De geestelijke wereld.
Het is merkwaardig op te merken, hoe diep dat niet-voor-vol-aanzien der geestelijke wereld er bij de menschen van onzen tijd in zit, en hoe het zich tot in kleinigheden openbaart. Zelfs onder hen, wier geheele gemoed tegen de materialistische beschouwingen in opstand komt, die met hun verstand het onlogische en onhoudbare daarvan volkomen beseffen, zijn er toch nog zoovelen, die wanhopig onzeker zijn, die uit dat onstoffelijke nog zoo bitter weinig troost en sterkte putten, er in hun leven zoo geheel geen rekening mee houden. - Hoevele idealisten zijn er niet, die zich hoogst onbehaaglijk voelen, als zij eens in een werk over psychologie bladeren en daar onze verhevenste zielsfuncties zoo nauwkeurig genummerd en beschreven vinden, die, om hun gemoedsrust te bewaren, het noodig hebben uit de buurt der natuurwetenschappen te blijven, en bepaald herademen als hun een of andere autoriteit ex officio de vergunning geeft, die wetenschappelijke analyses niet als het einde aller wijsheid te beschouwen! Het is potsierlijk om te zien, hoe velen, die altijd quasi-eerbiedig over het Absolute spreken, in den grond zichzelve heel goedig en bescheiden vinden, dat zij bij al hun scherpzinnige redeneeringen toch voor het ‘hoogere’ nog ruimte overlaten. Men kan in dit opzicht niemand meer vertrouwen.
Dr. B.J.H. Ovink, Over het Genieten van Muziek, Gids 1894, II.