Kalvinisme en Humanisme.
De Kalvinistiese theologie is niet enkel-Soteriologies, ze omvat geheel de kosmos; het Christendom heeft in het Kalvinisme een kosmologiese betekenis. ‘Het program van de Heilige Schrift doelt niet op een slotbedrijf met een enkel geestelijk bestaan van gezaligde zielen, maar op een herstel van den ganschen kosmos, als eens onder een vernieuwden hemel op de vernieuwde aarde God alles in allen zal zijn. Die breede, alomvattende, kosmologische beteekenis van het Evangelie, heeft eerst Calvijn weer gegrepen, en gegrepen niet door redeneering, maar door den diepen indruk waaronder hij persoonlijk leefde van de majesteit Gods. - Zekerlijk, onze zaligheid werpt een wezenlijk gewicht in de schaal, maar veel grooter gewicht toch wordt in die schaal geworpen door de glorie onzes Gods, en die God had zijn heerlijkheid het eerst geopenbaard in zijn wondere Schepping. Die Schepping is zijn kunstwerk, en als nu de zonde dit kunstwerk Gods verstoort, dan komt er wel nóg heerlijker openbaring in de herschepping, maar herschepping is en blijft dan toch altoos de redding van wat eerst geschapen werd, de theodicee van het oorspronkelijke kunstwerk onzes Gods. Christus' Middelaarschap is en blijft de stoffe voor het hooge loflied van menschentong en engelenstem, maar zelfs dat Middelaarschap bedoelt niet zijn eere, maar de eere des Vaders; en hoe hoog ook zijn koningschap schittere, eens zal ook dit koninkrijk door hem aan God en den Vader worden overgegeven. Nu nog “treedt hij voor ons in bij den Vader,” maar de ure komt, dat hij niet meer voor ons bidden zal, omdat we volkomenlijk bekennen zullen hoe de Vader zelf ons liefheeft. Dit doorzag Calvijn, en hiermede werd uiteraard op eenmaal aan de verandering der wereld, aan de verwaarloozing van het tijdelijke, aan de onderschatting van het kosmische paal en perk gesteld. Het kosmische leven had zijn waarde herwonnen, niet ten koste van het eeuwige, maar als schepping, als kunstwerk,
als openbaring van de deugden Gods. In twee concrete feiten is u dat terstond voelbaar te maken. Bij de schrikkelijke pest, die eens Milaan verwoestte, blonk in Borromeo de heldenmoed der liefde, waarmede deze Roomsche prelaat zich te midden der stervenden begaf, maar bij de pest die in de 16de eeuw Genève teisterde deed Calvijn meer en beter, want ook hij droeg zorg dat het den verdrukten niet aan vertroosting ontbrak, maar tegelijk nam hij hygiënische maatregelen, die nu nog modellen zijn en het voortwoekeren der pest stuitten. En het tweede waarop ik u wijs is het merkwaardige feit, dat te Amsterdam de Calvinistische predikant Peter Plancius welsprekend sprak, als herder onovertroffen arbeidde, en bij den kerkelijken strijd voor niemand in beslistheid onderdeed,