Taal en Letteren. Jaargang 4
(1894)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 245]
| |
Kleine meedelingen over boekwerken.Was ist Syntax? Ein kritischer Versuch von John Ries. - Marburg, Elwert. 1894. - M. 3.Er zijn van die begripswoorden, waarvan het uiterst moeielijk of ook wel onmogelijk is de beteekenis nauwkeurig te omschrijven en die toch algemeen gebruikelijk zijn. In het gewone leven geven zulke woorden (als b.v. bank, stoel, huis; leven, schrijven, groeien; goed, edel, zuinig; enz.) niet licht aanleiding tot verwarring. In de wetenschap echter kan het gebruik van zulke moeielijk of niet te omschrijven begripswoorden tot zeer bedenkelijke verwarringen aanleiding geven. Dat weet ieder, die wetenschap beoefent. De wetenschap der taalkunde heeft ongetwijfeld van dit soort van begripswoorden ruim haar deel. Geen wonder zeker, dat in deze wetenschap het zoeken naar een juiste omschrijving van zulke begripswoorden een integreerend deel van haar zelf is en dat de geschiedenis der taalwetenschap voor een niet onbelangrijk deel de geschiedenis van het definieeren van begripswoorden is, die daarin sedert lang of kort algemeen in gebruik zijn. Een van die begripswoorden, een van die technische termen of benamingen, zooals ze veelal worden genoemd, is in de taalkunde syntaxis. Reeds meer dan 17 eeuwen is het geleden, dat ‘de vader der syntaxis’ leefde; reeds toen schreef een Alexandrijnsch geleerde te Rome, Apollonios Dyskolos, voor het eerst περί συντάξεως ‘over syntaxis’. Toch kon nog dit jaar een werk verschijnen met den titel ‘Was ist Syntax?’ En de schrijver van dit werk deelt zijn lezers niet eenvoudig weg mee, dat syntaxis dit of dat is; neen, integendeel, nadat hij reeds op de eerste blz. verkondigd heeft ‘Eine allgemein anerkannte Definition des so allgemein gebrauchten Wortes giebt es in der That nicht’, tracht hij in hetgeen volgt het begrip ‘syntaxis’ op te sporen. En als hij dan aan het eind van zijn arbeid staat, moet hij nog bekennen, dat hij geen ‘abschlicssende Lösung’ kan aanbieden. De lezer merkt al - zoo hij 't nict reeds wist -, het zoo oude en zoo algemeen gebruikte woordje ‘syntaxis’ moet wel een veranderlijk begrip aanduiden, zooals trouwens zooveel andere technische benamingen in de taalwetenschap, b.v. ‘Umlaut’, ‘Ablaut’, ‘Brechung’, om ook eens een paar jongere vakuitdrukkingen te noemen. En ook dit merkt hij zeker, dat het onderzoek naar het begrip ‘syntaxis’ een onderzoek naar een belangrijk deel der taalwetenschap is. Ook zal het hem duidelijk zijn, dat de poging om dit begrip van zijn veranderlijkheid te ontdoen, noodzakelijk kritiek veronderstelt van die werken, die deze veranderlijkheid representeeren. De studie van Ries heeft dan ook ‘zwei Teile: einen specielleren, rein kritischen, der die üblichen syntaktischen Systeme einer Prüfung unterzieht’ en daarna ‘einen allgemeineren, der, ausgehend von der Kritik des Verhältnisses der Syntax zu den übrigen Teilen der Grammatik, zu positiven Ergebnissen zu gelangen sucht’. Een aankondiging van een werk is geen grondige bespreking: ze beveelt het werk aan of waarschuwt er tegen. In het eerste geval is ze een opwekking om het werk ter hand te nemen. Niets anders wenscht deze aankondiging te zijn. We laten daarom een beknopt overzicht van den inhoud van Ries' studie volgen: In een korte inleiding (zonder opschrift) wijst Ries er op, dat de gebreken in de syntaktische systemen samenhangen met gebreken in het systeem der heele grammatica en dat de laatste zijn te verklaren uit den korten tijd, sedert grammatica wetenschappelijk wordt behandeld, alsmede uit de tegenwerkende invloeden van de overlevering en van de praktische | |
[pagina 246]
| |
diensten, die de grammatica zoo lang (tot in deze eeuw) uitsluitend had te bewijzen. Op deze oorzaken komt hij dan in zijn studie herhaaldelijk en niet zelden uitvoeriger terug. Aan den laatstgenoemden tegenwerkenden invloed draagt ‘der Humanismus’, het klassicisme, de renaissance de hoofdschuld. Latijn moest bestudeerd om het zelf te leeren gebruiken, en zoo werd ‘die lateinische Grammatik, speziell die Syntax, in den Händen der Humanisten und ihrer Nachfolger naturgemäss im wesentlichen zn einer Sammlung von Regeln für die Komposition, von Vorschriften zur Vermeidung von Barbarismen und Solöcismen, zur Aneignung eines guten lateinischen Stils’. Naar het Latijn voegde zich alles in de taalkunde en zoo werden dan ook methode en zelfs indeeling bij de samenstelling van een andere grammatica, b.v. die der moedertaal, eenvoudig uit de Latijnsche grammatica overgenomen. Dit gaat wetenschappelijk niet aan. Zuivere wetenschap is het er slechts om te doen een bepaald object te begrijpen, zonder meer; in de taalwetenschap is dus de taal het voorwerp van een onderzoek zonder eenige bijbedoeling. Daaruit volgt een andere methode dan voor het Latijn werd gevolgd, en tevens dit, dat een grammaticaal systeem in éen taal niet ook tevens voor een andere taal behoeft te gelden. Nu volgt Ries' kritiek op ‘Die drei Hauptarten syntaktischer Werke’, dus ook op de syntaktische werken zelf, die in de laatste jaren van representatieve beteekenis zijn. Hij veroordeelt daarin eerst, als verreweg het meest voorkomende, ‘die Mischsyntax’, dan ‘das System Miklosich’, eindelijk ‘Syntax als Satzlehre’. In de ‘Mischsyntax’ wordt de leer van den zin en die van het woord behandeld, de eerste gewoonlijk meer met de beteekenis (liefst uitgaande van cen logische = philosophische definitie van ‘zin’, als b.v. ‘Satz ist der sprachliche Ausdruck cines Urteils’), de laatste meestal hoofdzakelijk met den vorm tot grondslag, dus beide zonder leidend beginsel, zoodat van systeem daarbij geen sprake kan zijn. Voor het leeren van een taal mag de ‘Mischsyntax’ bruikbaar zijn - ze heeft dan ook al enkele eeuwen levens achter den rug -, in de taalwetenschap is ze een onding. Ze is aprioristisch: gegeven zekere grammaticale kategoriën (uit het Latijn vooral), daarin wordt nn de grammaticale stof van elke andere taal (eventneel van de moedertaal) als in vakjes ingedeeld. 't Is nu maar de vraag, hoe uit de ‘Mischsyntax’ te geraken. Het lijkt wel, alsof er te veel stof in voorkomt, die niet van een zelfde gezichtspunt uit is samen te vatten. Daarom hebben sommigen gezegd: de leer van den zin hoort er niet in; anderen: de leer van het woord hoort er niet in. De eerste, die met groote konsequentie ‘syntaxis’ opvatte als ‘jener Teil der Grammatik, welcher die Bedentung der Wortklassen und Wortformen’ behandelt, is Miklosich geweest; zie zijn ‘Vergleichende Grammatik der slavischen Sprachen IV2, 1883’. Ries noemt daarom ook deze bchandeling van syntaxis: ‘Das System Miklosich’. Voor die definitie is wel wat te zeggen. Doch, ook al zet men in plaats van ‘Bedentnng’ ‘Gebrauch’, zooals Erdmann in zijn ‘Grundzüge der deutschen Syntax 1886’ doet, al wil men zelfs ‘Bedentung und Gebrauch’ er voor nemen, er wordt in dit systeem vooral te weinig, van den anderen kant echter ook wat te veel behandeld. Miklosich en zijn aanhangers hebben zich tegen de methode (der ‘Mischsyntax’) gericht en richten zich tegelijk tegen het object, de taalstof, zelf. Had in Miklosich' definitie van syntaxis ‘Sprachformen’ in plaats van ‘Wortklassen und Wortformen’ gestaan, dan had ook de ‘zin’ in zijn systeem kunnen voorkomen. Geen aanhanger van dit systeem kan dan ook konsequent zijn; dit was in een paar gevallen zelfs Miklosich niet; en daardoor geraakte reeds de vader van dit systeem in de ‘Mischsyntax’. Zij, die den tegenovergestelden weg uitgaan en ‘Syntax als Satzlehre’ opvatten, doen daaraan ook verkeerd, al staan ze dichter bij de juiste opvatting van het begrip ‘syntaxis’ dan Miklosich en zijn aanhangers. Ze zeggen zoo: taal bestaat uit klank-woord-zin. Dat lijkt wel aardig, maar als 't er op aankomt het begrip ‘zin’ te fixeeren, dan zitten ze er toch mee verlegen. En hoe ruim nu ook het begrip ‘zin’ wordt gedefinieerd, niemand, die b.v. ‘Cäsars Ermordung’, ‘Reise nach Paris’, [‘hotel de gouden leeuw’, ‘Hoogduitsche spraakkunst voor Nederlanders’] als zinnen zal opvattenGa naar voetnoot1), dus - kan | |
[pagina 247]
| |
dat gedeelte taalstof, dat b.v. uit opschriften bestaat, niet in de syntaxis, naar hun opvatting van het begrip, voorkomen. Nu hebben sommigen zich wel uit die netelige positie trachten te redden, door te zeggen, zulke groepen van woorden zijn zinsdeelen. Maar dat zijn ze eenvoudig met in de bovengenoemde gevallen, en als ze 't zijn (in andere gevallen), dan is de benaming ‘zinsdeel’ er voor nietsbeteekenend, daar met hetzelfde recht elk woord, ook elke klank een zinsdeel is te noemen; op deze wijze zou de heele grammatica syntaxis zijn. Alleen die deelen van een zin, die noodzakelijk zijn tot het vormen van den zin, kunnen zinsdeelen worden genoemd, of zooals Ries het uitdrukt: ‘nur die konstituierenden Teile [eines Satzes], nicht die zufälligen, nicht die Teile der Teile’ zijn in wetenschappelijke beteekenis ‘zinsdeelen’ te noemen. Ries wil dan ook de trias Lant-Wort-Wortgefüge in plaats van Laut-Wort-Satz; dus als derde stuk van de grammatica, d.i. als syntaxis: de leer van de verbinding van woorden tot (geheel of betrekkelijk) zelfstandige eenheden. ‘Wortgefüge’ zijn dan onder te verdeelen in ‘Wortgefüge’, die zinnen vormen - en deze maken ongetwijfeld de hoofdstof voor de syntaxis uit -, en in zulke, die geen zinnen vormen (zooals er boven een paar werden genoemd). Na deze kritiek wordt onderzocht ‘Die Stellung der Syntax im Rahmen der Gesamtgrammatik’, d.w.z. Ries zoekt aan de syntaxis haar juiste plaats aan te wijzen met betrekking tot de ‘Formenlehre’, de ‘Bedentungslehre’, de ‘Wortlehre’, de ‘Lautlehre’ en, wat gewoonlijk wel niet tot grammatica wordt gerekend, de ‘Stilistik’. Hij zoekt dus op te sporen, waar de grens is tusschen de leer der ‘Wortgefüge’ en de andere deelen der grammatica, benevens de stijlleer, eventueel in hoeverre die verschillende indeelingen van de grammatica alsmede de stijlleer elkaar kruisen. Hij legt er steeds den nadruk op, dat datgene, wat niets met de samenvoeging van woorden tot nieuwe eenheden te maken heeft, niet in de syntaxis thuis hoort. Dit als grondslag nemende, kan daarop worden voortgebouwd om de grenzen tusschen de syntaxis en de andere hoofdafdeelingen der grammatica op te sporen; tevens om uit te maken, wat hoofdverdeeling en wat onderverdeeling in de grammatica behoort te zijn. Hoofdverdeeling kan slechts de stof leveren, onderverdeeling, die de hoofdverdeeling doorkruist, de verschillende manier van beschouwing van die stof. Zoo is het b.v. verkeerd ‘Bedeutungslehre’ tot een hoofdafdeeling van de grammatica te maken; ze doorkruist ‘Wortlehre’ en ‘Syntax’, doordien deze elk een afdeeling ‘Formenlehre’ en ‘Bedeutungslehre’ hebben, aldus:Juist het inzicht, dat er naast de hoofdverdeeling ook onderverdeeling mogelijk is, schenkt het bewustzijn, dat in elke hoofdafdeeling een ‘held’ is, zooals Scherer het noemde. De ‘helden’ in de grammatica nu zijn: Laut-Wort-Wortgefüge; daarnaar wordt gegroepeerd. Als laatste hoofdstuk geeft Ries een paar aanduidingen en wenken voor de ‘Disposition der Syntax’. Een indeeling tot in bijzonderheden geeft hij niet, daar die in 't algemeen niet te geven is en in het bijzondere geval eerst langzamerhand als ‘Frucht zahlreicher praktischer Versuche’ kan ontstaan. Ries meent genoeg te hebben gedaan met ‘die Möglichkeit einer sachgemässen Disposition zu geben - deren Vorbedingung eine richtige Definition des Themas ist -, indem [er] die Unklarheiten und Unrichtigkeiten der Bestimmung des Begriffs Syntax zu beseitigen [versuchte]’. Ten slotte geeft hij nog een ‘Zusammenfassung der Ergebnisse’, van welke resultaten er hier slechts éen aangehaald wordt, omdat het o.i. ook voor het onderwijs in de moedertaal, op welken trap ook, van nut kan zijn: Die wissenschaftliche Syntax lehrt nicht, wie die Worte zusammenzufügen sind, sondern wie sie sich zusammenfügen. De andere resultaten, daar opgesomd, hebben slechts voor hem beteekenis en waarde, die òf de studie van Ries aandachtig heeft gelezen, òf zelf reeds ernstig heeft doorgedacht over het zeker niet gemakkelijke onderwerp ‘syntaxis’. In de voorrede zegt Ries met bescheidenheid van zijn studie: ‘Dieser Versuch will und kann nicht den Anspruch machen, zu einer abschliessenden Lösung so ver- | |
[pagina 248]
| |
wickelter und schwieriger Fragen geführt zu haben. Er hat seinen Zweck erreicht, wenn er etwas zu ihrer Klärung beiträgt und zu erneuter Prüfung und Erörterung anregt’. Nu, het komt ons voor, dat hij bij zijn lezers zijn doel zal bereiken. De wctenschappelijke syntaxis is niet juist het troetelkind der taalmannen. Mocht deze en gene misschien nog meer ‘Klärung’ hebben gewenscht - ofschoon inderdaad vrij wat geleverd is -, ‘zu erneuter Prüfung und Erörterung’ zal, vermoeden we, ieder zich ‘angeregt’ voelen, die Ries' studie met aandacht hecft gelezen. Ries stelt, dit blijkt uit zijn heele geschrift, hooge eischen aan hem, die een syntaxis, aan hem, die, meer dan dat, een grammatica schrijft, welke niet ten doel hecft, daaruit praktisch een taal te leeren, dus b.v. een syntaxis, een grammatica van zijn moedertaal. Uitstekend. Voor de wetenschap is het beste net goed genoeg, en we zijn overtuigd, dat het onderwijs, waarvoor ook het beste net goed genocg is, er slechts bij profitceren zal als hct de wetenschap goed gaat, als aan hare beoefenaars hooge eischen worden gesteld en - als dezen aan zich zelf de hoogste eischen stellen.
Zwolle, begin Juni '94. J.G. Talen. |
|