Taal en Letteren. Jaargang 4
(1894)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOnder den hamer brengen.Het is bekend, dat deze uitdrukking beteekent: in 't openbaar verkoopen of verpachten. Bij een verkoop of verpachting in 't openbaar, hetzij die bij opbod of bij afslag wordt gehoudenGa naar voetnoot1), geeft een slag met den hamer op de tafel het teeken, dat een bod beslissend is geweest en er toewijzing plaats heeft. Dat die slag ‘de toeslag’ heet, is ook bekend. Vanwaar die hamer? Het gebruik van den hamer moet men in verband brengen met een der oude reden, gebruiken of gewoonten, die, natuurlijk niet onveranderd, nog vaak in den tegenwoordigen tijd voortleven. De gewoonte, waarop ik hier doel is al een zeer oude, voor zij in zwang was, toen onze Germaansche voorouders nog hunne offers brachten aan de heidensche godheden. Ik bedoel nam. de wijding van voorwerpen aan eene godheid, die behalve door middel van andere werktuigen en op andere manieren ook plaats vond door een hamer. Hij dient bij die plechtige handeling dus als 't ware om haar kracht bij te zetten, om haar te bevestigen. En waartoe anders dient de hamer in de hand van een voorzitter eener vergadering? Dient ook deze niet om de woorden, de handelingen der vergadering, respectief van haar voorzitter, te bekrachtigen, kracht te geven? Zouden wij hierin niet een oud overblijfsel van de gebruiken bij de wijding kunnen zien? En aarzelt men niet hierop een bevestigend antwoord te geven, dan is de stap van den voorzittershamer tot dien van den afslager zeer gemakkelijk: beslist namelijk de afslager, qua voorzitter bij den verkoop, niet door den slag met zijn hamer? Een en ander ter toelichting. Voor hem, die iets naders over het wijden en de gebruiken daarbij in zwang wil weten verwijzen wij naar de in mijne artikeltjes reeds vaker aangehaalde werken van Grimm Rechtsalterthümer (1828) bl. 163 en 431 en van Noordewier Nederduitsche Regtsoudheden 42 en 180. Hier volgen een paar voorbeelden uit de letterkunde der oude Noren, die waar 't mythologie en oudheden geldt, onze groote bron is. Een der Godenliederen der oudere of Saemund-EddaGa naar voetnoot2) heet Thrymskvitha d.i. lied van Thrymr, een winterreus. In strophe 30 van dat gedicht lezen wij: | |
[pagina 306]
| |
Toen zeide Thrymr, de heer der reuzen:
‘Brengt den hamer om de bruid te wijden,
Legt MjlonirGa naar voetnoot1) op de knieën der maagd,
Brengt ons door wijding samen, door de hand van Var.Ga naar voetnoot2)
In GylfaginningGa naar voetnoot3) (d.i. misleiding van Gylfi, den koning van Zweden, die de woning der goden opzocht, in de verkeerde meening niet door hen herkend te zullen worden en die daar van de goden (Asen) zelve hunne lotgevallen hoorde) hoofdstuk 44, is sprake van 't wijden door middel van den hamer van eenige bokkevellen, in hoofdstuk 49 van een brandstapel. Zou zouden meer voorbeelden van 't wijden van zaken door den hamer uit de literatuur zijn aan te halen. In de Middeleeuwen heeft men blijkens 't Mul. Wdb. (III, 68), waar ‘metten hamere vercopen’ vermeld wordt den verkoop bij opbod of afslag en den afslaghamer al gekend. Ook 't Duitsch heeft: unter den Hammer kommen en 't Engelsch to go to the hammer. (Zie Borchardt, Sprichwörtliche Redensarten.) Wij willen niet eindigen dan na eerst nog gewezen te hebben op een oud gebruik van den hamer, dat eenigszins met het hier behandelde in verband kan gebracht worden. In de Rechtsalterthümer (bl. 162), zoowel als in de Regtsoudheden (bl. 17, 42) lezen wij, dat de hamer werd rond gezonden om de gemeente op te roepen, hebben wij hier den hamer ook niet als zinnebeeld van een verbond, van een overeenkomst?Ga naar voetnoot4) |
|