Schrijftaalstijl.
De Hollandsche taal is onder de behandeling der oudere prozaïsten tot balletjes verfrommelt, waarmeê de oudjes elkander spelemeyend naar her hoofd werpen. De magazijnen zijn opgepropt met eene verouderde en konvenzioneele beeldspraak; de volzinnen kleven door hunne lijmerige verveling aan het papier; de zinswendingen zijn naar een ouderwetsch patroon van banalen snit geknipt; de romanschrijvers sukkelen aan de gevolgen eener naäpingsziekte, en hun proza jankt in onze kunst als een magere straathond. Zij hebben langzamerhand het oog voor kleuren en lijnen verloren; zij bestrijken de beschrijvingen hunner landschappen en stadsgezichten met een slap gekleurd kalkwatertje, waaronder alle fijne schakeeringen en toonsverschillen verloren gaan; zij hebben de reeschaaf over hun werk gehaald, om met bibberenden angst alle uitstekende punten er af te schaven, en men kan de hand over hun proza laten gaan: het is zoo glad als een jeugdig kinderbilletje. Hun proza ligt lam neder onder bergen romans en stapels novellen; het kan niet meer vechten, niet meer lachen, niet meer vloeken, niet meer liefkozen; het is hulpbehoevend, als een diakoniemannetje, en leeft nog een beetje voort van de pap der konvenzie, welke eenige oudjes het nu en dan met een eyerlepeltje tegelijk in den mond stoppen. En somtijds krijgt het een trap van den hak van een der jongeren; en dan brult het even van pijn, en slaat de nagels in den grond, zoodat het bloed en kwijl hem uit den mond loopen.
Moet een der oudjes een landschap beschrijven, waarin zich bijv. duinen bevinden, dan zegt hij: daar staan duinen (en de konvenzioneele kleur: blond of geel) dus: blonde of geele duinen; een boom, dan zegt hij: een boom - (met de konvenzioneele kleur: groen) - dus: een groene boom; en als hij een beekje ziet, dan roept hij uit: het heldere beekje, dat zich kronkelt als een zilveran slang. En zoo flanst hij het landschap samen uit de stereotype blonde duinen, groene boomen, en besproeit door een vroolijk beekje, dat zich als een zilveren slang door de weilanden slingert.
Dit is de alledaagsche landschapsoep, die men u tot walgens toe voorzet. Deze allemanskunst vindt men tegenwoordig op alle bladzijden proza terug; men herhaalt elkander tot in het oneindige. Onze proza-schrijvers staren en kijken maar zien en voelen niet meer; niemand hunner, die zich over de banale sentimentjes weet heên te werken, zich met gereinigden geest tegenover de natuur plaatst, en dan al hare impressies, geheime harmoniën, kleuren-dramaas, lijnenspel en geluiden chaos zijn geopend wezen laat binnenvloeyen; en niemand hunner, die dan begint te zien, te voelen, te beven, en die vervuld