(Hollandsch), stees (steedsch en steeds), mus (muts), koes (koets), loos (loods), klessen (kletsen) enz. enz., terwijl de weinigen, die ‘beschaafd’ Nederlandsch spreken, nu en dan in het dagelijksch leven en natuurlijk steeds op katheder en kansel zich van den ongeassimileerden vorm bedienen. In de meeste gevallen is het nu bijzonder gemakkelijk na te gaan, of er al dan niet assimilatie van t of d heeft plaats gehad. Maar uit een vorm als voedsteren blijkt zonneklaar, dat dit kunstmatige d-vertoon noch taalkenners in 't algemeen noch een scherpzinnig Leeskabinetter in 't bijzonder verleiden moet uit geschreven vormen gevolgtrekkingen te maken tot den grammatisch waren woordvorm. Alleen de gesproken taal der nog niet door boekenwijsheid verbijsterde gemeente is eene basis, waarop men met genoegzame zekerheid voortbouwen kan. Zoo hoort men in den mond des volks hoort met consequente afwerping van de na vocale n: ik bie, mij, lij enz., als direct gesproten uit de oudere ik biede, mijde, lijde enz. Welke monsters de quasi-grammatische vormen der geschrevene taal ik bied, mijd, lijd enz. zijn, kan de onbevooroordeelde lezer zeer gemakkelijk nagaan, wanneer hij de moeite neemt naar analogic woorden als mede, vrede, schade enz. tot meed, vreed, schaad enz. te verkorten. Eveneens wordt in het midden der woorden de de (respective di) weggeworpen: prediken wordt preken, kwedelen
kwe-len, voederen, voeren, enz. enz. Aldus geeft bodeschap, bo-schap, blijdeschap, blijschap, thans natuurlijk met de ergerlijke d geschreven (eene dialectische afwijking is mnl. bodscap, dat in het Nnl. tot bosschap geworden zou zijn). Even consequent is in de volkstaal de de van den ouden superlatief blijdest gesyncopeerd en daaruit het algemeen gangbare blijst gevormd. Dat dit blijst in onze deftige spelling natuurlijk te onfatsoendelijk was, ligt voor de hand. Het schrift moest blijdst hebben, en daarnaast reedst, spaadst, bloodst enz., met welke vormen des te gemakkelijker geknoeid kon worden, omdat ze in de spreektaal totaal onbekend zijn. Nog heerlijker en leerrijker is zijdgeweer; aan dit monster werd door onze smaakvolle poëten natuurlijk boven het alledaagsche zijgeweer de voorkeur gegeven: op dien weg voortgaande zullen we ons weldra in zijdpa-