| |
Urindogermaans, c.a.
Wij weten thans, dat verreweg het meerendeel der idg. wortels tweesilbig is geweest en het aantal der eensilbige bases is reeds tot enkele weinige ingeslonken. Het is zelfs niet onwaarschijnlijk, dat onder die weinige bases, welke wij voor het oogenblik eensilbig noemen, feitelik nog tweesilbige verscholen zijn. Hoe kort ligt het tijdperk nog achter ons, waarin Schleicher de eensilbigheid der idg. wortels als een onoverkomelijk bezwaar tegen de zoo vaak onderstelde en zoo vaak ontkende verwantschap van onzen taalstam met het Semitisch wilde doen gelden! Thans weten wij, dat het oudst-bereikbare Indogermaansch uit woorden bestond, die reeds eene millenniën-lange veranderingsgeschiedenis als woorden hadden doorloopen, dat onze stamtaal niet aan het begin eener ontwikkeling staat, maar slechts een schakel is in een eindeloozen keten. Als wij in onze dagen van wortels spreken, dan bedoelen wij niet anders dan woordstammen, die met casussuffixen voorzien als nomina of pronomina optreden, maar met aanhechting der persoons-uitgangen als verba fungeeren, tenzij wij het om praktische redenen soms noodig achten zekere psychologische abstracties met den naam van wortel aan te duiden. Zal niet eerlang de tijd komen, dat de Indogermanistiek hare grenzen verruimt en licht gaat ontsteken in de voorgeschiedenis der Chamitische en Semitische talen?
Prof. dr. C.C. Uhlenbeck:
Hirt, Der indogermanische Ablaut,
Museum, No. 3, Mei 1900.
| |
| |
| |
Nieuwe boeken:
P.J. Andriessen, Historische verhalen. Leiden, A.W. Sijthoff. Gr. 8o. Per dl. f 0.90; geb. f 1.20.
III. De weezen van Vlissingen of hoe onze republiek onafhankelijk werd. Een verhaal uit het derde tijdperk van den tachtig-jarigen oorlog. 6e druk. (VIII, 184 blz., m. afb. en 4 pltn.) |
De Nieuwe Bibliotheek voor de jeugd, onder red. van J. Stamperius. Heusden, L.J. Veerman. 8o. Per dltje. bij inteek. gecart. f 0.60; geb. f 0.95. Afz. dln. f 0.75; geb. f 1.10.
XIVe serie. No. 2. C. Joh. Kieviet, Uit den riddertijd. Een historisch verhaal uit de jaren 1195-1197. Met illustratiën van A. Rünckel. (100 blz., m. 4 pltn.). |
P. Louwerse. Bloemlezing uit de 1001 nacht. Amsterdam, L.J. Veen. Gr. 8o. 3 dln. (236 blz., m. 5 pltn.). Per dl. f 0.60; geb. 0.90.
I. Lotgevallen en reizen van Sindbad den zeeman. - Geschiedenis van de eerste tot de zevende en laatste reis.
II. De drie appelen. - De pasteibakker van Damaskus. - Geschiedenis van den kleinen gebochelde.
III. De koopman en de geest. - De koning der ‘Zwarte eilanden’ Warendorf's Novellen-bibliotheek. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf. Kl. 8o. Per nr. f 0.10. Per dl. (6 nrs.) f 0.60; geb. f 0.90. No. 126. Christine Fris, Zijn vader. (48 blz.). |
Voor den Coupé. Utrecht, A.W. Bruna & Zoon. 8o. Per nr. f 0.10. Per dl. (6 nrs.) f 0.60; geb. 0.90.
No. 81. P. Tesselhoff Jr., Tusschen eer en liefde. (48 blz.). |
Jux. Voordrachten voor bruiloften en andere partijen. 's Gravenhage, Van der Meulen & Co. 8o. |
Thérèse Hoven Beter zoo. [2e druk]. Amsterdam, L.J. Veen. 8o. (III, 170 blz.). f 1.40; geb. f 1.90. |
Melatie van Java [Marie Sloot], Romantische werken. Schiedam, H.A.M. Roelants. Kl. 8o. Bij inteek. per dl. f 0.50. Afz. dln. f 0.75.
I. De jonkvrouwe van Groenerode. 4e druk, (III, 300 blz.). |
Suze la Chapelle - Roobol, Schuld. Haarlem, De Erven Loosjes. 8o. (III, 206 blz.). f 2.50. |
A. Howarth, Jan, een Afrikaander. Uit het engelsch door Cora. Delft, A.W. Segboer. 8o. (379 blz.). f 2.25. |
Quida, De wateren der Edera. Uit het engelsch door Jeanne Salomonson-Asser. Delft, A.W. Segboer. 8o. (376 blz.). f 2.75. |
Metta, De oorlog van 1899. Een familie-geschiedenis uit Pretoria. Amsterdam, Allert de Lange. 8o. (135 blz.). f 1.25. |
Willem de Ruyter, Onder Boerenvlag. Historische roman uit Transvaal. Amsterdam, Allert de Lange. 8o. (125 blz.). f 1.25. |
| |
| |
G. Brandes, Die Litteratur des 19. Jahrhunderts in ihren Hauptströmungen dargestellt. I. Bd.: Die Emigrantenlitteratur. 2. Aufl. Leipzig, Veit & Comp. Gr. 8o. M. 5. -; geb. M. 6. -. |
R. le Gallienne, Rudyard Kipling; a criticism; with bibliography by John Lane. London, J. Lane. Cr. 8o. 3 sh. 6 d. net. |
Rudyard Kipling, Stalky & Co. Amsterdam, N.J. Boon. Gr. 8o. (205 blz., m. afb. en 1 portr.). f 1.90; geb. f 2.25. |
P.C. Hooft, Gedichten. Volledige uitgave door dr. F.A. Stoett. 2e, geheel herziene, opnieuw bewerkte en vermeerderde druk van de uitgave van P. Leendertz Wz. Dl. II. Amsterdam, P.N. van Kampen & Zoon. Gr. 8o. (VII, 494 blz.). f 5. -; geb. f 7.50. |
Bibliotheek van middelnederlandsche letterkunde, onder redactie van dr. J. Verdam, en dr. J. ten Winkel. Groningen, J.A. Wolters. Gr. 8o. Per afl. f 1.50.
Afl. 64/65. Dr. C. Tinbergen, Des Coninx Summe. (Blz. 1-208). |
Dr. F.C. Wieder, De schriftuurlijke liedekens. De liederen der Nederlandsche hervormden tot op het jaar 1566. Inhoudsbeschrijving en bibliographie. 's-Gravenhage, Martinus Nijhoff. Gr. 8o. (VIII, 203 blz.). Akad. Proefschr. |
W. Greif, Neue Untersuchungen zur Dictys- u. Daresfrage. I: Dictys Cretensis bei den Byzantinern. Progr. Berlin. R. Gaertner. 4o. M. 1. - |
Waling Dijkstra, De fryske husfrjeon. Rym en onrym ut earder en letter tiid. 1900. Afl. 4. Ljouwert [Leeuwarden], R. van der Velde. 8o. (Blz. 145-192.). Per dl. (6 afl.) f 1.50. |
R.K. Kuipers, Geïllustreerd Woordenboek der Nederlandsche, taal bevattende alle gebruikelijke zoowel Nederlandsche als bastaardwoorden, opgehelderd door aanhalingen uit Nederlandsche schrijvers en door vermelding van spreekwoorden, zegswijzen en synoniemen. [Met afbeeldingen tusschen den tekst.] Amsterdam, Uitgevers-Maatschappij ‘Elsevier’. Gr. 4o. (Afl. 24: Potaschzieder - Rijswaard.) (Afl. 25: Rijswaarderhout - Schoolzorg.) |
Prof. Dr. C.C. Uhlenbeck, Kurzgefasstes etymologisches Wörterbuch der gotischen Sprache. 2. verbesserte Auflage. Amsterdam, Johannes Müller. Gr. 8o. (VIII, 179 blz.). f 2.75. |
F.G. Mohl, Les origines romanes. Études sur le lexique du latin vulgaire. Prag. Fr. Rionác. Gr. 8o. M. 2. -.
Aus: Stitzungsber, d.k. böhm. Gesellschaft d. Wiss. |
Étienne Bricon, Psychologie d'art. Les maîtres de la fin du XIXe siècle. Paris, Société française d'éditions d'art. In-18. 3 fr. 50. |
O.J. van der Haer, La superstitions des campagnards. Recherches sur les idées superstitieuses des campagnards quant aux plantes, animaux et hommes. Arnhem, S. Hijman Jz. 8o. (195 blz.). f 1.50. |
F. Zelle, Die Singweisen der ältesten evangelischen Lieder II: Die Melodien aus dem Jahre 1525. Progr. Berlin, R. Gaertner. 4o. M. 1. -. |
| |
| |
P. Runge, Die Lieder u. Melodien der Geiszler des Jahres 1349 nach der Aufzeichnung Hugo's v. Reutlingen. Nebst.... Beiträge zur Geschichte d. deutschen u. niederländischen Geiszler v. H. Pfannenschmid. Leipzig, Breitkopf & Hartel. Lex. 8o. M. 10. -. |
Louis Favre, La musique des couleurs et les musiques de l'avenir. Paris, Schleicher frères. In-12. 1 fr. 50. |
| |
Inhoud van Tijdschriften:
De Nieuwe Gids, jrg. 5, Aug. 1900: J. Reddingius, Verzen. - Stijn Streuvels, Zomerland. - Jeanne Reyneke van Stuwe, Herfst-woud. - Willem Kloos, In Memoriam. - Id., Liefde. - Id., Literaire Kroniek: Hélène Lapidoth-Swarth, Najaarsstemmen. - Joh. W. Broedelet, Drammatisch overzicht. Twee artisten-drama's: Hendrik Ibsen: ‘Wen wir Toten erwachen’; Gabriele d'Annunzio: ‘Gioconda.’ |
Van Nu en Straks, No. 4, Juli 1900, o.a.: Karel van de Woestijne, Uit ‘het Vader-huis’. - Alfred Hegenscheidt, ‘Lenteleven’ van Stijn Streuvels. |
De Gids, No. 8, Aug. 1900, o.a.: Jeanne C. van Leijden, Te laat. - Hélène Lapidoth-Swarth, Sonnetten. |
Elsevier's Geïll. Maandschr., afl. 8, Aug. 1900, o.a.: Herman Robbers, De bruidstijd van Annie de Boogh (vervolg). |
De Tijdspiegel, No. 8, Aug. 1900, o.a.: S. Kalff, W. van Haren en zijn koloniale boetzang. |
Boon's Geïll. Magazijn, No. 14, Aug. 1900, o.a.: Verhalen van de vereen. voor ernstige zieken: III. De Diana Saffier. - Voordrachten enz.: J.A. Holtrop, Goeden nacht. |
Tijdschrift (Mij. Ned. Letterk.), XIX, 2: J.J. Salverda de Grave, Eenige wooordafleidingen: 1. Abreye, Abreiscap, 2. Baanrots, 3. Corre, 4. Springaal, 5. Karabijn. A. Kluyver, Naschrift. - P.H. van Moerkerken, Guarand, grand. - H. Kern, Over eenige verwanten van ons woord vak. Id., Katteeker. Id., Een Hoogduitsch en een Nederlandsch klankverschijnsel. Id., Slecht. - G.A. Nauta, Pottaart (Bredero, Moortje, 950). Id., Eenendartich (Bredero, Moortje, 3151). - J. Daniels, Een nieuwe tekst van de Griseldis-legende. - J.W. Muller, Borgen (Bredero, Moortje, 2937). - F.A. Stoett, Beitel. - J. Verdam, Naschrift op ‘Nieuwe Merlijn-fragmenten’. Id., Naar aanl. van Rose 8832. Id., Mi liever. Id., Een paar plaatsen uit den Reinaert: I. Past (2680), II. Scoien (2867), III. Reinaert I, 2804. Id., Int noort (noorden) staan. - P. Leendertz Jr., Maerlant's Strophische Gedichten. |
De Navorscher, 50e jrg., afl. 6, o.a.; A.M. Molenaar, Nalezingen op Oudemans' Middenned. Wdbk. (Vervolg.) |
Noord en Zuid, No. 4, 1900, o.a.: Prof. Dr. Jan te Winkel, Geschiedenis der Nederlandsche taal. (Vervolg.) Naschrift tot toelichting, van de uitgevers [waarin de uitgevers zich verantwoorden waarom zij de opname van te Winkels Geschiedenis staken]. |
|
|