drie knoopjes van achteren tot steun van de schulks- of boezelaarsbanden. Koppel, oprijgsel, opnaaisel. Kortelingen, geschild eikenhout, maar te krom en te dun om koopmanswaar te wezen; uitschot, ook spulken. Krematiek. rheumatiek. Kroplap, een katoenen bekleedsel voor borst en rug, zonder mouwen, dat de vrouwen dragen. Kuum, bedaard, ter neêr geslagen. Lak, laf; lakke botter is boter zonder zout. Leed, kwaad, spijtig. Leeïgheid, nijdigheid, wraakneming. Lemmer, zwak. Lid, deksel. Looperii, diarrhée. Lunt, lunte, een bos stroo. Meeg, meid. Meer, merrie. Melk, de hom van een visch. Mot, molm. Muie, zacht, week, van vrouwenborsten gesproken. Nat, zjeu, saus bij het eten. Niidsch, nijdig, buitengewoon kwaad. Piepels, aardappelen. Pirken, perziken. Platte peters, tuinboonen; elders groote of boerenboonen. Reeîg, naar den bok verlangende, van geiten gesproken, ook runnig. Reurom, roerom, een mengsel meel met 't noodige spek, aan dobbelsteenen gesneden, onder het roeren in de koekenpan gaar gebakken. Riibelen, beven. Riipen, vriezen: 't riipt miseroabel, 't vriest hard. Roodgrond, roodvonk. Runnen, hard loopen. Schaar, scharen, stukjes gebroken aardewerk; elders scherf, scherven; 't breken van een bord, melkkan of iets anders heet op de Veluwe scharen maken; de scharen zelve dienen tot speelgoed
voor de kinderen; er zijn er die een verzameling hebben van wat ben je me. Schaatsen, schaatsen rijden. Schelharst, varkensribben; elders karbonade. Schouw, woest, ongeregeld; 't geet er in Spanje schouw langs mit de konink vort is, zegt de Veluwnaar. Schroa, mager, ook zuinig. Schink, schinke, ham. Selve, salie. Slee, voos tusschen de tanden; ook mispel. Smacht, een aan den kop van een zaadberg hangend bekleedsel, dat, van stroo gevlochten, de garven tegen regen en sneeuw beveiligen moet. Smouten, smelten. Sneeg, fraai, mooi, prachtig. Sprikken, fijn dood hout, dunne takken. Sprokken, grof dood hout, van de boomen gevallen of er af getrokken; alzoo dikke takken. Steê, plaats, zitplaats, ook pijn, pijnlijke aandoening in de uitdrukkingen: ‘vol steeën zitten’ en, ‘dat hef 'n verkeerde steê ezet.’ In 't laatste