Sprokkel.
Nêmhart = Jan Grijp.
In dit Tijdschrift werd door den heer N.A. Cramer aangetoond, dat de samenstellingen met -hard, -ulf, -rik en -bold met slechte beteekenis, gevormd zijn in analogie met uitdrukkingen als Jan Rol, Jan Pleizier, Jan Smeer e.a. Vinden wij in het opgemerkte ook niet den oorsprong onzer afleidsels met rik. stomme-rik (= Jan Stom), domme-rik, botte-rik, luie-rik? De verklaring dat erik hier tot het deminutief ik in vuilik (= vuil-tje) staat als -eling tot -ing, -enaar tot -aar, -erig tot -ig (bloederig = bloedig) vervalt dan. De elders reeds gegeven verklaring: rik in stommerik = rijk in ongunstige beteekenis verkrijgt in het opstel van den heer Cramer dan hare bevestiging. Moet eindelijk langs den aangewezen weg het Overijselsche (ook Drentsche en Groningsche?) teuta en lulla verklaard uit de werkw. teuten en lullen, door middel van het achtervoegesel -a dat in een groot aantal aan het Latijn en het Grieksch ontleende vrouwelijke eigennamen als geslachtsteeken voorkomt (Cornelia, Maria, Carolina; Sophia, Agatha) en ook bij oorspronkelijk Germaansche namen als kenteeken van het vrouwelijk analogisch is opgetreden (Hildegonda, Bertha, Wilhelmina, Gerritdina, Hendrika; vgl. Klazina, Jantina e.a.). Het is waar, dat teuta en lulla niet alleen van vrouwen gezegd worden. Maar wij meenen toch: voornamelijk. De beide woorden zouden in vorming volkomen gelijk staan met de samenstellingen (afleidsels) met -rik, -hard, -wolf en -bold en met het manlijke Jan Teut en Jan Lul (die beide in Overijsel gehoord worden) overeenkomen. Wij nemen de gelegenheid nog waar, om hier den term Jan Toag te noteeren: het is Overijselsch, voor een kind dat gaarne dingen verdraagt en versleept, een ‘toagert’ (van toogen = trekken en
dragen): ‘'t is net as 'n jong 'ond, ie toagt overal mee’ (Meppel). Overijselsch is ook ‘een Piet Lut’ (d.i. Piet Klein) d.i. een kleinzeerig man. Hiervan het adjectief pietluttig, dat veel gebruikt wordt, meestal = kleinzeerig, zoo goed van vrouwen als mannen, doch, althans te Zwolle, ook van vitzieke lieden wien alles tot in de kleinste bijzonderheden naar den zin moet zijn. Naast Jan Seur staat geen Seura. Ook Jan Zanik heeft geen vrouwelijk.
v.d.B.