Sprokkel.
Onecht
heeten in de spraakkunsten de f en s in graaf, graf, erf, huis, muis, enz.
En ze zijn zoo echt mogelijk. Hoe wil het letterteeken f ‘echter’ wezen, dan wanneer men den klank als f hoort? En dito de s? Even echt als de v, en z in graven, huizen, enz. Altijd in de hollandsche, en algemeen als beschaafd nederlandsch aangenomen, uitspraak.
Wil men met alle geweld onechtigheden benoemen; laat men dan spreken van de onechte b in eb, als ep uitgesproken; in slib, rib, etc.; en van de onechte d in loodlijn, in brood, laad, band, verbasterd, gebonsd, sinds, gids, behuisd, uitgedoofd; van de onechte g in dag, mag; van de onechte f in beefde, stoofde, roofde, doofde; van de onechte s in huisde, reisde, misbaksel; etc.
Maar dat komt er van, dat men de spelling, de afbeelding van een klank, voor het echte, de uitspraak, den klank zelf voor wat onechts houdt.Ga naar voetnoot1)
B.H.