van het aanwijzend voornaamwoord dit, hier gebezigd in eene min of meer
onbepaalde beteekenis, die de lezer of hoorder uit het voorafgaande of uit de
omstandigheden zelf moet opmaken. Immers men gebruikt de onzijdige
voornaamwoorden: het, dit, dat en wat niet altijd en uitsluitend
om op zelfstandigheden te wijzen, die door enkelvoudige onzijdige
zelfstandige naamwoorden aangeduid kunnen worden, gelijk b. v. in de zinnen:
Haal het paard uit den stal. Het staat reeds voor de deur. - Waar is het
boek? Het ligt op de schrijftafel. Zet dit in de kast, en geef mij dat. De
genoemde voornaamwoorden, alsmede hetgeen, kunnen elk begrip van
zelfstandigheid vertegenwoordigen, onverschillig of dit door een mannelijk,
vrouwelijk of onzijdig, door een enkelvoudig of meervoudig, of in het geheel
niet door een zelfstandig naamwoord uitgedrukt wordt. Ik zal hier eenige
voorbeelden bijbrengen, waarin de genoemde voornaamwoorden nu eens
één of meer personen, dieren of levenlooze individuen, dan eens
stoffen, hoedanigheden, werkingen of betrekkingen aanduiden , al hetwelk dan
echter blijkbaar als ééne enkelvoudige zelfstandigheid gedacht en
voorgesteld wordt. Met wien stond gij daar te praten? Het was de aannemer
van het nieuwe kerkgebouw. - Wie wandelen daar? Ik ken die menschen niet; het
zijn vreemdelingen. - Wat is dat voor een hond? Het is een Nieuw-Foundlander. -
Wat zijn dat voor paarden? Het zijn Holsteiners. - Wat hebt gij daar voor
fraaije boeken? Dit zijn van Lennep's romantische werken, dat zijn Tollens'
gedichten, - Dat is katoen, maar dit is zuiver linnen. - Dat is lekkere wijn. -
Hoe noemt gij die kleuren? Dat is bister, dit heet sapgroen. - Die fraaije stof
kost zes gulden de el. Dat is niet heel duur. - Het is gezond vroeg op te
staan. Dat heet ik werken. - Dat zijn maar voorwendsels en uitvlugten. - Dat is
onverantwoordelijk gehandeld. - Wat hij het eerst verhaalde kan waar zijn; maar
dit is stellig verzonnen. - Hetgeen ik zeg is de zuivere waarheid, het is niet
overdreven. - Wat hij ook onderneemt, het gelukt hem altijd. - Noemt gij dat
zich vergissen? ik heet het schandelijk liegen.