| |
| |
| |
Kleine mee-delingen over boekwerken.
Het Dialect van Elten-Bergh, door M. Bruijel.
Dit proefschrift werd in 't laatst van April aan de Utrechtse Universiteit verdedigd.
Bij de fonetiese beschrijving van dit dialekt is het apparaat van Zwaardemaker (zie T. & L. IX, 74, v.v.) gebruikt. Dan volgt als II een geschiedkundig overzicht, als III woordvorming, en als IV een woordenlijst.
Onder de litteratuur mis ik Van Helten.
Van de stellingen citeer ik hier:
‘Bij vaststelleng van de regels voor orthografie moet geen etymologie toegepast worden. -
Het eerste werk van een literatuur-historicus moet wezen het navoelen en het psychologisch ontleden van de te behandelen stof. -
Dan volge het specifiek historische deel, biografisch, filologisch onderzoek en een schildering van de tijdgeest, die het werk zijn plaats aanwijzen in zijn omgeving en in de tijd. -
Wanneer men eene motiveering voor het samenbrengen van de zoogenaamde lyrische poëzie onder één groep, hierin zoekt, dat deze slechts met het gevoel te maken heeft, of bij uitnemendheid tot het gevoel spreekt, dan is dit een bewijsvoering, die niet vol te houden is. -
Het is evenmin vol te houden dat de z.g. lyrische poëzie de subjectieve poëzie bij uitnemendheid is. -
De aangenomen indeeling der poëzie in epische, lyrische en dramatische is slechts uit practisch oogpunt, als gemaakt ter wille van het overzicht, te rechtvaardigen.’
| |
XII oude Liederen met 5 prentjes versierd door P.H. van Moerkerken Jr. Amsterdam, 1900, S.L. van Looy.
Een klein boekje met twaalf middeleeuwse liederen, een uitgave bestemd voor een rustig hoekje zover mogelik van de studeer-tafel weg, iets voor 't gedichten lezend publiek. Geen historiese inleiding, geen wetenschappelike en verklarende aantekeningen, eenvoudigweg een verzameling gedichten om
| |
| |
te worden gelezen als gedichten. Eigenlik zijn 't liederen, immers ze werden gezongen maar ze worden hier gegeven zonder muziek, als gedichten. En mooi zijn ze ook zó! Negen van de twaalf zijn van de bekendste middeleeuwse minnedichten: Heer Halewijn, Het daget in den Oosten, Ic stont op hoge bergen, Dat alle bergen goude waren, Twee conincskinderen enz. De laatste drie zijn geestelike liederen o.a. 't mooie Ic wil mi gaen vermeiden. 't Boekje is heel eenvoudig maar net gedrukt, en de vijf plaatjes, in stijl 't naief-middeleeuwse van de handschrift-prentjes zoveel mogelik gevolgd en in rode inkt afgedrukt, voldoen goed.
D.
| |
Romans in Proza, door Prof. dr. Jan ten Brink. - In afleveringen - bij E.J. Brill Leiden.
Men lette wel: 't geldt hier alleen de romans in proza. Het plan van de schrijver is ‘de geschiedenis der voornaamste Europése romans te verhalen, met dit voorbehoud dat in hoofdzaak van de romans in proza der Romaanse en Germaanse volken zal worden gesproken.’ De vraag komt dadelik op, of de ‘roman in proza’ in de literatuurgeschiedenis werkelik bestaat als een afzonderlik kunstprodukt, waarvan men de ontwikkelings geschiedenis kan nagaan; of men romans in proza maar zo mag scheiden van de romans die rijmen. Niemand zal er aan denken een afzonderlike geschiedenis te schrijven van 't drama in proza, tegenover dat in verzen. Onze tegenwoordige proza-roman staat wel zonder metriese en berijmde mededingster, maar ik geloof niet dat er door iemand beweerd wordt dat zij zich ontwikkeld heeft alléén uit de proza-roman der vroegere eeuwen. Daar hebben de romans in verzen evenveel toe bijgedragen.
De schrijver begint dan ook zijn inleiding met dat bezwaar. ‘Romans in verzen en romans in proza zijn alleen naar den vorm verschillend,’ aldus zegt hij zelf, en even later volgt als verklaring waarom hij toch onderscheid maakt: ‘scheiding tusschen beiden te maken is alleen streven naar eenige splitsing der al te rijke, al te omvangrijke stof.’ Er zou ook weinig bezwaar tegen bestaan, als de schrijver zich had bepaald tot een soort opsomming. Hij geeft echter veel meer: ‘Mijn hoofddoel is de wording en de ontwikkeling van deze kunstwerken aan te wijzen, en te toonen: hoe de romans van lateren tijd zich aansluiten bij die uit vroegere dagen, hoe in ieder tijdvak bekende motieven op eigenaardige en oorspronkelijke wijze zijn bearbeid.’ Laat men nu in deze ontwikkelingsgeschiedenis de romans in verzen (dat is, onder meer, bijna alles wat de Middeleeuwen aan romans hebben opgeleverd) op de achtergrond, dan wordt 't uit den aard een werk met hiaten.
Maar toch, al te gewichtig mag dit bezwaar niet gemaakt worden. Over de romans in verzen is genoeg elders te vinden; 't is juist
| |
| |
de roman in proza die in de meeste litteratuur-geschiedenissen als stiefkind is behandeld naast haar berijmde zuster, en daarom zal dit werk voor velen zijn een welkome gids; 't is een samenvatting van de invloed die naast andere kunstwerken de vroegere proza-romans hebben uitgeoefend op wat nu toch is geworden 't hoofdprodukt van onze letterkunde, tenminste wat kwantiteit betreft.
Een korte aanduiding van de inhoud der tot nu toe verschenen afleveringen geve een karakterisering van 't werk. De reeks wordt geopend met de Griekse romans van de vijf eerste eeuwen na Christus, zwak naar inhoud en vorm, maar groot in betekenis door de invloed op de schrijvers der Middeleeuwen en der 16de eeuw (de geschiedenis van Theagenes en Chariclea, van Heliodorus); allen sentimentele liefdesgeschiedenissen, zonder psychologiese karakterstudie, waarin langzamerhand avonturen-verhalen komen door de scheiding die de gelieven moeten doormaken vóór hun eindelike vereniging.
De Latijnse roman volgt, met allereerst als voorbeeld de ‘satirae’ van Petronius, de ‘elegantiae arbiter’ van Nero. Geen eroties element als in de Griekse romans; een aaneenschakeling van omzwervingen die tegelijkertijd een voorstelling en bespotting geeft van 't leven van die dagen in Zuid-Italie, de eerste roman de moeurs. En als tweede voorbeeld de ‘Metamorphoses’ van Apuleius, eveneens een reisverhaal afgewisseld door tal van ingelaste vertellingen (o.a. Amor en Psyché).
De behandeling der Middeleeuwse romans bevat weinig dat niet in iedere litteratuur geschiedenis te vinden is bij de romans in verzen. 't Uitvoerigste wordt er gesproken over de prozaboeken der Britse romans, en biezondere aandacht verdient de inhoudsopgave van de prozaroman Kulhwch en Olwen. Maar van Boccacio, Chaucer c.s. hoort men niets, want dat zijn verzen.
Met de ‘Amadis’ romans, de later-eeuwse verheerliking van de middeleeuwse ridderdeugden worden we weer naar het Zuiden gevoerd, naar Spanje, 't land waar de ridders 't langst gebleven waren, en waar de ‘Amadis’ van Montalvo aanleiding gaf tot een eeuwenlange teelt van ridder-romans, maar waar ook in 't begin der 17de eeuw de bijtende parodie op het dwaze in die litteratuur verscheen in de ‘Don Quixote’ van Cervantes.
't Vijfde hoofdstuk behandelt de herderromans, 't motief van twee gelieven, nu niet meer rondzwervend en avonturen belevend, maar dwalend door schilderachtige landschappen, de nauwere aansluiting van 't verhaal aan de natuur, door de renaissance overgebracht uit de Griekse romans (Longus) naar Italië, en vandaar vooral door de ‘Libro Arcadio’ van Sannazaro over Europa verbreid.
En dan eindelik de ‘schelmenromans’, ingeleid door de ‘Lazarillo de Tormes’ waarin tegenover de ideale vlucht van de Amadissen en 't sentiment van de herders- | |
| |
romans de eenvoudige levensloop van een bedeljongen gesteld werd, met al diens handigheden om wat te eten te krijgen, verhalen die navolgers vonden vooral in Frankrijk en Nederland.
Zover is de schrijver gekomen in de vijf verschenen afleveringen (er worden er tien beloofd) en blijkens het plan van uitgave is hij daar mee ook op de helft van zijn werk. Hij zal nu nog behandelen: Heroïese romans, Robinson en zijn gevolg, romans in brieven, sentimentele romans, historiese romans, humoristiese romans, psychologiese romans, en eindelik realistiese en naturalistiese romans.
't Volgen van vaste motieven zal in de romans der jongste eeuwen telkens moeiliker worden. 't Opsporen van de oorsprong en de verbreiding der motieven geschiedt trouwens in de reeds verschenen hoofdstukken meest slechts met vluchtige aanduidingen. 't Kon moeilik anders in dit bestek. Want telkens komt de schrijver daarbij op 't uitgebreide gebied der folklore. Er zou nog heel wat meer verteld kunnen worden over de invloed der volksvertellingen die toch eigenlik ook behoren tot de proza-romans, al bleven ze lang ongeschreven.
D.
| |
Lope de Vegas Dramen aus dem karolingischen Sagenkreis, von Albert Ludwig, - Berlin, Mayer & Müller.
Dr. J. Ten Winkel heeft indertijd in zijn, ‘Invloed der Spaansche Letterkunde op de Nederlandsche in de zeventiende eeuw’ een merkwaardige studie geleverd over de elementen uit Spaanse werken overgebracht o.a. op 't Nederlands toneel, toen hier door Jan Vos, c.s. een romantiese terugwerking kwam tegen de klassieke toneelstukken. 't Waren trouwens niet slechts Spaanse elementen, 't waren gehele Spaanse stukken die vertaald, hier een enorm succes hadden. Jonckbloet heeft in zijn ‘Letterkunde’ een lijst der hier opgevoerde vertaalde stukken opgemaakt uit de gegevens van dr. Te Winkel, en daaruit blijkt dat die stukken, vooral die van de Vega en Calderon, niet alleen werden opgevoerd, maar tal van herdrukken beleefden, sommigen zes, anderen negen, enkele zelfs tot elf en dertien herdrukken toe. Alle reden dus om een verzameling gegevens over Spaanse toneelwerken en vooral over die van de Spaanse Shakespeare, Lope de Vega, welkom te heten.
't Bovenstaande werk is een bijdrage tot de ‘Spezialforschung’ over de Vega. Bij iemand die zo'n ontzaglike massa toneelwerken geschreven heeft als de Vega (dr. Van Vloten noemt 't aantal 1500) is een studie van onderdelen alleszins begrijpelik. De hier behandelde rubriek bestaat uit een zevental stukken, waarin onderwerpen uit de Karel-sagen gedramatiseerd zijn. Maar van de verhalen der chansons de geste is bij de Vega weinig meer overgebleven dan de ruwe omtrekken, bij de meesten zelfs niet veel meer dan de namen,
| |
| |
en bovendien is de Middeleeuwse geest geheel verdwenen. Daarentegen is er veel in te vinden van 't moie van de Vega's kunst en van zijn persoonlike dramatiseringsgave, zo sterk afwijkend van de trant der ouden, die toen overal (behalve in Engeland) werd nagevolgd.
D.
| |
Over lichamelijke straffen, de baldadigheid der Jeugd en de rechtspositie der Onderwijzers, door J.W. Gerhard. (Amst. Prijs 20 cent).
In deze brochure wordt op heldere wijze betoogd, dat er gevallen zijn, waarin een lichamelike tuchtiging, door een bezadigd, vaderlik onderwijzer (L.O.) op zijn leerling toegepast, niet alleen gerechtvaardigd, maar wenselik en nodig kan wezen.
Ik geloof niet dat tegen deze stelling deugdelike argumenten zijn aan te voeren.
Maar - is de kwestie daarmee opgelost?
In grote gemeenten zijn er natuurlik altijd onderwijzers, die jong, prikkelbaar, driftig zijn, en in zelfbeheersing het hoogste niet hebben bereikt.
En nu ligt m.i. de moeilikheid hier: men moet òf lichamelike tuchtiging in het algemeen verbieden - wat somtijds leidt tot moeielikheden, en nadelig kan zijn zowel voor de orde als voor het kind. Of men moet het slaan in biezondere (zeer moeilik te omschrijven!) gevallen goedkeuren en er op voorbereid wezen dat nu en dan van dat tuchtmiddel misbruik zal worden gemaakt.
Nu is voor (en tegen) het een misschien evenveel te zeggen als voor (en tegen) het ander. Persoonlik voel ik er iets voor, niet elke lichamelike tuchtiging te verbieden (tegen mishandeling dient natuurlik met ijver en strengheid gewaakt).
Maar ik vind het jammer, dat de heer Gerhard in zijn zeer lezenswaardige brochure alleen op de voordelen van lichamelike straf het licht heeft doen vallen, en de bezwaren, ontegenzeggelik aan de toepassing van zo'n straf verbonden, geheel in de schaduw laat.
r.a.k.
| |
Inhoud van Tijdschriften:
De Nieuwe Gids, No. 5, Mei 1901, o.a.: Stijn Streuvels, Doodendans. - Willem Kloos, Verzen. - J. de Meester, Geertje, III. - W.F. Gouwe, Dooi-Weer. - W.F. Gouwe, Sonnet - J. Hora Adema, Een dissonant. |
| |
| |
Tweemaand. Tijdschrift, 3e afl., Mei 1901, o.a.: Albert Verwey, Tijdzangen. - J. de Meester, Zondagmorgen. - Cyriel Buysse, De Eenzame. - Karel van de Woestijne, Verzen - J. Koopmans, Tondalus' Visioen. - Albert Verwey, Jac. van Looy: Schilder-Schrijver. - André Jolles, Aan Tilli Mönckeberg. - Ary Prins, De Heilige Tocht (vervolg). - Stijn Streuvels, Doodendans. |
De Arbeid, afl. 7, 1901: J. Eigenhuis, Afgebeuld. - Marie Marx-Koning, Van het licht, dat niet gezien werd. - W. van Overbeke, Kinderleven. - Lode Baekelmans, Marieken van Nijmegen. |
De Gids, No. 5, Mei 1901, o.a.: Augusta de Wit, De Prinses. - Marcellus Emants, Inwijding (Fragment). - Carel Scharten, Lente-uchtend. |
Elsevier's geïll. Maandschr., afl. 5, Mei 1901, o.a.: P. Valkhoff, Een weerzien. (Uit het leven van Marie Barnholt) - J. Everts Jr., Marianne. - Jeanne Reyneke van Stuwe, Liefde-zangen. |
Woord en Beeld, April 1901, o.a.: Marie Marx-Koning, Twee Sprookjes. - F. van der Goes, Dr. W. Doorenbos (met portret). |
Boon's geïll. Magazijn, No. 22, April 1901, o.a.: Willem van Zuylen. Geboren 3 April 1847, overleden 11 Februari 1901. In memoriam. - Jeanne Bouberg Wilson, 't Oude liedje. |
Nederland, No. 5, Mei 1901, o.a.: G. de Graaf, Zwartkop. - Arnold Huisman, Den boer op. - J.A. Dalmeijer Jzn. Zomers weêrkomst. |
De Tijdspiegel, No. 5, Mei 1901, o.a.: Gustaaf Segers, Zuster Amanda, I. |
Noord en Zuid, XXIV Jaarg. 1901. No. 3, 4 en 5., o.a.: B. Schelts van Kloosterhuis, Het opkamertje van den Onderwijzer, De twee Bultenaars van Staring II. - J.L. van Dalen, Bellamy's Roosje. - J.E. ter Gouw, Taal en Zeden onzer vaderen toegelicht door eenige oude kluchtspelen: III. Eten, drinken en rooken. - Nauta, Danse macabre. |
Tijdschrift tot bevordering van de studie der Paedagogiek, 1e Jaarg. 2e afl., April 1901, o.a.: J. Geluk, Methoden van Onderwijs, in den Bijbel gevolgd. - F. de Muinck, Kinderpsychologie. (Uit een dagboek over een kind.) - H. de Raaf, Het begin van het opstel in het derde leerjaar. [Wil boeketaal onderwijzen.]. |
Tijdschr. v. Onderwijs en Handenarbeid, 5e jrg., No. 4, o.a.: Gs. Borea, De opvoedende Waarde van het Onderwijs in Handenarbeid uit een zielkundig oogpunt. |
Zeitschrift für Deutsche Philologie, 32. Band, Heft IV, u.a.: A. Koppitz, Gotische wortstellung. |
|
|