Een taalgeleerde of taalonderzoeker kan er zeer zeker niet door
bedoeld zijn, want ieder, die slechts eenige schrijvers der 17de, ja
zelfs der 18de eeuw gelezen heeft, weet, dat die uitdrukking zoo
menigmaal voorkomt, dat er niet aan te twijfelen valt, of zij is algemeen
geweest. Slaan wij, ter bevestiging hiervan, op:
J. van Beverwyck, Schat der gesontehyt,
1663, bl. 178, a., daar leest men:
‘Dewijl wy nu van allerhande dranck gesproken hebben, soo en
sal niet ondienstigh wesen, hier een weynigh by te voegen van den Taback, die
wy mede in onse tale seggen te drincken.’
Eenige regels verder, in kolom b, lezen wij: ‘De Taback
moet des morgens gedronken werden,’ en: ‘So heb ick onder
andere een man in dese stadt gesien, die alle daegh gewent was in de twintigh
pijpen te drincken.’
Slaat men de werken van
Cats, op, ook daarin vindt men de uitdrukking
tabak drinken, b. v. in de volgende regels:
Al heeft matroos alleen een pijp taback gedroncken,
Hy krijgt een vrolijck hert als waer hem wijn geschonken.
Uitg.
Diederichs, 1828, I, 56, a. do. van
1726, I, 27.
Ook bij
Bredero, om geene andere schrijvers te noemen,
vindt men:
Hy drinckt te veel Toeback.
Kl. v. d. Molenaer, bl. 3.
Loopt inde Taback-huysen, wil jy taback leggen en
drincken.
Griane, bl. 1.
Wat hierbij nog vermelding verdient is, dat de Maleiers op Java voor
rooken dezelfde uitdrukking, namelijk mienom roko (sigaren
drinken) nog heden ten dage, en geene andere daarvoor gebruiken.
Verder moet ik nog aanmerken, dat in het Woordenboek op de Gedichten
van Bredero, op bl. 93 en 386, wel degelijk op deze uitdrukking
gewezen wordt.
Leiden, Mei 1859.
A.C. Oudemans.