Sprokkel.
Naar zijn(e) pijpen dansen.
Vergis ik mij niet, dan ziet men vrij algemeen in pijpen een als substantief gebruikte infinitief; waarom men dan ook de schrijfwijze naar zijne pijpen dansen afkeurt.
In de 17e en 18e eeuw echter beschouwde men pijpen wel degelijk als een meervoudig zelfstandig naamw. Bij Paffenrode leest men (Gedichten, 12e druk, blz. 57): ‘Als wy eenen toon singen zoo konnen we hem na onse pijpen doen dansen’. In den Holl. Spectator van van Effen: ‘Moet ik naar hare pypen, of zy naar de myne danssen?’ (2e druk, I, 200).
In de 16e eeuw was het evenzoo: In den Bijenkorf van Marnix vindt men: ‘Maer alle Concilien moeten de H. Kercke onderworpen wesen.... ende moeten altijdt na hare pijpen danssen (uitg. z.j. bij M. de Groot en J. Conijnenbergh te Amst. fol. 32b). En zelfs pijpe, in het enkelvoud:... ‘of het Bier na de woorden, ende na de pijpe der Transsubstantiatie soo wel soude konnen danssen.... als de Wijn?’ (ald. 77a).
In het Middelnederlandsch schijnt de uitdr. na iemands pijpen dansen niet voor te komen. Men vindt daarvoor: naar iemands hand dansen (‘hi most na hair hant danssen’. Verdam, Mned. Wbk. II, 68). De beteekenis daarvan is duidelijk: dansen, op de maat, door iemands hand aangegeven.
Zoo zal ‘naar iemands pijpe(n) dansen’ dan ook wel beteekenen: dansen bij iemands fluit; dansen op de maat, op de tonen van iemands fluit. De ‘pijpe’ was in de 16e en 17e eeuw een der bekendste instrumenten. ‘Het heylighe Sacrament’ werd ‘met Vanen ende Pijpen, inde Processie omme(ge)dragen.’ (Bijenkorf, 21b). ‘De pijpen stellen’ kreeg de beteekenis ‘lawaai maken’; ‘pijpestelders’ werd een naam voor hen, die er een genot in vonden, ‘den boel op te scheppen’ en burengerucht te maken.
R.A.K.