Surinaamsche Almanak voor het Jaar 1820
(1819)– [tijdschrift] Surinaamsche Almanak– Auteursrechtvrij
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Plakkaten en ordonnantien. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Kotisatie voor de Gemeene weide.
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Eerstelijk aangaande de Huizen alhier aan Paramaribo, en onder het ressort van dien. Dat de belasting of kotisatie der Huizen alhier aan Panamaribo, en onder het ressort van dien, voor dit loopende jaar zal worden geheven volgens eene door Heeren Kommissarissen der Lands Gemeene Weide nieuwe naauwkeurig te makene taxa, berekend naar de tegenwoordige huur der Huizen, welke verhuurd zijn, en van die welke niet zijn verhuurd, maar door de eigenaren derzelven worden bewoond, zal de huur dier Huizen moeten worden getaxeerd naar de huur welke dezelve zoo zij verhuurd waren, zou kunnen opbrengen. Dat van dit beloop na aftrek nogtans van een zesde gedeelte dier huurpenningen, om te strekken tot reparatie dier Huizen, zal worden geheven vier pCt. en welke alzoo te doene kosten op het eindigen van ieder jaar zal worden herhaald, ten einde daardoor die belasting na evenredigheid dier opbrengsten van de huur der Huizen kan worden geheven. Ten tweeden: dat met betrekking tot de Houtwaren, de Houtgronden of Plantaadjen, naar mate van derzelver magt slaven, nu voortaan 's jaarlijks, aanvang hebbende genomen met primo Januarij dezes jaars, aan de Kas van het Kantoor der Lands Gemeene Weide zullen betalen, als: van eenen Houtgrond
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||
En ten derde, met betrekking tot de rijpaarden, trekpaarden of muilezels, rijtuigen op vier wielen, chaisen en karren op twee wielen, en eindelijk het herenvee. Dat van de betaling der impost op de paarden, voorkomende onder de benaming van pleziergeld, zullen vrij zijn, alle Militaire Officieren in dienst van Zijn Groot-Brittannische Majesteit, militaire dienst doende, doch zullen alle andere inwoners dezer Kolonie, van welke natie, staat of conditie, welke rijpaarden, rijtuigen en horenvee houden, verpligt zijn jaarlijks te betalen aan de Kas van het Kantoor der Lands Gemeene Weide, te weten:
Te welken einde alle Eigenaren of Administrateuren van Huizen, gelegen alhier aan Paramaribo, en onder het ressort van dien, mitsgaders die der Houtgronden of Plantaadjen mede alhier gelegen in deze Kolonie, als ook alle houders van paarden en rijtuigen, zoo als hiervorens is beschreven, gehouden zullen zijn voor dit loopende jaar na de Publicatie dezes en vervolgens 's jaarlijks in de maand Januarij ten Kantore van den Kassier der Lands Gemeene Weide op te geven het getal der Huizen welke zij bezitten of administreren, benevens het nummer van ieder Huis en alwaar dezelve gelegen zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Voorts van de Houtgronden of Plantaadjen, benevens het getal der slaven welke op ieder derzelve zich bevinden. En al eindelijk van het getal der paarden en rijtuigen en horenvee, welke door de inwoners van Paramaribo, en andere ingezetenen dezer Kolonie privativelijk worden gehouden. En zal gemelde Kassier na den laatsten Januarij van ieder jaar geene opgave meerder mogen aannemen. En welke hier voren bepaalde impost, zoo op de Huizen alhier aan Paramaribo, en onder het ressort van dien, als mede op de Houtgronden of Plantaadjen, benevens op de paarden, rijtuigen en horenvee, zoo als hier voren is omschreven, binnen de drie eerste maanden van ieder jaar ten Kantore van den Kassier der Lands Gemeene Weide, zal moeten worden opgebragt en betaald, alles, op poene tegens de gene welke voorschrevene belastingen niet binnen den daartoe gestelden tijd betalen, van te zijn vervallen in de boete van het dubbeld, en en indien dezelve binnen de zes eerste maanden niet betalen, alsdan voor deze dubbelde impositie door exploicten en des noods verdere middelen van regten te zullen worden geconstringeerd. En bijaldien iemand in gebreken blijft zijne opgaven invoege voormeld, te doen, komt te frauderen, zal de fraudateur vervallen zijn, in eene boete van het viervoudige van het geen hij had behooren te betalen, te bekeuren een vierde ten behoeve van het Officie-Fiscaal, een vierde ten behoeve van den Aanbrenger, een vierde ten behoeve van de Kassa der Lands Gemeene Weide, en een vierde ten behoeve van 's Lands Gasthuis. Wordende hiermede alle voorgaande Plakkaten, Publicatien, Proclamatien en Notificatien, en wel speciaal de, in dato 4 November des jaars 1803 gearresteerde en den 28 December daaraan volgende gepubliceerde Proclamatie te dien opzigte geëmaneerd, bij dezen ingetrokken, geannulleerd en buiten alle werking gesteld. En op dat niemand hier van eenige ignorantie pretendere, zal deze alomme worden gepubliceerd en geaffigeerd daar en zoo | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||
men gewoon is publicatien en affixien te doen, mitsgaders aan de rivieren van Plantaadje tot Plantaadje rond gezonden, om aldaar gezien, gelezen en geteekend wederom te dezer Secretarij te worden terug gezonden. Aldus gedaan, geresolveerd en gearresteerd in onze Vergadering, gehouden alhier aan Paramaribo, dezen tiende Februarij 1812, en gepubliceerd den 15 daaraan volgende.
(was geteekend) P. BONHAM, (onder stond) Ter Ordonnantie van denzelven, (en geteekend) M.S. SCHUSTER, eerste Secretaris.
Wij PINSON BONHAM, Major Generaal, kommanderende Zijner Majesteits Landmagt binnen de Kolonie Suriname, en Gouverneur ad interim, &c. &c. &c. Gezien en geëxamineerd hebbende zekere Proclamatie, de dato 10 Februarij 1812, door Gouverneur en Raden van Policie en criminele Justitie gearresteerd en aan ons voorgedragen. Zoo hebben wij goedgevonden en verstaan dezelve te approberen en te ratificeren, gelijk dezelve geapprobeerd en geratificeerd wordt bij dezen. Actum Paramaribo, den 15 Februarij 1812.
(was geteekend) P. BONHAM, (onder stond) Ter Ordonnantie van Zijne Excellentie, (en geteekend) J. MARTYR, Gouvernem. Secretaris. |
|