Het ‘Komische’.
In de laatste jaren is het probleem van het lachen, dat ‘menschelijke in den mensch’, - ‘le propre de l'homme’ - van meer dan ééne zijde op nieuw ter hand genomen. Psychologen van naam zijn met nieuwen ijver aan het werk getogen om het verschijnsel van het komische te ontleden, en beproeven nog steeds hunne scherpzinnigheid aan het vinden van wetten en formules die in de veelheid der komische effecten den gemeenschappelijken factor kunnen aanwijzen.
Zoo, behalve Dr. Lipps in zijn Komik und Humor, Eine psychologisch-aesthetische Untersuchung, en in de Philosophische Monatshefte XXIV en XXV, mijn ambtgenoot prof. Heymans, in het Zeitschrift für Psychologie und Physiologie der Sinnesorgane XI en XX, de Franschen Mélinand, in de Revue des Deux mondes van 1 Februari 1895, en Bergson in de Revue de Paris van 1 en 15 Februari 1900. Aandacht verdient ook het hoofdstuk aan het komische gewijd in de Problêmes d'esthétique et de morale (blz. 81 vlgg.) van onzen landgenoot, den heer Herckenrath.
Van de vele formules uit het boek van Lipps noteer ik hier deze: ‘Ein Groszes schrumpft zu einem Kleinen zusammen’ (bl. 39). ‘Ein Etwas wird zu einem Nichts. Dies ist der Grund aller Komik’ (bl. 45). ‘Im dem Kontrast zwischen dem Erwarteten und dem relativen Nichts das dafür eintrat, lag jederzeit der ganze Grund der Komik’ (bl 51). Kort en duidelijk is ook de formule van Kant: ‘Die Komik entsteht aus der plötzlichen Auflössung einer Erwartung in Nichts’ (ibid. bl. 40).
Deze theorie van Lipps, waarbij prof. Heymans zich, in hoofdzaak,