De Taalgids. Jaargang 6
(1864)– [tijdschrift] Taalgids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 198]
| |
Stelling III.‘In verscheidene Indisch-Europeesche talen, voornamelijk in het Oudgermaansch, lag het streven om in de verschillende vormen van een zelfde woord het evenwicht te bewaren, wanneer er geene oorzaken bestonden, die zulks onraadzaam of onmogelijk maakten; dat wil zeggen: Wanneer een woord door het aannemen van uitgangen of achtervoegsels, verlenging of aanwas (en dus vermeerderdering van gewicht) onderging, dan werd de vocaal van den stam, als deze een tweeklank was, door een eenvoudigen klinker, als zij in een zwaarderen klinker bestond, door een lichter en vervangen. Thans zou ik dien regel nog algemeener stellen en zeggen: Wanneer een woord in één gedeelte een aanwas bekomt, dan verliest doorgaans een ander gedeelte iets van zijn gewicht. De Heer B.V. zegt, blz. 22, noot 2, dat Bopps ‘compensatiewet’ meer een empirische dan een ‘causaalwet’ is. Ik meende, dat alle wetten in empirische wetenschappen, waartoe ook de taalkunde behoort, door empirie opgemaakt werden, ‘zamenvattingen van feiten’ waren; dat zelfs het theoretisch behoorlijke uit het werkelijk bestaande werd afgeleid, ‘het θεωρητικως δεον’ uit ‘het οντως ον’, en begrijp dus niet, wat die opmerking moet beteekenen. Zeker is het, dat de ‘compensatiewet’ juist eene causale wet is, die de oorzaken van tallooze verschijnselen aanwijst. Het oog moet er echter voor openstaan, anders ziet men ze niet. Dit blijkt overtuigend bij eene verklaring van den Heer B.V., waar ZEd. meent, dat de compensatiewet ‘niet kan worden ter hulp geroepen ter verklaring van de vervanging der ai door i in taihum - digumes.’ Dat digumes, dat, blijkens den uitgang -es, ohd. zal moeten wezen, bestaat niet, zeker niet als vertaling van goth. taihum (wij tegen, betichtten), waarmede het door den Heer B.V. vergeleken wordt; het zal zigumes moeten wezen. De medeklinker doet hier echter niets af; ik neem daarom de bedoeling der woorden voor de letter. ZEd. wil dan zeggen, dat de ohd. vorm zigumes met i zich | |
[pagina 199]
| |
niet door de compensatiewet uit Goth. taihum laat verklaren. Dit is volkomen waar, omdat digumes of zigumes niet van het Goth. taihum is afgeleid, maar van een ouderen vorm in de algemeene oude Germaansche taal, waarvan zoowel het Gothisch als het Ohd. afstamt: die twee vormen bestaan naast elkander, en de eene is niet uit de andere ontsproten; doch de wet van het evenwicht is hier zoo duidelijk zichtbaar als maar ergens elders. De oorspronkelijke Oudgermaansche vorm heeft naar alle waarschijnlijkheid geluid tihumas. De i is in het Goth. in ai veranderd; de eerste lettergreep tih werd dus zwaarder, en daarvoor viel de laatste, -as, af; doch in het Ohd. zigumes bleef de i kort, en kon dus ook de lettergreep -as of -es blijven bestaan. Intusschen heeft de Heer B.V. mij, en misschien de Germaansche taalkunde, precies door zijne vergissing eene niet onbelangrijke dienst bewezen, door mij aanleiding te geven om twee nog onverklaarde zaken, die den taalkundigen tot nu toe nog al moeite hebben gebaard, naar het mij voorkomt, voldoende op te helderen en als zeer natuurlijk in het licht te stellen. Het eene is het antwoord op de vraag, hoe het komt, dat de 1ste pers. van het mv. der Gothische werkwoorden, b.v. taihum, voor taihumas, het teeken van het meervoud -as reeds heeft afgeworpen, terwijl het Ohd. zooveel later den vorm zigumes meer ongeschonden bewaard heeft. Het andere is het antwoord op de vraag, of het denkbaar is, dat ai in de Gothische reduplicatielettergreep lang was. Juist de wet van het evenwicht, die men bij die vragen tot nu toe over het hoofd heeft gezien, geeft de antwoorden. Vooreerst dient opgemerkt, wat de Heer B.V. ook weet, dat het Gothisch zich van alle overige Germaansche talen o.a. daardoor onderscheidt, dat het alle korte i's en u's, vóór eene h of r staande, in de tweeklanken ai en au heeft veranderd. Eene tweede eigenaardigheid is, dat die taal nog een aantal ww. bezit, die in den verl. tijd redupliceeren, en in de reduplicatiesylbe den tweeklank ai hebben, terwijl de vocaal in de andere Germaansche talen ken- | |
[pagina 200]
| |
nelijk de korte i is geweest. Het Gothisch bezit dien ten gevolge een aanzienlijk aantal werkwoorden wier stam zwaarder is dan die der gelijkluidende woorden in de andere talen, dan b.v. in het Ohd.; woorden met tweeklanken tegenover Ohd. met korte klinkers. Volgens de ‘compensatiewet’ moest het evenwicht zooveel doenlijk hersteld worden; en waardoor kon dat beter geschieden dan door het afwerpen van een uitgang, die voor de beteekenis overtollig was? met andere woorden, waardoor kon beter dan door verandering van taihum-as in taihum, van hai-haldum-as in hai-haldum het verbroken evenwicht worden hersteld? Bij het Ohd. zigum-es met korte i, bestond die noodzakelijkheid in het geheel niet, bij hi-haldum-es, ook met i, in veel geringer mate. Wanneer in eene taal eenmaal eene verandering begonnen is en zekeren omvang heeft verkregen, dan strekt zij zich spoedig uit tot andere gelijksoortige gevallen, al bestaat daar ook dezelfde oorzaak niet. Het afvallen van den meervoudsuitgang van den 1sten persoon moet, mijns inziens, in het Gothisch het eerst hebben plaats gegrepen in den geredupliceerden verleden tijd, gelijktijdig met, of kort na den overgang van i en u in ai en au vóór eene h en r, en met dien van i in ai in de reduplicatie. Dat die afval in het Ohd. niet zoo vroeg plaats greep, kan alleen aan de kortheid der vocaal in de reduplicatiesylbe worden toegeschreven, waaruit omgekeerd volgt, dat deze in het Gothisch lang was. Heb ik goed gezien, dan behoeft men zich voortaan niet langer in allerlei bochten te wringen om met eenig fatsoen te kunnen spreken van korte tweeklanken, waarmede de Heer B.V. en anderen zoo in de weer zijn. Ik heb mij van zulke dingen nooit eene voorstelling kunnen maken, evenweinig als van een bloeienden dooden boom of van ijskoud kokend water. De eene tweeklank is wel langer dan de andere, b.v. aai langer dan ai, doch ook de kortste moet uit den aard langer wezen dan een eenvoudige klinker van ééne mora, omdat er bij het uitspreken eener diphthong noodwendig een overgang van den eenen stand der mondbuis | |
[pagina 201]
| |
tot den anderen moet plaats hebben, terwijl deze bij een zuiveren klinker onveranderd blijft. Ik eindig met nogmaals mijn leed te betuigen, dat de Heer B.V. zijne krachten besteedt aan pogingen om de wetenschap af te breken, althans om haar in discrediet te brengen, liever dan aan het hoogere doel, aan haren opbouw. Ik wil niet zeggen, dat ZEd. het publiek opzettelijk heeft willen bedotten: zelfbedrog, citeerwoede en gemis van het juiste begrip van hetgeen men door strikte eerlijkheid verstaat, hebben aan de E-legie de richting gegeven, die zij genomen heeft; bij eene strenge critiek der argumenten zou zij gansch anders zijn uitgevallen. Moge het tweede gedeelte van het non liquet; amplius (ik hoop, dat het inzicht later komen zal) in vervulling treden! Dan zal het den Heer B.V. ongetwijfeld spijten, door vertoon van eene geleerdheid, die niet altijd ter snede kwam, de aandacht der lezers van het minder juiste zijner redeneeringen en gevolgtrekkingen te hebben afgeleid en zoodoende oorzaak te zijn geweest, dat Dr. de Jager als dupe met zijn opstel in den Tijdspiegel voor Juli eene niet zeer schitterende figuur gemaakt heeft. Nog eenmaal, het goede in de Kamper brochure hier en daar verspreid, - het zijn wel is waar rari, nantes in gurgite vasto - zal door mij niet veronachtzaamd worden, al moest ik dan ook meer dan eenmaal erkennen, dat ik gedwaald had; en al wist ik ook te voren, dat men van mijne bekentenissen een gebruik zou maken, nog minder edelmoedig dan de Heer B.V. en enkele anderen gemaakt hebben van mijne bekentenis, dat dozijn uit het Latijn en niet uit het Fransch is overgenomen, en waaruit voortvloeide, dat de spelling dozijn beter is dan dozein. De ijdele glorie van gelijk te hebben haalt in mijn oog niet bij het zelfbewustzijn, met al de krachten en vermogens, die ons zijn geschonken, naar de waarheid gezocht en deze erkend te hebben, waar zij ook gevonden wordt, bij bestrijders zoowel als bij medestanders.
L.A. te Winkel. |
|