo word ik wel half bang, Dat mijn ouden sintenel zijn post zal verlaten, en dat hem den tijd zal vervelen.
Van Paffenrode, Ged. 1700, bl. 67.
Slaeter wat eyren in, hoorje? maeket wat kort.
Jan Vos, Kl. v. Oene, 1646, bl. 1.
Nu slaat 'er wat eyeren in, en kom voort weêr.
A. Alewyn, Philippyn, 1707, bl. 27.
Hans klopt daer eyeren in, dan valt u segghen kort.
De Bie, Van den Rampsalighen Minnaer, 1707, blz. 15.
De oorsprong der uitdrukking ligt in 't duister.
Leeuwarden.
K. Poll.