Moord als rechtsterm.
Door H. Kern.
Bij de behandeling van een Salisch-frankisch woord 't welk beantwoorden moest aan een expoliare, d.i. ‘berooven, uitschudden’, van den Latijnschen tekst der Salische Wet, kwam steller dezes tot de slotsom dat de lezingen der Handschriften, onderling vergeleken, ons nopen in de glosse het woord mordo, murdo, mordio te zien en niets anders. Hoe dit mordo stroken kon met de wandaad van uitschudding, trachtte ik op te helderen door te verwijzen op 't Dietsche moort, dat eenen veel ruimeren zin dan ons moord heeft. Het geheele betoog kan de lezer desverkiezende vinden op bl. 66, vgg. van de Glossen in der Lex Salica.
Op bl. 179 van hetzelfde werk wordt gewag gemaakt van de glosse
chrēo-mordo, d.i. uitschudding van een lijk. Dat
chrēo,
ho ‘lijk’ beteekent, behoeft voor kenners onzer oudere taal geen nadere aanwijzing. - Ook in dezen Frankischen rechtsterm dus diende
mordo om uitschudding uit te drukken.
Eene onverwachte bevestiging van gemelde uitkomst heb ik gevonden in de eerste aflevering dezes jaargangs van den Taalen Letterbode, en wel in de belangrijke mededeeling van den Heer Van Dale uit een oud Vlaamsch rechtsboek. Het zij me vergund daaruit over te schrijven hetgeen we op bl. 42, vg. lezen:
‘Art. 65. Wat mordt es jof moordaet.