Taal en Letteren. Jaargang 2
(1892)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 381]
| |
Boekaankondiging.Middelnederlandsch.4. Die hystorie van Reynaert die Vos, naar den druk van 1479, vergeleken met William Caxton's Engelsche vertaling, met inleiding en aanteekeningen, uitgegeven door J.W. Muller en H. Logeman. - Zwolle, Tjeenk Willink, 1892. - LVII + 213 bladz. 8o. - f 3.75.Een belangrijke herdruk om meer dan een reden. Deze proza-bewerking hoort bij de Reynardiana, wat haar al aantrekkelijk maakt; dan, zij is een kostelijk hulpmiddel voor de kritiek van de oudere, belangrijker redactie, den Reynaert II, de welbekende omwerking van de XIVe eeuw.Ga naar voetnoot1) Deze herdruk is een voorbeeld, hoe een dergelijke tekst kan uitgegeven. Nauwkeurig is hij afgedrukt naar den ouden wiegedruk van 1479.Ga naar voetnoot2) Geen hoofdletter is veranderd; de interpunctie is gelaten zooals ze was. Hoofdletters doen vaak den dienst van interpunctie.Ga naar voetnoot3) En met de interpunctie te veranderen legt men vaak zijn meening er in, en niet den tekst uit. Bovendien, de 15e eeuwsche schrijver deed dat anders dan wij nu, en ‘eene moderne interpunctieGa naar voetnoot4) (zou) zeker niet passen bij een diplomatischen afdruk;’ en dan ‘is het ook lang niet altijd gemakkelijk de bedoeling des schrijvers te vatten en derhalve in zijn geest te interpungeeren.’ De afkortingen zijn wel ingevuld, maar aangegeven; dit is de goede manier; sommige fouten zijn door verlezing van de afkortingen ontstaan.Ga naar voetnoot5) Klaarblijkelijke drukfouten zijn verbeterd, maar - genoteerd. Waar woorden of gedeelten er van ‘verkeerdelijk aaneen of vaneen gedrukt waren, of aan het eind van een regel het afbrekingsteeken ontbrak, hebben wij de juiste afdeeling over 't algemeen hersteld.’ Dit kan gevaarlijk wezen. Wijst de afbreking soms er op hoe men naar | |
[pagina 382]
| |
het zin-accent de woorden bijeenkoppelde?Ga naar voetnoot1) Let eens nauwkeurig op hoe wij nu nog lezen; en merk dan dat wij vaak het woord - en psychologisch juist - in brokken deelen. Als wij nu zoo schreven, mag dan met 500 jaar een dan-uitgever dit aaneen brengen? Trouwens ‘waar eenige twijfel aangaande de bedoeling kon bestaan, hebben we alles onveranderd gelaten.’ Maar dit slaat niet, op wat ik zoo even besprak; al is te prijzen dat men zich hier onthield; bizonder goed is, dat men dit evenzoo deed, ‘waar de leden der samengestelde werkwoorden, of partikels als daer mede, om dat, enz. niet aaneen gedrukt waren; indien dit meer dan eene enkele maal geschiedt, blijkt er uit dat die woorden voor het taalgevoel van dien tijd nog niet geheel tot éen woord samengegroeid waren: veranderen ware dan moderniseeren.’ Geen kritische tekst dus. Gelukkig. Die was, als uiteraard bij elke kritische reconstructie, slechts bij benadering vast te stellen. Hoe duidelijk ook veelal blijkt dat er iets anders gestaan heeft, de juiste bewoording valt niet altijd met zekerheid op te maken.Ga naar voetnoot2) Maar vooral ‘hetgeen ons weerhouden heeft van de poging zoodanigen kritischen tekst te geven is de overweging dat wij hiermede zouden vooruitloopen op de tekstkritiek van Reynaert II’. Toch zijn er fouten verbeterd; of voorslagen gedaan. Maar daarin bevalt me dit werk juist: die zijn zoo sceptisch gegeven. ‘Wellicht hebben wij (de uitgevers) hier gezondigd door eene te groote diplomatische angstvalligheid; doch het is stellig veiliger en beter naar deze dan naar de andere zijde te verdrijven.’ Terecht; het wordt tijd dat deze reactie komt. Uit Inleiding en Aanteekeningen is veel te leeren. De eerste bevat, waarin deze prozatekst met onzen Reynaert II verschilt. Daar zijn de grammatische bizonderheden opgeteekend. Deze en de eigenaardige wel speciaal hollandsche woorden wijzen er op, dat hij in ‘Zeeland of Zuidholland, waarschijnlijk door een clerc vervaardigd is.’ De Aanteekeningen moeten de plaatsen ophelderen, welke ook deskundigen niet op het eerste gezicht duidelijk zijn.Ga naar voetnoot3) Zij maken dus den tekst lees- | |
[pagina 383]
| |
baarder. En tal van mooie opmerkingen staan er bovendien in; ik voeg er nog deze kleinigheid bij dat het ofrie. ‘wesenclene’ = weesje, pupillus, kent, volgens de Haan Hettema; dat dan met ‘coninclin’ (blz. 186) te vergelijken is. En is de ‘buerhere’ (blz. 174), niet met ‘da bura eheer’ in het oudfriesch (Fr. Rq. 397, 19, O.F.W. II, 54) te vergelijken? Wat de opmerking bij ‘alfsche-droch’ aangaat, kan er nog bij gezet, dat bij Cats de vormen op -e(n): -sch-hebben; aan het slot wordt deze -sch zelden gevonden, meest -s: valsche(n), maar vals; dit is zoo goed als regel. Het is geen volledige commentaar op den geheelen tekst; dat was ook het doel niet; wat onduidelijks uit Reyn. II in deze bewerking is overgenomen, hoort bij Reyn. II verklaard. Maar wel is, voor zoover uit, het Verdamsche woordenboek aangevuld en verbeterd. Maar nog meer. Er is veel voor de kennis van het nederlandsch der XVe eeuw in verzameld. De geheele tekst ook is trouwens een aanwinst voor de taal van de XVe eeuw, ‘van dit overgangstijdsperk, tusschen mnl. en nnl., waarin zoo menig woord en zoo menige vorm voor het eerst geschreven is. En het is ook nuttig, evenals veel middelnederlandsch proza uit de XVe eeuw, om te constateeren, hoe onze levende taal in de XIXe eeuw, de beschaafde spreektaalGa naar voetnoot1), nog im grossen und ganzen, wat vormen en wat syntaxis betreft, soms in het woordgebruik zelfs, met die van de XVe stemt; dat die derhalve nog nationaalGa naar voetnoot2), germaansch zelfs heeten mag. En uit die overeenstemming kan verklaard, hoe vele uitdrukkingen van toen ons ‘vrij modern’ klinken. 2 Oct. '92. B.H. |
|