De taal- en letterbode. Jaargang 2
(1871)– [tijdschrift] Taal- en letterbode, De– AuteursrechtvrijSprokkelingen,
| |
[pagina 211]
| |
ter zou willen zeggen: hij kloofde hem ongelijk in de lengte, dus in de schuinte door.’ De geleerde uitgever kende het woord slechts uit deze ééne plaats, terwijl ons thans door latere uitgaven meer plaatsen ten dienste staan, waarin het woord voorkomt, en hierdoor de verklaring gemaklijker wordt gemaakt. In het gedicht Vanden IX besten (Kausler 3, 141 vlgg.), 528, leest men van Godeveert van Bulgoen: Antiochen wan hi mede,
Ende ghedoechder meneghen last
Eer hise wan: so was so vast.
Daer slouch hi in bellonc teenen slaghe
Eenen ruese ontwee, sonder zaghe.
Als een term in de heraldiek komt het eenige malen voor in den Grimb. Oorl., als: II, 1795, waar de banier van den Heer van Assche wordt beschreven: sijn rikelicke baniere
Van x stucken van kelen, van goude
In bellonc gesneden, alsoe hi woude.
Ald. II, 4955, waar de beschrijving der banier van den Heer Gosewijn van Wedergraet voorkomt: sijn baniere fyne,
In bellonc gaende, goet ter cuere,
Beide van goude ende van lasuere,
Met enen rande daeromme van kelen.
Van die van den Heer van Trasignies heet het II, 5030: sijn baniere,
Die rikelic was ende diere
Van lasuere ende van goude
In bellonc dwers, also hi woude.
Eindelijk wordt van Geraert van Ophem II, 5108, verhaald: Van silvere voerdi den scilt,
Vijf ruten van kelen in bellonc.Ga naar voetnoot1)
In bellonc, als heraldieke benaming, zouden wij thans ver- | |
[pagina 212]
| |
klaren door geschuinbalkt (Fr. bandé) in de drie eerste plaatsen van den Grimb. Oorl., in de vierde door schuinrechts geruit (Fr. losangé).Ga naar voetnoot1) Ook in het Mhd. komt de uitdrukking in bellung voor, als blijkt uit Lexer's Mhd. Wtb. 1, 174, waar de volgende plaats wordt aangehaald uit Beheims Buch von den Wienern, 206, 24: ‘ain menschen arm in pellung zwischen disem galgen unrain mit abgehakten vingern zwain, und darüber kreuszlinge in pell, als ich euch singe, ainen vaimlöffel.’ Lexer geeft de plaats zonder er eene verklaring aan toe te voegen, terwijl in Schmeller's Bay. Wtb.Ga naar voetnoot2) op Bell, bellung, ook deze plaats wordt aangevoerd, met de volgende verklaring: ‘eine heraldische Farbe (?; oder für Pfell, wie mhd. pellil = phellil). In bellung is ook daar niets anders dan in de schuinte, overdwars. Den oorsprong van het woord hebben wij in het Ofr. te zoeken. Als term in de heraldiek meen ik de uitdrukking en bellunc te vinden in eene bij Du Cange (7, 60) aangehaalde plaats uit Li Chastellains de Couci, 966: Des armes Hauvel
De Quivrein viendrai bien à chief
Dou devisier: d'or à un chief
Atachié en belline assis,
Et d'argent, de geulles le vis.
Er kan, dunkt mij, haast geen twijfel bestaan of op deze plaats zal ook moeten gelezen worden en bellunc, dat waarschijnlijk ook in het Hs. zal staan. Wij moeten thans onderzoeken wat bellong beteekent. Het woord bellong is een bnw., dat langwerpig beteekent en o.a. voorkomt in den Rom. de la Rose, 18373 (Ed. Michel 2, 237), waar van verschillende soorten van spiegels wordt gesproken. | |
[pagina 213]
| |
Autre miréor sunt qui ardent
Les choses, quant eus les regardent,....
Autre font diverses images
Aparoir en divers estages,
Droites, belongues et enverses,
Par composicions diverses.
Naast bellong vindt men ook beslong en barlong, dat nog heden in gebruik is in de beteekenis oblong, langwerpig; in het dialect van Berry bilong, Pic. berlong.Ga naar voetnoot1) In barlong, beslong, belong, zal ieder, evenals in oblong, het bnw. long herkennen; doch wat is nu bar-, bes-, be-? Het Fransch heeft aan het Latijn de partikel bis ontleend, in de beteekenis van tweemaal. Dat voorvoegsel komt in verschillende vormen voor, als: 1o in den oorspronkelijken vorm bis: als bisaïeul, bissac (dubbele zak), biscuit (tweebak) enz. 2o in den vorm bes, als: besaiguë (eig. tweesnijdend werktuig), besace (tweezak = bissac). 3o in den uit bes ontstanen vorm bé (verg. het voorn. mes- en mé-), als bévue (eigenlijk dubbel (slecht) gezicht, bij uitbreiding dwaling, misgreep). 4o in den vorm ber, ontstaan door wisseling van s en r (verg. Marseille - Massilia, varlet (valet) uit vasselet), als: berlue (oogenschemering, eigenlijk het dubbelzien), brouette uit berouette (tweewielig wagentje). 5o in den vorm bel, vóór een l, met assimilatie van r en l, in bluette (vonk, sprankel), verkleinwoord van berlue, en in bellong, uit Lat. bislongus, tweemaal zoo lang als breed, langwerpig. 6o in den vorm bar, met de zeer gewone verandering van e in a, in barlong en barioler (kakelbont verven) van Lat. bisregulare, eig. met dubbele regels of streepen maken.Ga naar voetnoot2) Naast de wijziging van vorm van het Lat. bis heeft ook in sommige woorden eene aanmerkelijke wijziging van beteekenis plaats gehad, waarvan Brachet het volgende zegt: | |
[pagina 214]
| |
‘Bis a pris, en passant dans les langues romanes, une acception péjorative qui rejaillit sur le radical: ainsi l'espagn. bis-ojo (littéral. qui a deux yeux), le wallon bes-temps (littéral. double temps), l'italien bis-cantare (littéral. chanter double), le catalan bes-compte (littéral. compte double) signifient respectivement louche, mauvais temps, mal chanter, mécompte. De même en français biscornu (proprement qui a deux cornes), bistourné (qu'on a tourné, courbé deux fois), ont le sens, le premier de baroque, le second de déformé. II en est de même pour bévue et berlue, qui n'ont point étymologiquement le sens péjoratif que la langue française lenr attribue.’ Bellong heeft nu wel niet dien ‘sens péjoratif’, dien verscheidene woorden met bis samengesteld vertoonen, maar de beteekenis heeft toch eene wijziging ondergaan, die zich evenwel gemakkelijk laat verklaren. Bellong gold niet alleen in de toepassing van twee maal zoo lang als breed, en dus langwerpig, maar ook in den zin van schuinsch, dwars, eene beteekenis die met de andere nauw verwant is. | |
OverIn onze Middelnederlandsche ridderpoëzie vinden wij eenige malen eene uitdrukking, die tot nog toe niet voldoende is verklaard. Het is de uitroep Over in duvels ere, - in duvels name, - in duvels gheleide, - in duvels hant. In den Rom. v. Limb. IV, 33 vlgg. wordt ons verhaald hoe Echites, verwoed over zijne scheiding van Margriete, zijne moeder daarover hard valt. ‘Der vrouwen wagheman’ spreekt hem tegen, en Echites wert verwoet sere,
Ende seide: ‘Nu over in duvels ere,
Wildi u miins onderwinden?
Dies seldi crancken loen vinden.’
Siin swert hi verdrouch,
Daer hi den wagheman met slouch
Thoeft af dat viel op derde.
| |
[pagina 215]
| |
Ald. IV, 1080 vlgg. wordt de strijd beschreven tusschen Echites en den reus Morant. Echites, diene comen siet,
Hi hief tswert ende heeften geraect
Boven op thoet, ende heeft hem gemaect
Ene grote wonde tere snede.
Dien slach was soeswaer mede,
Datti plattelinge viel op derde.
Echites die siins gheerde
Spranc hem vloghs opten lichame.
Morant seide: ‘Over in duvels name!
Ende te minen wel groten scanden
Ben ic nu comen te kints handen.’
Ald. VII, 620 vlgg. wordt de strijd van de Saracenen met Heinric en Echites beschreven. Vs. 627 vlgg. lezen wij: Die conine hadde grote cracht,
Ic seggu dat hi cleine acht
Op miin her Heinriie entie sine,
Maer rechte siin spere sonder pine
Ende stae her Heinriie alsoe,
Dat hiis wel na onvroe
Was worden, en hadt dartsoen gedaen,
Hi ware ter erden neder ghegaen;
Maer miin her Heinriic gheraecten weder
Dore scilt, dore halsberch en dore leder,
Dat hi doet viel int sant.
‘Nu over in der duvele hant!’
Riep lude die Limborchghere.
In den Rom. d. Lorr. II, 4442 lezen wij: Te Gerarde riep die keyser vri:
‘Gerart, vaet Ritsarde mi.’
- ‘Gerne here,’ seide Gerart,
Ende voer te Ritsarde waert
Ende wonde vaen. Maer Ritsart seide:
‘Nu over in sduvels geleide!
Sidi oec met Gelloene mede,
So ontsegie u nu vrede.’
Tswert hiefhi met beiden handen
Ende sloecht toten tanden
Gerarde den stouten vogt.
| |
[pagina 216]
| |
In de fragmenten van het Roelantslied (fr. L), 159 vlgg lezen wij:Ga naar voetnoot1) Doen quam des conines neve voort,
Ende sprae een overmoedich woort,
Want hi sede: ‘Dese kativen
Moeten hier allen bliven.’
Dit verhoorde die grave Roelant,
Ende liet orse lopen te hant.
Hi diende Gode ghetruwichlike,
Want hi stac den conine rike
Met Sinte Joris vane
Door seilt ende bune, ie wane,
Dat hi doot viel op dat sant.
‘Nu over in der duvel hant,’
Sprac Roelant; Tulpijn riep: ‘Monjoye!’
Meneghen heidene te vernoye.
In het van fragm. L zeer afwijkende fragment H luidt deze plaats (vs. 121 vlgg.) aldus: Roclant hoorde dese tale,
Ende volgheden alsoe wale,
Ende stacken in den seilde
Alsoe verre als hi wilde,
Ende waerpen onweerde
Doot van den peerde:
Een woort en sprac hi nemmee,
Ende brac den hals ontwee.
Doen seide de grave Roelant:
‘Over in der duvel hant!
Ghi beloghet minen heere
Ende seit hem lachter ende oneere,
Datti ons qualike
Ghelaten hadde in dit rike.
Edel Fransoyse,’ seiti, ‘slaet,
Want ons te doene staet.’
In de Chans. de Roland, 1207 vlgg. luidt onze plaats aldus:
Ultre, culvert! Carles n'est mie fol,
Ne traïsun unkes amer ne volt.
Il fist que proz qu'il nus laisad as porz:
Oi n'en perdrat France dulce son los.
Férez-i, Francs' nostre est li premers colps.
Nos avum dreit; mais eist glutun unt tort.Ga naar voetnoot2)Ga naar voetnoot3).
| |
[pagina 217]
| |
Ultre, culvert! beteekent Voort, weg, ellendeling! Mr. Van den Bergh in het Gloss. op den Limb. zegt als verklaring der uitdrukking: ‘Ik denk, dat men er den imper. vaer onder zal moeten verstaan.’ Dr. Jonckbloet in de Aantt. op de Lorr. 2666 opperde de volgende gissing: ‘Oner. Moet dit ook veranderd worden in vaer? Of is het de imperativns van 't ww. overen, dat Kiliaen vertaalt: superesse, reliquum esse: et superlucrari, en waarvoor het Mhd. heeft: überen, übertreffen, überwinden, als Ziemann het vertaalt?’ Het volksboek uit de Blauwe Bibliotheek heeft werkelijk de lezing vaer. Daar luidt de regel aldus:Ga naar voetnoot1) Nu vaer in der duvelen hant!
De Hoogleeraar Bormans teekent bij den ouderen tekst der fragmenten aan:Ga naar voetnoot2) ‘Le libre blen donne: Nu vaer in der duyvelen hant! Ce vaer vient du rajeunisseur, qui a voulu expliquer l'ellipse; à moins qu'il n'y ait eu primitivement vaer seul, d'où serait d'abord né Over et puis Nu over.’ De laatste gissing van den Luikschen Hoogleeraar komt mij min juist voor. De latere omwerker en schrijver van het Volksboek vond zeker in den ouden tekst, dien hij voor zich had: Nu over. Hij verstond die uitdrukking niet en verving ze door Nu vaer, dat in beteekenis vrij wel overeenkwam met Nu over. Om den uitroep over te verklaren is het evenwel onnoodig er met Mr. Van den Bergh ‘den imper. vaer onder te verstaan.’ Over is ongetwijfeld eene elliptische uitdrukking, evenals de tusschenwerpsels voorwaarts! weg! voort! wanneer ze als een bevelende uitroep worden uitgesproken. Over komt mij voor niets anders te zijn dan de letterlijke vertaling van het Ofr. ultre, oultre, van Lat. ultra, dat voort! | |
[pagina 218]
| |
voorwaarts! beteekent. In welken zin dit oultre gebezigd wordt, leert ons Gachet,Ga naar voetnoot1) die eerst de twee volgende voorbeelden aanhaalt:
Oultre! dist Helyas, c'or i fust Mauquarés.
Oultre! dist-il, payens, or iestes-vous pierdus.
‘C'est le cri de victoire de l'homme de guerre an moyen âge. Bauduin de Seboure dit de même à son adversaire:
Outre! dist Banduins, léchières soudoians.
(Baud. de Seb. 1, 197).
Tout surpasser, tout surmonter, n'est-ce pas en effet triompher et vainere? Ainsi quand le chevalier passe à travers les escadrons ennemis, oultre! s'écrie-t-il, c'est-à-dire rien n'a pn m'arrêter. A l'époque des croisades, ceux qui partaient pour la terre sainte chantaient une chanson sur l'outrée (cantilena de ultreia). Ducange suppose qu'il s'agit du passage d'outre-mer. Nous pensons qu'il faut y voir, comme dans outre! le cri de guerre et de victoire.Ga naar voetnoot2) C'est ainsi que la dame du Fayel, priant pour son ami qui est en terre sainte, chante ce refrain: Dex! quant crieront: Outrée!
Sire, aidiés à pélerin,
Por qui sui espoentée,
Car félon sont Sarrazin.
(Leroux de Lincy, Ch. hist. 1, 105).
“Quand les Sarrasins crieront outr'e! c'est-à-dire quand ils voleront au combat contre les chrétiens, mon Dieu, venez au secours du pélerin pour lequel je suis épouvanteé, car les Sarrasins sont cruels.”’ | |
[pagina 219]
| |
Dien oorlogskreet vertaalden de overzetters der Oudfransche romans letterlijk in Over, doch daar hun het eenvoudige Over te kaal en zinledig voorkwam, voegden zij er eenige woorden bij, als in der duvel hant, in des duvels gheleide of iets dergelijks. De kreet Voorwaarts! kreeg door die bijvoeging meer het karakter eener verwensching, en Nu over in der duvele hant, - in des duvels gheleide, werd niet veel meer dan: val in des duivels hand! moge de duivel u in zijn geleide nemen! abi in malam partem! In duvels name en in duvels ere is nagenoeg een van beteekenis, doch minder krachtig: Voort in duivels naam, - ter eere des duivels. |
|