Conservatisme.
Men schijnt het conservatisme te willen zoeken in het behouden en aankleven van het oude, alleen omdat het oud is. Deze bepaling is gemaakt ten behoeve van de conservatieven die niet weten willen dat zij het zijn, van de conservateurs honteux. Men kan hen als beoefenaren der wetenschap niet conservatief noemen zonder dat zij u antwoorden: ‘gij doet ons onrecht; wij wenschen alleen de waarheid te behouden, niet de dwaling; wij verwerpen niets omdat het nieuw is, maar omdat het zijn geloofsbrieven nog niet heeft vertoond; wij zijn bereid elke nieuwe stelling te onderschrijven, zoodra de deugdelijkheid van de gronden waarop zij rust ons duidelijk en terdege gebleken is; wij staan open voor elke nieuwe waarheid, dat is voor al wat zich als waarheid heeft gelegitimeerd!’ Maar hoort men hier dan niet de taal juist van het onvervalschte conservatisme? Dat moest er nog slechts bijkomen, dat gij een welbewezen stelling, een van alle kanten gedocumenteerde bewering niet wildet opnemen in uwe wetenschap! Uw conservatisme verraadt zich juist daardoor, dat gij rustig op uw stoel blijft zitten totdat men u een van alle zijden gedocumenteerde stelling aanbrengt. Dit is uw conservatisme, dat gij niet op verkenning uitgaat; dat gij geen ontdekkingstochten onderneemt; dat men eerst de baan voor u effenen moet, opdat gij handen en voeten niet moogt wonden aan de distelige struiken. Dit is uw conservatisme, dat gij in nevelachtige voorstellingen, in gewaagde vermoedens, in nog chaotische denkbeelden niet raadt, niet uit de verte beseft welk een waarheid er in kan schuilen. Dit is uw conservatisme, dat gij tevreden zijt en verzadigd, en eer men u alles haarfijn heeft uitgelegd niet bevroedt hoevele waarheden zich tegen uw vermeende wetenschap verheffen. Dit is uw conservatisme, dat gij geen flair hebt of ooit zult hebben en hen, die op dit punt rijker zijn bedeeld, terugstoot, ontmoedigt, verdacht maakt; dat gij naar de ganzen op het Kapitool niet wilt luisteren, en u
eerst wapent als een notariëele akte u bewijst, dat de vijand voor de poort staat.
Dit conservatisme is op wetenschappelijk gebied nog zeer in eere. Het heeft nog een zedelijk prestige van bezadigdheid en bezonnenheid; het wordt met echte wetenschappelijkheid vereenzelvigd. Ook op (menig ander) gebied is het een waarborg van degelijkheid en betrouwbaarheid, van schranderheid, van historischen zin. Wij gunnen het al dezen lof.
A. Pierson, Zomervacantie, Gids, Oct. 1892, blz. 13/14.