Taal en Letteren. Jaargang 2
(1892)– [tijdschrift] Taal en Letteren– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 255]
| |
Sprokkels.Van Lennep en Walter Scott.De lezers van Scott's The Bride of Lammermoor zullen zich herinneren, dat in dezen roman een profetisch rijmpje voorkomt, luidende: ‘When the last Laird of Ravenswood to Ravenswood shall ride,
And woo a dead maiden to be his bride,
He shall stable his steed in the Kelpie's flow,
And his name shall be lost for evermoe!’
Van het oogenblik af, dat wij met deze noodlottige profetie omtrent het geslacht Ravenswood bekend zijn geworden, is het geheele verdere verloop van het verhaal er op aangelegd, deze sombere voorspelling in vervulling te doen gaan. Ook in De Roos van Dekama is van een oud volksrijmpje sprake (Hoofdst. 13); ook in Van Lennep's roman is verder, naar men weet, de gang der hoofdgebeurtenissen zoodanig geregeld, dat alles er toe leiden moet, deze voorspelling tot waarheid te maken. De invloed van The Bride of Lammermoor (in 1819 verschenen) op De Roos van Dekama valt dus, dunkt mij, niet te miskennen. - Wat nu het in De Roos voorkomende Friesche rijmpje zèlf betreft, dit zal Van Lennep wel niet aan Walter Scott ontleend hebben. Er staat toch in Winsemius (1622) fo 201b: As Dequama dy middelsta boeckstave verliest
En voor dy tredda een othera kiest
Schilt haegacht wesa, en prosporerije
Den hondert en noch fuyle ieer deerney
Sehelt maest worda wey,
En graetlijck declinerije
Maar weer boppa comma
Asick troch Godts wijsheyt woll hab vernommen.’
Aldus naar Eelcko Lyauckema. - Van Lennep, die voor zijn Roos de Friesche auteursGa naar voetnoot1) bestudeerd heeft, zal dit rijmpje ongetwijfeld gekend hebben. P. VISSER. | |
Sik.Het pronomen sik, de echte Nederduitsche onverschoven vorm van het Hoogduitsch gekleurde zich, is in Overijselsche brieven en requesten der XVIde en | |
[pagina 256]
| |
XVIIde eeuw niet ongewoon. Te Meppel (naar ik meen ook in het aangrenzende Overijselsche, te Staphorst en daar) leeft de uitdrukking desik, door het volk niet meer etymologisch begrepen. Besik is bij sik = bij-zich d.i. op zich zelf. Zie hier het gebruik. Een jonggehuwd paar gaat bij de schoonouders in, maar ‘ze wònen besik’ d.i. wonen evenwel apart. De kinderen zitten op een middag niet mee aan tafel; er zijn gasten; zij eten besik, d.i. aan een tafeltje apart. Goed toebereide beten, zeggen sommige huisvrouwen, behooren door de saus gebonden te zijn; zij houden er niet van, als de ‘plakjes’ (schijfjes) zoo besik blijven (ook: zoo enkelt blijven): niet aaneen kleven. Een paartje of goede kameraden gaan in de kajuit van een boot in een hoekje besik zitten; in het logement eten zij niet aan de algemeene tafel, maar besik. Voor het volk is dit besik één woord. v.d.B. |
|