De taal- en letterbode. Jaargang 1
(1870)– [tijdschrift] Taal- en letterbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 117]
| |
't Eerste gewin is kattegespin;
| |
[pagina 118]
| |
De beide andere vormen houdt Dr. T.W. voor verbasterd op grond, dat aan katjeswinst evenmin eenig begrip is te hechten als aan kattegespil. Dit laatste, oordeelt ZWEZG., kan men kwalijk voor kattegespel houden, omdat in de volkstaal e en i wel wisselen voor n, maar hem van dergelijke wisseling voor l, b.v. van schellen voor schillen, geen voorbeeld bekend is. In den eersten opslag was ik tot dezelfde verklaring van kattegespin gekomen als Dr. T.W., doch eene nadere overweging van den zin, waarin deze spreekwoorden worden gebezigd en de opmerking, dat het volk bij 't verbasteren van spreekwoorden veelal uitdrukkingen, die onverstaanbaar zijn geworden, vervangt door meer gebruikelijke en begrijpelijkeGa naar voetnoot1), deden mij twijfelen, of hier wel aan verbastering viel te denken, en voelde ik mij genoopt te beproeven, of er niet een verklaring was te vinden, die, volkomen in overeenstemming met de verschillende lezingen van ons spreekwoord, geene van allen als verbastering veroordeelde. In hoe verre 't mij gelukt is dusdanige verklaring te vinden, onderwerp ik bij dezen aan 't bescheiden oordeel van den lezer. Ten einde uit een zuiver kanaal gewaar te worden, welke van de verschillende vormen hier te Kampen in zwang is, uitte ik op een zekeren morgen, dat ik 't met de jongens van de eerste (d.i. laagste) klasse van 't gymnasium, allen aartsliefhebbers van 't diepzinnig knikkerspel, te doen had, zonder de minste inleiding eenvoudig deze twee woorden: ‘eerste gewin’ .... en onmiddelijk vervolgde het gansche gezelschap als één man: ‘is kattegespin’, terwijl één er nog deze merkwaardige uitbreiding bij deed: ‘tweede gewin giet 't zekkien in’. Toen ik vervolgens vroeg, in welke beteekenis zij dat spreekwoord gebruikten, nam een van hen het woord en berichtte, dat ze 't gewoonlijk zeiden, als iemand in 't begin heel gelukkig is en aanhoudend wint, ten einde te kennen te geven, dat zulk een eerste winst niet te vertrouwen is, dat het eerste gewin maar valsche winst is, waarop naderhand gewoonlijk | |
[pagina 119]
| |
een groot verlies volgt, of, zoo als de spreker het uitdrukte, waarvoor men later moet bloeden.... Ενθ᾽ ἄλλοι μὲν πάντες ἐπευϕήμησαν Ἀχαιοί.
Geheel op dezelfde wijze zeiden wij in mijn jeugd en zegt men nog in 't Oldampt ‘eerste winst is katjeswinst’; en nu geloof ik, dat men alle vormen, ook zelfs ‘eerste gewin is kattegegrimGa naar voetnoot1)’, volkomen begrijpelijk en in den haak zal vinden, indien men ze beschouwt als zooveel verschillende uitdrukkingen van een overoud, algemeen verspreid volksgeloof, volgens 't welk een aanvankelijk buitengewoon groote voorspoed niet is te vertrouwen, daar die gewoonlijk slechts de voorbode is van een veel grooter tegenspoed, ja niet zelden van algeheelen ondergang; een volksgeloof, waarvan we reeds bij Herodotus de duidelijkste sporen aantreffen; ja dat wel een voornaam geloofsartikel van den vader der geschiedenis mag heeten, 't welk zijne geheele historie van 't begin tot 't eind beheerscht. Zeer duidelijk vooral komt dit geloof uit in den welbekenden brief van Amasis, koning van Egypte, aan zijnen op een onrustbarende wijze door 't geluk begunstigden gastvriend Polycrates van Samos. ‘'t Is mij wel aangenaam, schrijft de Egyptenaar, te vernemen, dat het een beminden gastvriend wel gaat, maar uw bestendige voorspoed wil mij niet bevallen, daar ik weet, hoe afgunstig de godheid isGa naar voetnoot2),’ en wat verder: ‘want ik weet niet, dat ik ooit van iemand heb hooren verhalen, die, in alles door 't geluk begunstigd, niet in 't eind geheel te gronde ging.’ Wat hier door Amasis de afgunst der godheid en elders bij Herodotus de nijd der godenGa naar voetnoot3) (die er behagen in scheppen al wat buitengemeen uitsteekt te knottenGa naar voetnoot4) genoemd wordt, heet later de arglist van Jupiter, die den sterveling door voorspoed verblindt, ten einde hem in 't verderf te stortenGa naar voetnoot5); of de wuftheid, de wispelturigheid, de verraderlijkheid der Fortuin, die | |
[pagina 120]
| |
den armen mensch snel en hoog verheft, om hem met een des te rasscher en zwaarder val neder te ploffenGa naar voetnoot1). Of wel men spreekt van de valschheid der luksgodin, die eerst vleit en streelt om vervolgens zooveel te gevoeliger te kwetsen. Houdt men nu deze laatste voorstelling, d.i. het valsch vleijen en streelen der Fortuin in 't oog en bedenkt men tevens, dat de kat het zinnebeeld der valschheid is, dan zal men, dunkt me, in kattegespin, kattegespil en kattegegrim geen ongepaste uitdrukkingen kunnen zien voor de bedriegelijke gunst, het verraderlijk spel, het valsch toelagchen der geluksgodin. Immers kan het, zou ik zeggen, aan geen redelijken twijfel onderhevig zijn, of in kattegespin, kattegespil en kattegegrim staat het bepalingswoord katte, evenals in katteliefde, gelijk met valsch, en daar, zooals Dr. T.W.t.a.p. terecht opmerkt, het gespin der kat een teeken is, dat het beest in een goed humeur, dus voor 't oogenblik gunstig gestemd is, zoo komt kattegespin overeen met valsche, niet te vertrouwen gunstige stemming en ‘'t eerste gewin is kattegespin’ beteekent dus, dat een gewin voort in 't begin enkel een valsche, niet te vertrouwen gunst, een verraderlijk gestreel is der Fortuin, die eerst vleit, om vervolgens des te gevoeliger te kwetsen; evenals een kat, die eerst vrindelijk spint en streelt en een oogenblik later de verraderlijke klaauw uitsteekt, om den goedgunstig gestreelde bloedige wonden te slaan. Van 't eerste gewin is kattegespin (= e.g. is valsche winst) komt men licht tot eerst gewonnen is katje gesponnen (= e.g. is valsch gewonnen.) Kattegespil beduidt klaarblijkelijk het valsche, bedriegelijke spel der geluksgodin. De zwarigheid toch, die Dr. T.W. verhinderde, in spil hetzelfde woord te zien als spel, valt weg, aangezien men in verschillende streken van Overijssel en Groningen altijd spreekt van appelschellen en ‘de meid schelt aardappels’, waaruit blijkt, dat in de volkstaal niet alleen voor n, maar ook l de e wisselt met de i. Ook bij Vondel vindt men, onder anderen in den Palamedes, smilten en smilt, waarbij Dr. Eelco Verwijs aanteekent: ‘Zoo schrijft V. gewoonlijk. De verwis- | |
[pagina 121]
| |
seling van e en i is zeer gewoon, als in pen en pin, schel en schil, hette en hitte enz. Zie Huydec. Pr. I. 4741.’ Doch al vond ook zulk een wisselen nu volstrekt niet meer plaats, dan zou ik er nog niet het minste bezwaar in zien, spil in kattegespil voor 't zelfde woord te houden als spel. In kattegespil is klaarblijkelijk de oude vormGa naar voetnoot1) van spel bewaard; en voor dit bewaard blijven bestaat een zeer goede reden. In ‘'t eerste gewin is kattegespil’ hebben we namelijk een voorbeeld van het, vooral in spreekwoorden zeer gebruikelijkeGa naar voetnoot2), assoneerende, d.i. alleen in de overeenstemming der klinkers bestaande, rijm, en nu is 't juist deze assonantie, die in ons spreekwoord spil of gespil belet heeft in spel over te gaan: ‘'t eerste gewin is kattegespel’ assoneert niet. Dat de assonantie werkelijk het vermogen bezit, om een oorspronkelijke i te verhinderen in e over te gaan, dat blijkt onder anderen uit het volgende, mij door iemand uit Ooltgensplaat aan de hand gedane, spreekwoord: ‘Als de haan kraait op 't nist, is 't tegen regen of mist.’ Hierin heeft de i van mist die van nist evenzoo vastgehouden, als de i van gewin die van spil of gespil. Nemen we nu verder in aanmerking, dat in sommige streken van ons land grimmen wel in den zin van lagchen gebezigd wordtGa naar voetnoot3), dan is ook de beteekenis van kattegegrim klaarblijkelijk: valsch, bedriegelijk gelach; en ‘eerste gewin is kattegegrim’ geeft dus te kennen, dat de eerste winst niet te vertrouwen, maar louter als een valsch toelagchen der trouwelooze Fortuin te beschouwen is. Ook van het Groninger ‘eerste winst is katjeswinst’ ligt nu, dunkt me, de bedoeling voor de hand. Het staat gelijk met ‘eerste winst is valsche winst’. Dat namelijk het deminutief katjes- in katjeswinst dezelfde kracht heeft als katte- in kattegespin, kattegespil, kattegegrim en katteliefde wordt bevestigd door een ander Groningsch compositum, waarin ditzelfde deminutief volkomen op dezelfde wijze ter aanduiding van het valsche | |
[pagina 122]
| |
wordt aangewend, ik bedoel katjegoldGa naar voetnoot1), den naam waarmee men, onder anderen in 't Oldampt, het doorschijnend, gele, naar goud zwemende boomhars bestempelt, en welk woord dus gelijk staat met valsch goud. Is de bovenstaande verklaring juist, dan blijkt het alweer, dat verschil van gebruik in verschillende hoeken des Lands niet noodzakelijk een bewijs van verbastering of verwarring is, maar dat men ook in dit, als in zoo menig ander opzigt, met waarheid kan zeggen: varis modis bene fit, of wel: elk zoent zijn wijf op zijn manier.
Kampen, den 11 Febr. 1867. |
|