voor één hield, en het minst gebruikelijke op dezelfde wijze uitsprak als het meer gewone. Zoo zal het gekomen zijn, dat men aan delen de scherpe e van deelen, en aan klooven (doen splijten) de zachte o van kloven (mv. van kloof, spleet) gegeven heeft. Gaarne erken ik, dat ik ten aanzien van zelen en zeelen in dezelfde fout ben vervallen, en aan het eerste woord ten onrechte eene scherpe e heb toegekend. Ik ben daarom den Heer Beckering vinckers dank verschuldigd, dat hij, in zijne E-legie, blz. 87, tegen mijne spelling opkomende, mij aanleiding heeft gegeven om de zaak nader te onderzoeken. Ik erken, dat ik gedwaald heb, en dat het hedendaagsche zeel de zachte e heeft. Ik kan echter niet toegeven, dat er van ouds tweeërlei uitspraak van dit woord in zwang geweest zou zijn, en dat er dus stemopneming zou moeten plaats hebben om de keus tusschen e of ee te bepalen. Wij hebben hier te doen met twee verschillende woorden. Kiliaan en Plantijn kennen slechts één seel of zeel met de beteekenis van touw, waarvan seel-draeijer (touwslager) en seel-dansser (koordedanser) gevormd waren. Beiden geven aan het woord de scherpe e, die aan goth. sail, ohd. en nhd. seil eigen is. Van der Schueren echter schijnt het onderscheid gevoeld te hebben, daar hij zeel in den zin van touw altijd twee e's geeft, maar sele slechts eene. Dit sele verklaart hij door halsbant, kennelijk doelende op den geweven platten band aan het einde van een schipperstrektouw, hetwelk door den trekker om hals en schouders gedaan wordt. Het onderscheid tusschen het thans verouderde zeel (touw) en zeel (platte geweven band), in trekzeel, kruizeel, hulpzeel, wordt door ohd. en mhd. sil nevens seil, onrd. sili nevens seil en ofriesch sil nevens sêl buiten allen twijfel gesteld. In ohd. silsail komen beide woorden zelfs vereenigd voor. De e in het thans gebruikelijke zeel is dus uit i ontstaan en derhalve zacht.
L.A.t.W.