Het betrekkelijk voorn.w. dat.
Antwoord op vraag 2: ‘Hoe is de uitdrukking te verklaren:
Beatrijs, vs. 258: Hets u vrient, dat ghy siet? Zie pag. 47.’
Dr.
Jonckbloet zegt ter aangeh. pl.:
‘Dikwijls volgt op een mannelijk zelfstandig naamwoord bij onze ouden het
betrekkelijk voornaamwoord in het onzijdig geslacht, b. v.
Maerlant, Leven van St. Frans. HS. Vs.
257:
Hi voer daer hem te zine stoet;
Enen ridder, datti gemoet,
Edel, arem, qualike gecleet, enz.
Hetzelfde is reeds opgemerkt door
Huydecoper, Proeve