vraag, wanneer zij met het drukken zou kunnen beginnen. Tot antwoord ontving ik de mededeeling, dat Teubner de zaak niet meer aandurfde en liever zag dat ik mij tot eenen anderen uitgever wendde. Ieder philoloog begrijpt echter dat dit niets geven zou; als Teubner een philologisch werk niet kan uitgeven, kan een ander het nog minder. En dat Teubner het niet kon, blijkt wel uit het aanbod der firma om mij schadevergoeding te geven, wat ik natuurlijk niet aannam. Ik heb het werk verder laten rusten.’
Dit schreef naar aanleiding van een recensie Prof. Woltjer in 't Museum van Juni 1900.
Is dit niet nog al éénzijdig? Omdat de klassieke studieën gaandeweg minder belangstelling vinden, zou ‘het leven van geloven, weten en vertrouwen’ ondermijnd worden?!
Laten we er op wijzen dat de belangstelling in de studie van àl wat germaans is, sterk toeneemt. Zowel wat aangaat de óudgermaanse talen als de tegenwoordige, zowel Mythologie als Folklore; zowel wat betreft de meer of minder kostbare uitgaven van Sievers, Steinmeyer, Symons, Boer, Kluge, Gallée (Altsächs, Denkm.), Sauer, Erich Schmidt, Muncker, Cook, Sweet, Murray, als wat betreft de tijdschriften van Streitberg, Brugmann, Paul, Braune, Gering, Wülcker, Schroeder, Steinmeyer, Roethe, Kauffmann, enz., enz., enz. Zelfs hier in ons kleine land kan het Ts. van de Mij van Letterkunde bestaan. En kan een goedkope uitgaaf als de Zwolse Herdrukken geregeld worden voortgezet.
Is dus Woltjer, de professor in de klassieke talen aan de Vrije Universiteit, niet al te éénzijdig in z'n opvatting?
Zeker, de klassieke studieën vinden minder belangstelling dan vroeger. Maar zou de oorzaak ook een andere wezen? Zou het geloof aan de alleen-zaligmakende kracht van die klassieke studie ook aan 't verdwijnen zijn? - -
Wanneer ook school 't ‘geloof’ alleen bij de classici?
Dichters, schilders, wetenschapsmannen zijn er genoeg nog om het beweren van prof. Woltjer te logenstraffen. Neen, 't geloof aan 't iedeale vermindert niet! -
B.H.