Wie steent om 't weduwlijcke jammer
Medoogender dan d' Amsterdammer,
Zij suckelt vast met smarte en pijne
Tot datze moede, 't Agrippijne,
In ballingschap, den dootsnick geeft.
Sta vast, en laet de Nijt zich belgen,
Dat ghy de kroon der stammen spant,
Braveer den blixem, en den donder:
Ghy wort gehanthaeft tot een wonder
Sta vast, en hou gedurig stant.
|
-
voetnoot1)
-
Michiel, als aangesproken persoon, hoort bij de tweede strofe: Nu volghme..... Het betrekkel. vnw. die leidt eenige bijv. zinnen in, welke ons nader met Hinlopen in kennis moeten brengen, en dan ook inhouden wat deze rechtsgeleerde aan den inhoud van 't gedicht bindt, en dus de Opdracht rechtvaardigt. De bijzinnen zijn, in die samen getrokken: a. die Florensen en Kosmos hof doorzaeght; b. die.... leerde schiften; c. (en) die.... lessen overbraght. Deze drie zaken moeten Hinlopens belangstelling in de te behandelen dingen wel rechtvaardigen.
-
voetnoot2)
-
onlangs, dus nog niet lang geleden; naer uw wenschen, dus uit eigen begeerte. De sterke begeerte van Hinlopen om Florence te bezoeken, en het nog maar kortstondig wonen hier na de buitenlandse reis, zijn voor ons nog te meer redenen om te geloven dat Vondel in hem een belangstellend lezer zal vinden.
-
voetnoot3)
-
Doorzaeght, van alle kanten bezien, overal bezoeken.
-
voetnoot4)
-
Vroom, kloek, rechtschapen. Veilig, met het oog op de strekking en de toon van 't gedicht, in beide betekenissen op te vatten.
-
voetnoot5)
-
Schiften, niet onaardig is dit recht zoeken uit een mixtum van goed en kwaad, gezegd voor 't studeren in de rechtsgeleerdheid. Zo ligt er wel wat moois in!
leerde. Ten onrechte stellen de spraakkunsten de wet, dat (zie Terwey, § 231) zo het antecedent een pers. voornw. van de tweede persoon (hier in de apostrofe) is, het gezegde in buigingsvorm zich naar dit antecedent moet richten. Het geschrevene laat heel andere en natuurliker wetten' zien. Waarom b.v. in vs. 2 wel doorzaeght in de 2de persoonsvorm, en waarom leerde in de 3de persoonsvorm! Men leze hardop, en geve acht op kwantiteit en ritme! Dichters horen de taal in klank, en misvormen ze niet op schrift.
-
voetnoot6)
- Weer iedealisties gezegd van de studie in 't Romeins en Italiaans recht. Let ook weer op de lessen en de schat, die de opmerkingen gemaakt in aant. 2, ondersteunen.
-
voetnoot1)
- Klemtoon op weder. Hinlopen moet weer mee, terug. Er is nog veel meer te vernemen, vooral voor zo'n belangstellend man.
-
voetnoot2)
- Hinlopen moet eerst zich stemmen voor de tocht. Hij moet er heen gaan in rouw. Hij moet zich omhullen d.i. vertrouwd maken met de gedachten aan moord, jammer en droefheid; want dat alles, en niets anders dan dat zal hij bijwonen.
-
voetnoot3)
-
Ilias gebooren, d.i. langzamerhand vertoont zich al lezende 'n Ilias, d.i. 'n rij van droevige lotgevallen.
-
voetnoot4)
-
beschoren. Door 't noodlot bedeeld. Uit ramp, de inwendig treffende droefheden komen voort uit uitwendige rampen, door 't noodlot geslagen. Zoals gezegd is, de Medicis worden voorgesteld 'n uitsluitend lijdelike rol te vervullen.
-
voetnoot5)
- Vertaling van per ardua ad astra. In deze versregel ligt de hele strekking van 't gedicht, ze komen op, ondanks de slagen. Er ligt natuurlik 'n psychologiese waarheid in: tegenstand prikkelt, en tegenspoed staalt. En zij die 't overwonnen, spraken 't uit in deviezen als palma sub pondere crescit.
-
voetnoot6)
- 't Is ijdel, enz. betekent: dromen zijn bedrog. Vondel nl. beschouwt heel de oud-Griekse epiek als fabula, verzinsels van dichters, maar met 'n waarheidskern in de moraal. De verzen van Homerus, Vergilius, Aesopus, enz. zijn om de inhoud aanlokkelik te maken. De dichters willen aangenaam onderrichten: didatiek spant de kunst in 't gareel; Horatius wist 'et: miscens utile dulci. (Zie de Voor-reden op de Warande en de Voorrede op de Herscheppinge).
-
voetnoot7)
- Deze, en ook de volgende specifieëren de sagentijd: Argonauten-tocht (Kolchis), Thebaanse oorlog en de Epidus-legende, Trojaanse oorlog (Laomadonnen, etc.).
-
voetnoot8)
-
De waerheit enz. Het licht der waarheid staat tegenover de duisternis (of nacht) van de logenachtige fabel. De treurspelen uit 't Griekse heldenleven gegrepen (Hecuba, Kassandra, Elektra, Ifigenie. enz. enz.) zijn voor 't toneel (ook al weer om te leren) bewerkte verdichtsels; maar dit hier, de Florentijnse geschiedenissen zijn zuivere waarheid. En 't fiktieve moet, nu de werkelikheid zelf komt, achterstaan; het treedt terug, 't wordt beschaamd.
-
voetnoot1)
- Onvolprezen dus. Bedoeld wordt Kosmos I, overleden 1464 en begiftigd met de tietel ‘Vader des Vaderlands.’ Bij Hooft sterk geprezen. Hij heet hier dan ook 'n sieraad, andren overtreffend, en als 't ware voor regeren uitgezocht (zie puyckbloem en uitgelezen).
-
voetnoot2)
- De zin is: De werkelik bestaande Kosmos leent er zich voor de dichter beter toe dan 'n door dichterhersenen uitgedachte Eneas, om.... ‘een Askaen uit hem te wecken’. Askaen (Ascanius) is in de Ilias en de Eneas de zoon van de held van de tocht. Nu is Eneas de vir pius, en het heldendicht zelf was eeuwen lang het opvoedingsboek, van grammatica, rhetoriek, poëtiek, smaak, deugd, Christendom zelfs. Voor Vondel vooral, door en door Christelik en didakties-moralieserend, was Eneas de spiegel der deugd. Uit Eneas wil hij zonen (Askaen) verwekken: hij wil uit die godvrezende man nakomelingen, d.i. aan hem gelijkaardige mensen telen. Maar liever dan uit Eneas, wil hij dat doen uit Kosmos, als 'n waaràchtig persoon; en nu gaat hij Kosmos aan de mensen voorhouden, opdat de leergrage jeugd zich die man tot 'n voorbeeld stelt en geestelike kinderen van hem worden. Ze zijn dan nazaet van de eer die hun geestelike vader bezat.
-
voetnoot3)
-
Hoe solt, d.i. hoe worstelt dit huis door z'n bezoekingen! sollen, eig. omvervallen, is hier, meer iteratief in betekenis, herhaald vallen en opstaan door al de zwarigheden heen.
-
voetnoot4)
- Het beeld is duidelik. De hooge duinen zijn de staat, d.i. 't gezag der Medicis; de zee vormen de ongelukken en ellenden, en deze bedreigen en schokken die staat.
-
voetnoot5)
-
Waer zal enz. De zin is: komt er nu nooit een einde aan die rampen! (Het boekje van Hooft verscheen na z'n dood in 1649, en Katharina de Medicis had nog maar 7 jaar geleden haar ongelukkig leven te Keulen geeindigd. Het werkje moet om en om 1640 geschreven zijn). Zal voor al die druk geen troost komen? Waar zal 't einde zijn? Wanneer zal er een laatste strijd om 't behoud van 't leven gestreden worden, en omdat hij de laatste is, vastigheid, rust en daardoor verlichting en 'n vergoeding geven? De korte zin is natuurlik: ‘'t schijnt met die rampen nooit op te houden.’ De vraag is dan ook rhetories.
-
voetnoot1)
- In deze strofe ligt een hele geschiedenis, die nog niet lang was geleden, en vooral niet toen Hooft in Florence aantekeningen maakte. De zoon en opvolger van hertog Kosmos (II), Francesco, werd bij 't leven van z'n vader mederegent, en verslingerde op 'n zekere Bianca uit 'et aanzienlike huis Capellis, die, eerst met 'n kassier op de loop gegaan, 'n zo gemeen mogelik straatleven leidde. Francesco (Kosmos brave rancke) was van een goede inborst, en heeft later Bianca als wettige gemalin genomen; Bianca zelf was 'n eerloze slechte vrouw. De kinderen van hun omgang werden bij 't huwelik gewettigd, maar de Hertog zowel als Bianca bleven bang dat de wettige afkomst van hun zoon Antonio later gewraakt kon worden; in dit geval zou Francesco's jongere broer kardinaal Ferdinand ('n andere zoon van Kosmos) aanspraak op 't Hertogdom kunnen maken: Bianca wilde daarom Ferdinand uit de weg ruimen. Zij bakte zelf 'n taart en zette die Ferdinand voor, Francesco van haar toeleg onkundig houdende. Maar de Kardinaal had van de bedienden gehoord, dat de Hertogin zelf in de keuken was geweest, en hij weigerde te eten. De welmenende Francesco drong uit vriendschap aan, en alle argwaan willende wegnemen, sneed hij zelf 'n stuk van de taart en at het op. Bianca zag 'et. 't Is gedaan, zei ze. Daarop tastte ze zelf toe. Beiden stierven. Ferdinand werd nu hertog. Bianca had ook nog de andere overgebleven broer van de Hertog, Piéro, willen opruimen, maar dit faalde nu natuurlik.
-
voetnoot2)
- Bianca is 'n schalcke Circe genoemd. Schalck is hier boosaardig; Circe wordt ze geheten, omdat ze Francesco betovert. Dit woord moet natuurlik weergeven, hoe verwonderlik verleidelik ze te werk heeft moeten gaan, om in haar kwalieteit van openbare, en gehuwde vrouw, er nog 'n hertog van Florence, en dat nog voor altijd, bij te kunnen krijgen. - Inderdaad echter kwam 'et niet van één kant: Francesco [gelijk de grooten, zonderling in Italien, op geen kussen te binden zijn, zegt Hooft] was 'n vrouwenloper en niemendal kies. Hij wist wie hij voorhad. - Bianca is dus 'n volleerde; ze tovert; ze is 'n Circe. Wie was nu Circe? Een toveres op 'n eiland, dat door Ulysses bezocht werd, en die - merkwaardig genoeg in dit verband - z'n gezellen in zwijnen veranderde. Dat Klytemnestra loert, is om wat anders. Deze vrouw, ook uit de Griekse heldendichten, vermoordde haar gemaal Agamemnon. En nu brengt Bianca Francesco om. Dit komt nu Klytemnestra te weten en ze loert, d.i. ze is nijdig en afgunstig. Bianca overtreft haar namelik. Want de koningin van Sparta liet het haar minnaar Aegisthus doen, en Bianca doet 'et zelf.
-
voetnoot3)
-
Medea enz. Dit is: men kan, na deze geschiedenis van Bianca, niet meer boos zijn op Medea, en er die geen verwijt meer van maken wat ze bedreef. M.a.w.: zoveel doet Bianca erger. Laten we erbij voegen dat dit 'n dichterlike overdrijving is: Medea heeft veel meer moorden op haar geweten.
-
voetnoot4)
- Klemtoon op disch. In tegenstelling met gewaad. Zoals Bianca de spijs vergiftigt, zo had uit naijver, Medea aan Creüsa vergiftigde kleren en 'n hoofddeksel gezonden, waardoor deze om 't leven kwam.
-
voetnoot1)
- Een doodshooft, voor vergif. En doodshoofd duidt vergif aan. Zie sommig vliegenpapier, en de voormalige giftflessen in de apotheeks. Toert is ons taart, gebak, pannekoek. De oe en de aa wisselen soms; doch hier schijnen beide vormen aan 't Frans ontleend, waarin naast tarte de bijvorm tourte voorkomt.
-
voetnoot2)
- Aan deze strofe ligt de reeds vermelde aanslag op Lorenzo (I) ten grondslag. Het eedverbond ging uit van de Pazzis. Deze waren in hun machtsuitbreiding door Lorenzo tegengewerkt. Vijftig saamgespannenen zouden tegelijkertijd de gebroeders Medicis vermoorden, het regeringspaleis overrompelen, en 't volk oproepen. De moord was eerst bepaald op 'n banket. Dit liep mis, en op dezelfde dag werd nog haastig besloten, het in de Kathedraal te wagen. De verheffing van 't Sacrament onder de Mis was 't afgesproken teken. Maar die de moord opgedragen was, weigerde 't in de kerk te doen; zodat men haastig er twee anderen voor won. Juliaan, Lorenzo's broer, was er nog niet, maar werd nog bijtijds door twee ‘vrienden’ gehaald. Juliaan viel; maar Lorenzo, intijds bedacht door de woorden: wee verrader! die hem bij de stoot werden toegevoegd, wist nog snel te wenden en was, ofschoon gewond, nu in staat zich werende in de Sacristie te bergen. Hierdoor mislukte het verder beloop van de omwenteling. Het volk liep te hoop, de aanslag op 't paleis mislukte; enkelen van de samengezworenen ontkwamen, maar de overigen werden wreedaardig afgemaakt.
Mistrouw enz. De zin is: Ook de heilige plaatsen zijn niet veilig meer.
-
voetnoot3)
- Dezelfde zin: het altaar beveiligt niet meer. Met de bijgedachte aan de heidense tempels, waar 't altaar 'n asyl was, en slaven en misdadigers niet mochten worden aangetast. (Uit de geschiedenis van koning Pausanias van Sparta weten we, dat men door uithongering of door 't gebouw in brand te steken, de vluchteling uit z'n schuilplaats wist te drijven.) Ook wordt hier wellicht gedacht aan de oudste Christelike kerken, waar 't altaar ook voor vrijplaats werd gehouden. De Staat (Karel de Grote b.v.) maakte hier 'n eind aan, omdat aan grote misdadigers geen straffeloosheid kon worden gewaarborgd.
-
voetnoot4)
-
Sicheus was de man van Dido die door haar broer Pygmalion vermoord werd. Vondel had wel 'n ander dan deze ongelukkige uit de grijze fabeltijd kunnen opzoeken. Er zijn ook wel historiese personen in 't duister vermoord. Maar 't was Vergilius!.....
-
voetnoot1)
- In deze strofe worden de wisselvalligheden herinnerd. ‘'t Is op en af, omlaag en omhoog,’ zegt de dichter. herschapen is opnieuw ingesteld. Iemand wapen breken is. 'n teken dat men z'n staat niet meer erkent, z'n heerschappij voor gedaan houdt. De Medicis waren wel burgers, maar ze hadden niettemin 'n wapen (6 rode ballen op 'n veld van goud; bal = palle, vandaar de naam Palleschi voor hun aanhangers); en 't breken van de wapenen zal wel zien op de intocht der Fransen en de uitdrijving der Medicis, waarbij het paleis werd geplunderd, en heel de praal en de schat van hun voorouders, weggevoerd en verstrooid werd.
-
voetnoot2)
- Deze en de volgende versregels achten we in de tekst genoegzaam toegelicht.
-
voetnoot3)
- Deze Alexander is de door Clemens VII en Karel V aangestelde (eerste) hertog van Florence. Na den dood van Clemens VII (ook 'n Medici, en z'n beschermer) besloot 'n zekere Lorenzo, uit 'n zijtak van dit huis, Alexander weg te ruimen, 't zij hij dit in 't belang heeft geacht voor z'n vaderstad, of dat hij de oneer van z'n nicht wilde wreken. Want Alexander was bovenmatig loszinnig en belaagde alle vrouwen. Lorenzo wist, door z'n zwakheden te vleien, en hem in z'n genietingen de behulpzame hand te bieden, z'n vertrouwen te winnen. In Jan. 1537 blies hij de Hertog in 't oor, dat hij op z'n kamer hem 'n juffer zou leveren, waar de Hertog zo vurig naar haakte. Die had, zo 't heette, Lorenzo voor hem omgekocht. De hertog komt. Lorenzo helpt hem ontkleden en de wapens afleggen: de Hertog had zich maar te bed te begeven; de beminde zou dadelik komen. Lorenzo haalt 'n handlanger, en de Hertog wordt door beiden afgemaakt. Biezonderheden over die worsteling levert Hooft. De minne koelen zoals Vondel zegt, is dus, met het oog op de gegeven toelichting, wel ironies gezegd, bekoorzame met aktieve betekenis; zoals behoedzaam, werkzaam, verdraagzaam.
-
voetnoot4)
- In 1494, bij de komst van de Fransen, is reeds gezegd, moesten de Medicis wijken. Piéro, de oudste zoon en opvolger van Lorenzo (I), vluchtte naar 't Spaanse leger. Z'n broer Johan en Juliaan zwierven in ballingschap rond, en beleefden veel wederwaardigheden. Tot viermaal toe deden ze 'n aanslag op Florence, die mislukten en hun medestanders 'et leven kostten. Johan raakte zelfs in de slag bij Ravenna (1512) door de Fransen gevangen. De Spanjaarden brachten ze weer in Florence terug. Op de omzwervingen van de oudste, Johan, die zelfs door Duitsland, Nederland en Engeland rondtrok, ziet dit door bosch en hagen. Na hun terugkomst in Florence kwam Juliaan aan 't bewind (Johan werd in 1513 Paus als Leo X.) Drie maanden later werd er 'n aanslag tegen hem gesmeed: hierop ziet Men leit den jongen Kosmos lagen. Lagen leggen (ook hinderlaag) ziet wel op 'n rij en wel 'n liggende rij van aanvallers; vlg. belagers.
-
voetnoot1)
- Van de moorden die nu volgen, zijn niet de bedrijvers de schuld, maar de oorzaak is de woede der Razernye. De Medicis zijn onderworpen aan hartstochten, die met die lijdelike mensen hun spel spelen. Men lette weer op de strekking van 't gedicht.
-
voetnoot2)
- Dit nu is de vroegervermelde geschiedenis van de zonen van Kosmos II Johan en Garcia. (De drie andere zonen waren, zo we weten, Francesco, Ferdinand en Piéro; zie blz. 14, noot 1.) Deze twee zonen haatten elkaar bitter, uit naijver, en wegens hun groot verschil van karakter. De jongere en vuriger Garcia doodde in de eenzaamheid de oudere en zachtaardiger Johan. De moord werd geheim gehouden, doch de vader ontbood de zoon, en vroeg hem de broeder terug. Bij 't hem getoonde lijk bekende de dader de moord. De vader. die liever bij het nageslacht voor 'n ongelukkige en strenge, dan 'n onrechtvaardige rechter wilde gehouden worden, legde de levende bij de dode, en drukte hem dezelfde dolk in 't hart, waarmee de moord was voltooid. (Bij het lezen dus de klemtoon op vader.) In Florence heette het, dat beide zonen aan 'n heersende ziekte bezweken waren. (Zie uitvoeriger bij Hooft.) De Hertog stierf van verdriet.
-
voetnoot3)
-
koelt, d.i. niet het moordmes, maar 't gemoed, dat als heet gedacht, eerst die hitte moet voelen afkoelen, d.i. op rust komen, als 't verlangen naar bestraffing bevredigd is. Hier staat dus 'et middel voor de drijfveer.
-
voetnoot4)
-
Geen ongevallen enz. Met de klemtoon op afkomst. Te lezen: Evenmin waren de ongevallen bang voor de àfkomst, d.i. voor die uit het Medicees geslacht vóórtsproten; met dien verstande, dat hier niet aan de telgen van 't regerende huis, maar aan de geparenteerden aan andere hoven gedacht wordt. De Florentijners n.l. hebben hun beurt gehad, nu denkt de dichter aan de Medicis elders. Daar kwamen de rampen ook, zegt hij.
-
voetnoot5)
- In deze verzen wordt de eerste versregel nader uitgewerkt, en - aangevuld. Zelfs zij die met Medicis huwen, worden niet gespaard, uitheemsche rijck voor buitenland, d.i. Frankrijk en Spanje; daar ook zijn treurtonelen, daar ook wordt bloed gestort en rouw bedreven. Om lijck op lijck ziet vooral op Frankrijk.
Over de feiten zelf: Katharina de Medicis (zij is de kleindochter van de verdreven Piéro II en dochter van Lorenzo II) huwt met de hertog van Orleans, later Hendrik II van Frankrijk. Hij wordt in 'n steekspel gedood. Twee van haar zonen sterven vroeg. Haar dochter Margaretha en jongste zoon (Anjou) worden (bij Hooft) geacht te zijn vergeven. De derde zoon (Hendrik III) wordt vermoord. - Maria de Medicis, dochter van de door Bianca vergiftigde Francesco, trouwt met Hendrik van Navarra. Hij wordt vermoord. - Piéro, Francesco's jongste broer (zie blz. 14, noot 1) trouwt Elenore van Toledo. Zij wordt, wegens verboden omgang met 'n jongeling, door Piéro vermoord.
-
voetnoot1)
- Hier volgen de ongevallen die zelfs niet bang waren voor een van de Medicis op de Pauselike stoel. Johan, Lorenzo's tweede zoon, werd de krachtige Leo X (zie blz. 6, noot 1). En bastaardzoon van Lorenzo's broer Juliaan (zie blz. 5) Julius geheten, en later gewettigd, werd de latere Clemens VII. Onder hem had de beruchte ‘sacca di Roma,’ bloedblad van Rome, onder Bourbon en Oranje, plaats. - Luiter: 't Ging er schuin naar toe: ‘Veele Prelaaten werden, in hun geestelijk gewaadt, op verachte beesten, spottelijk omgevoert door heel Roome: zonderling van de Duitsche knechten, gedrenkt met Luiters leer.’ (Hooft. blz. 49.) De sluierkroon plat getrapt: ‘Een deerlijk ding dat de vermaarde kuisheit der Roomsche vrouwen door kraft in zulk een vuiligheid ende ellende quam te vallen.’ (ibid.) De sluier is 't teken van kuisheid. Die kuisheid werd gesmaad, met voeten getrapt. De vrouwen, nonnen, wereldse en geestelike maagden, werden bij zwermen opgejaagd en op de straten onteerd. Clemens, met vele Kardinalen, ontvluchtte op de Engelenburg, werd belegerd, en moest zich gevangen geven.
-
voetnoot2)
-
Vaert voort, enz. Sarkastiese wens. ‘Overtref nu de barbaren’ zegt Vondel. T.w. Rome werd in 410 door de Gothen onder Alarik, hoofdzakelik wegens de dubbelhartigheid van keizer Honorius, de prooi van 'n zesdaagse verwoesting, waarbij onmetelike kunstschatten verloren gingen en 'n ontzachelike buit werd weggevoerd. De Wandalen deden het in 455 nog eens 14 dagen over. Hiermee was de ‘oude Stadt’ zo goed als verdelgd. Tans, in 1527, onderging de ‘nieuwe Stadt,’ het Christelik Rome der M.E., hetzelfde lot. De moedwil verdoven: d.i. (hier wordt aan 'n gerucht, 'n oproerig en vernielend gedruis gedacht) het geluid van de oude katastrofe door 'n nieuwe hel doen verstommen.
-
voetnoot1)
-
te voet vallen (want op deze wijze vereert men de Paus) wil zeggen: huldigen. De Herder is Clemens (zie vs. 2). een drang van enz. is: alle volken, zich verdringende - dus de een wil voor de ander niet onderdoen en mee de eerste zijn, - willen die grote Clemens hun hulde brengen -. En, zegt Vondel, ondanks die algemene verering, moet, omdat hij de Medicis door de Pauselike waardigheid tot aan de wolken verheven heeft, toch weer de Tiber (lees: de Tiberstad) dit bezuren. Aldus: hoe de volken hem ook vereren, het Noodlot wil hem niet met rust laten: de Medicis klimmen, ze klimmen hóóg; goed, het Noodlot zal ze wel weer te pakken krijgen: de de Tiberstad moet 'et ontgelden. Het Noodlot laat ze niet los. Men ziet, het gedicht is wel konsekwent. Sleutelampt: de Pausen zijn Petrus' opvolgers; en dus de dragers van 't sleutel-ambt; Petrus heeft als simbolies attribuut de sleutel, waarmee hij als Christus' stedehouder de gelovigen de hemel ontsluit; ook 't pauselik wapen draagt twee sleutels.
bezuren van zuur, in de zin van zuur worden, zich zuur voelen, onsmakelike of onaangename gevolgen ondervinden.
-
voetnoot2)
- Rhetoriese vraag: deze (d.i. de 17de) eeuw kan het niet geloven, en toch is 't zo. Let op de mogelikheidswijs bij dwael', zwerf, hael', door invloed van de onzekere vraag: ‘Kan men geloven, dat de Moeder..... zou moeten dwalen en zwerven.....?’ - verschooven = op zij gezet, afgedankt, n.l. door Richelieu. Hier n.l. is sprake van Maria de Medicis. Moeder der Monarchen: haar zoon Lod. XIII is Koning; haar ene schoonzoon is Karel I van Engeland, gehuwd met Henriette Maria; 'n andere schoonzoon was Filips III van Spanje. Daarom zegt Vondel ook in een van z'n lofverzen, met name Op het huwelijck van François van Medicis en Joanna van Oostenrijk, tot Maria's eer:
Die door de gunst van God, die elck niet magh genieten,
Geen blijde Moeder word, zoo menighmael zy baert,
't En zy van Koningen. Dat 's baeren; dat 's beklijven:
Dat 's 't aerdrijck geregeert, door haer geslacht en aerd.
Dat heet door hijlicken de koningkrijcken stijven.
Dit was in 1638. Toen reeds was zij verdreven, en kwam ze hier 'n bemiddelings-reis doen. Zo nu, zo toen. Overal feestelikheden. Overal klinkende toespraken, lofdichten, saluutschoten, erewachten, défilé's, feestmalen, maar..... geen Zwitsers. En..... geen bemiddeling. Zo hoopvol Vondel toen ter tijd was, zo teleurgesteld is hij in 1649. - Te water en te lande: Ze kwam eerst hier, vertrok toen naar Engeland, maar Richelieu verijdelde al haar pogen. Toen trok ze Duitsland in, bleef hangen te Keulen, ziekelik en afgetobd, en stierf er verlaten, - de Moeder der Monarchen. Sie transit..... Armoede ziet op haar uitputting van middelen; ouderdom, op haar uitputting van krachten; schande op de onere van haar ballingschap; naulix ademhalen op het gemis van 'n woonplaats om te leven. Zie volgende strofe.
-
voetnoot1)
- De meedogende Amsterdammer is Vondel zelf, begaan met de moeder, die in de Monarchen haar kinderen niet meer terugvindt. Vondel ziet alleen de moeder, maar hij sluit z'n oog voor de Regentes. - De volgende verzen zijn genoegzaam toegelicht. vast = ondertussen. De ‘beleefde ontvangst’ door Vondel kan men vinden in 'n aantal dichten bij Unger (1637-1639). Colonia (Agrippina) = Keulen.
-
voetnoot2)
- Deze strofe is 'n samenvattend slot. Buig niet voor 't ongeluk, zegt Vondel, hou stand, voor u is 'n toekomst! Alweer de strijd tussen de Medicis, als de mannen der deugd tegen de hartstochten, als de Nijd, gepersonifiëerd gedacht. - Geslachtboom, 'n gebruikelik beeld voor 'n stamhuis, ook in de zichtbare voorstelling. De jonge telgen zetten dit beeld voort. In Vondels tijd regeerde Ferdinand II (1620-1670) een vriend van de Staten, merkbaar in de eerste Engelse oorlog. De Nijt belght zich. Waarom? Omdat de Medicis de kroon spannen onder de (vorsten)-stammen. De wereld zag namelik geen burgers opklimmen tot vorsten in handel en wandel, en, - sedert Kosmos II, tot vorsten in tietel. Braveer = trotseer, n.l. de boogste machten die 't Noodlot ontketent. Want wat zal blijken? Ghij wort gehandhaeft tot een wonder. Vondel meent, dat diegenen, die in de hoogste rampen zo sterk blijken te staan, 'n andere en hoger opdracht te vervullen hebben. Dat zal later wel voor den dag komen. Vandaar de wens in de slotregel. Gedurig = duurzaam, bestendig, zonder ophouden.
|