De Taalgids. Jaargang 1
(1859)– [tijdschrift] Taalgids, De– Auteursrechtvrij
[pagina 226]
| |
Ceedse: chaise of siege?In het vorige stukje van dit tijdschrift wordt, onder eenige woorden uit de Noord-Hollandsche volkstaal, ook het woord ceedse voor ‘besloten bank of zitplaats in een bank’ aangehaald, en ter verklaring alleen op Tuinmans Fakkel gewezen. Daar leest men (bl. 56) dat het ‘zitse zijn zal, gelijk wij nog zeggen een zitsteê’, en wordt voorts nog ‘de naam van het bekende voertuig chaise, alsof men zeide een stoelkar’ aangevoerd, dat ‘wel van de Franschen overgenomen’ heet, maar door hen ‘eertijds van onze grijze oudvaderen gekaapt, en naar hunne mode verflikt. Waarom wij dat woord’, zoo vervolgt men, ‘uit een aloud erfrecht weder mogen aanboorden. Doch mogelijk zullen de Latijnen ons dat willen betwisten door hun sedere en sedile;’ uit welk laatste dan elders (bl. 365) ook stoel (voor s'dile!!) geboren heet. Wie dit leest, zal zeker niet ontkennen, dat de woordgronding, sedert Tuinmans dagen, wel eenigen voortgang gemaakt heeft; zitse en sdile zijn stellig geen vormen, die iemand thans nog gaarne voor zijne rekening nemen zou, en chaise zal men gewis liever met Diez (Etymol. Wörterbuch, S. 588) als bastertuitspraak van chaire (uit cathedra verkort) dan als een verfranscht zitse verklaren willen. Maar zou dan 't Noord-Hollandsche ceedse wellicht niet chaise zijn? Ik geloof het niet; en dat vooreerst reeds, omdat wij dit laatste in den vorm sjees (of hoe men 't anders spellen wil) bezitten; | |
[pagina 227]
| |
en voorts nog, omdat er zich die d dan moeyelijk in verklaren liet. Mijns inziens is het daarentegen niet anders dan 't fransche siége, waaruit zich die d even gemakkelijk verklaart, als die van den uitgang -aadje uit den fr. -age Ga naar voetnoot1). Dat het woord in Nederland - met name in Vlaanderen - gangbaar was, blijkt onder anderen uit een paar plaatsen van den Vlaamschen tooneelrijmer Everaert, in wiens Esbatement van de Vigelie, de Man zegt dat hij een siege maken moet op verbeurte van tien schellingen groot, 't geen vervolgens door den cnape bevestigd wordt: Mijn meester heeft belooft te volmakene,
Als hedent, een siege, ic hoorde 't vermonden,
Ende heift hemselven daerin verbonden
Up thien scellynghen grooten te verbuerene,
En se niet voldaen wort.
Ook zijn meester, die door een plagerij zijner vrouw inderdaad de tien schellingen verbeurt, herhaalt dit ten slotte nog eens: Hedent haddic belooft te zijne vulmaect
Een siege, up de verbuerte van thien scellynghen,
Nu hebbic my gebrocht in deze quellynghe; -
Tien sc. grooten zo te verliezene! -
In de uitgave dier Vigelie in Het Nederlandsche kluchtspel, 1e aflev. (Haarlem, 1854) bl. 79 vv., is het woord, vragenderwijs maar anders verkeerdelijk, met cierge in verbrand gebracht, waarmeê het niets te maken heeft; de man heeft blijkbaar beloofd een zetel af te werken, en dien niet klaar gekregen. Met verwante beteekenis is siege nu in Holland allengs voor een kerkelijke zitplaats of besloten bank gebezigd, en komt dan in zoover op de zitsteê van Tuinman neêr, waarmeê het (van sedere en zitten uit) in oorsprong inderdaad verwant is. Deventer, 20 Mei 1859. Van Vloten. |
|