Bladvulling.
In het Spel van den hertoghe van Bruyswye enz., door den Hoogleeraar Moltzer opgenomen in de eerste aflevering zijner welkome Bibl. van Mnl. Letterk., lezen we vs. 732 tot '35:
O edel oem, ic hebbe ghesien
Wonder ane Florentine die scoene,
Die met rechten mochte draghen crone
Voer Babeloen den soudaen.
In eene noot zegt de geëerde Uitgever: ‘men zou verwachten van Babeloen.’ - Neen, wij verwachtten hier wel degelijk voor. Immers leest men vs. 816 en '17 van hetzelfde spel:
Maer Florentijn, die es wel weert
Te draghen crone voer elken man.
In het abel spel van Esmoreit vindt men vs. 530 en '31:
Ghi moecht met rechten draghen croene
Voer elken man die nu leeft.
Volledig zou, dunkt ons, de eerstbesprokene versregel luiden
Voer (van) Babeloen den soudaen.
In vs. 1125 en '26 toch lezen we:
Want van Babeloen die soudaen
Er is daarenboven een groot onderscheid tusschen het dragen der kroon voor, d.i. boven, of: voor het aangezicht, d.i. als echtgenoot van iem., en: het dragen der kroon van iemand. Bedriegen wij ons niet, dan bedoelde de schrijver het eerste. De weglating van 't voorz. van kon tot geen misverstand aanleiding geven, die van voor o.i. wel.
Hoe denken de lezers van den Taal- en Letterbode er over?
J.H.v.D.