25[regelnummer]
Op dat wire ons in willen honden:
26[regelnummer]
Want wy buten sinen schouden (wye?)
27[regelnummer]
Hier in aertrijck wort (1. worden) ghepijnt. (,)
28[regelnummer]
Die alles dinghes magh ghewouden,
29[regelnummer]
Hi soud ons gaern ter doghet vouden.
30[regelnummer]
Dit moghen wy mercken, alst wel schijnt.
Daar ook na de verandering, door den heer L. voorgesteld, (wort- lees worden) wij geen' ongewrongen verklaring van vers 26 vs. 27 konden geven, vroegen we ons zelven af, of in vs. 26 in plaats van 't woord wy niet beter wye paste, zooals het ook elders in den zin van wie in dit stuk voorkomt. - We hebben daar ja op geantwoord: de zin en 't redekundig verband werden ons door zulk eene verandering helder. Achter ghepijnt zal dan een komma en niet een punt geplaatst moeten worden en de verandering van den Hr. L. valt weg.
Vs. 26 en 27 staan dan met vs. 28 en 29 in concessief verband: De zin wordt:
‘Want wie ook buiten zijne schuld hier op aarde lijden moet, - hij, die macht kan oefenen over alles, hij wil ons gaarne deugdzaam maken, - m.a.w. mocht er iemand op aarde zonder schuld lijden, hij schrijve het daaraan toe, dat God dit lijden als middel tot zijne volmaking gebruikt.
Mochten we in dezen dwalen, gaarne zagen we ons te recht gewezen.
Gron.
L. Leopold.
De Red. is van oordeel, dat de gissing van den Heer L. volkomen juist is, dewijl de lezing:
‘Want wie buten sinen schouden
Hier in aertrijck wort ghepijnt,
(Hi), die alles dinghes magh ghewouden,
[Hi] soud ons gaern ter doghet vouden’
een gezonden zin oplevert, en blijkbaar de bedoeling van
den schrijver uitdrukt.