Surinaamsche Almanak voor het Jaar 1820
(1819)– [tijdschrift] Surinaamsche Almanak– Auteursrechtvrij
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 1. J.D.H.L. Beschrijving van de Volkplanting Suriname, verrijkt met de landkaart en koperen platen. Tweede druk te Leeuwarden bij meindert injema, 1718, 1e Vol. in 4to.Eene tweede oplage van dit werkje bewijst, dat helzelve in dien tijd is gezocht geworden, en daar het een der oudste schrijvers is, die over de Kolonie hebben gehandeld, was het niet ongeschikt met hetzelve de beoordeeling der werken over de Kolonie geschreven te beginnen. Het boek is in veertien hoofdstukken verdeeld, handelende:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorts is hetzelve versierd met eene landkaart en vier plaatjes. De landkaart vertoont de ligging der plantaadjen in het begin der 18de eeuw. De 1ste plaat vertoont figuratif Paramaribo en het fort Zeelandia, en waaruit men ziet, hoe aanmerkelijk de plaats heeft toegenomen. De 2de plaat vertoont het Magazijn en Molenwerk van eene Suikerplantaadje; het schijnt eene niet zeer naauwkeurige afteekening te zijn, alzoo men het molenwerk op den grond plaatst, of men zou in den eersten tijd, de Lika of het gepersde sap naar de ketels hebben moeten dragen. Thans is het molenwerk verheven geplaatst, stort de Lika in eenen bak, vanwaar het door eene goot naar den inneem-ketel geleid wordt. De plaat komt ook met de beschrijving niet overeen en mag dus als van geene waarde worden beschouwd. De 3de plaat vertoont eenen Neger en eene Negerin en het Suikerriet, is weinig belangrijk even als de 4de Plaat, die een Indiaansch vaartuig of Coyaar zal moeten verbeelden, uit eenen stam uitgehold, dan deze zijn van voren en achteren spitstoeloopende en nimmer van eene betimmering of opzetsel voorzien. Als men dit werkje gestreng wil beoordeelen, is het vol van ongerijmdheden, welke de auteur voor waarheden schijnt te hebben aangenomen. Zoo spreekt hij in het voorberigt van Apen die tot bedienden verstrekken. Hij draagt de taal der Indianen en Mooren (dit zullen Negers zijn, als zeer rijk voor. Zij zouden eene en dezelfde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zaak in verscheidene bewoordingen uitdrukken, en in tegendeel weet ieder, dat zij zich om onderscheidene zaken uit te drukken, van een en hetzelfde woord moeten bedienen. Men moet, om uitspraak over het boek te doen, zich vooral voor oogen stellen, den tijd wanneer de Auteur schreef, wanneer het meest wonderbare, het meest afwijkende van de waarheid door ieder gezocht werd, een gebrek, waarvan men in de Kolonie nog niet geheel genezen is. Wij gaan ook voorbij aanmerkingen op den stijl te maken, die soms laag en soms figuurlijk is, ja, verheven wil zijn, om ons alleen te hechten aan den inhoud van het boek zelf, en dan zal men het belangrijk genoeg vinden. 1e. Het eerste Hoofdstuk handelt over de algemeene Scheepvaart der Ouden. Op. pag. 7 zegt ons de Schrijver, dat kristoffel kolonus, verkeerdelijk kolumbus genaamd, geboren te Arbizolo, onder het gebied van Genua, schoon arm, een zeer bekwaam zeeman en bedreven in het maken van paskaarten was, eenen zekeren alfonzo sanches de huelva, die te Madera, na eenen ongelukkigen togt, waarin hij van de zeventien man equipage, slechts vier of vijf overig had, heeft geherbergd, komende van eene kust, waar wilde menschen waren, in hem de lust heeft ontstoken, om eene expeditie naar die landen te ondernemen; dat kolonus deswege vruchtelooze voorslagen deed aan de Koningen van Engeland en Portugal hendrik VII en alfonzus V. Hij slaagde beter bij het Hof van Spanje, en kolonus stak van Cadix in zee, met een groot schip en twee brigantijns, den 3e Augustus 1492, en ontdekte den 11e October daaraanvolgende Gunahami, een der Locaysche Vooreilanden van Amerika, hetwelk hij St. Salvador noemde. Hij deed nog meer togten derwaarts, tot dat amerikus vesputius, hetzij op last van den Koning van Castilië, hetzij op last van emanuel, Koning van Portugal, (Pisc. Cluv. etc.) derwaarts stevende, en het zijnen naam gaf. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Schrijver meent echter, dat de ontdekking van Amerika noch door alfonzo sanchez, noch door kolonus zoude gedaan zijn, maar veeleer door eenen martinus boheijms, eenen Neurenberger van een oud Boheemsch geslacht zwartbach genaamd, welke in 1449 uit Antwerpen naar Portugal varende, naar de Asousche Eilanden werd gedreven, en van daar westwaarts stevenende, Amerika zou hebben ontdekt. Hij maakte van zijnen togt twee kaarten Eene van dezelve werd vereerd aan den Koning van Portugal jan I, en de andere zou nog voorhanden zijn in de familie der boheyms te Neurenberg. Dit hoofdstuk eindigt met eene Aardrijkskundige Beschrijving van Amerika. Het 2e. Hoofdstuk, eene zeer juiste omschrijving van Guiana. Destijds was het Schansje aan de Parakreek nog aanwezig, waarvan thans bijna geene sporen meer overig zijn. Het derde Hoofdstuk over de lucht en saizoenen is zoo wel behandeld, dat er over deze stof welligt niets beter is geschreven. Het eindigt met het Octrooi van de West-Indische Compagnie, verleend den 23e September 1682. Het vierde Hoofdstuk zegt ons, dat Paramaribo of Nieuw Middelburg, bevorens een karaïbisch dorp was, genaamd Parimorbo. Dat de plaats veel veranderingen en vergrootingen in eene eeuw heeft ondergaan, is niet te verwonderen; het is dus belangrijk, dit Hoofdstuk, dat alle kenmerken van waarheid draagt, met oplettendheid met den tegenwoordigen staat te vergelijken Voorts wordt in dit Hoofdstuk het vermoorden van den Heer van sommelsdyk omschreven, en de brandschatting door cassart van de Kolonie gevorderd. Deze cassart deed eenen tweeden aanval binnen den tijd van zes maanden, de eerste onder du casse, met groote verliezen zijnde afgeslagen. In dit Hoofdstuk wordt onder anderen de noodzakelijkheid gesteld van, door het maken van fortificatiën aan de zamenvloei- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jing der Suriname en Commenyne, het inloopen der Rivieren te kunnen beletten, hetgeen in 1735 en volgende jaren door het aanleggen van de fortres Nieuw Amsterdam en de redoutes Leyden en Purmerend werkelijk heeft plaats gehad. Het vijfde Hoofdstuk over het Suikerriet en de Plantaadjen handelende, draagt kenteekenen van het goede oordeel van den Schrijver, en de beschrijving van den Suikermolen zelven is overeenkomstig de waarheid, en de fout op de Plaat in het getal der Rolders, komt in den tekst niet voor; en het is dus waarschijnlijk, dat de Plaat door den Uitgever; maar niet door den Schrijver is ontworpen. Thans heeft men, in plaats van het Suikerriet uit Brazilië, het Moluksche ingevoerd, dat rijker in suikerdeelen is; en de drank bij den Schrijver Garappe genaamd, is zonder twijfel den Dram, welke van het schuim der Suiker wordt gestookt. Hoezeer de staat der zaken sedert eene eeuw aanmerkelijk is veranderd, getuigt echter dit Hoofdstuk, dat altijd belangrijk zal blijven, van de belezenheid en het juist oordeel des Schrijvers. Het zesde Hoofdstuk, handelende over de Negers, bevat wel veel goeds, doch is op sommige plaatsen in eenen stijl geschreven, die ver beneden des Schrijvers gewonen schrijfstijl is, ja, in het zeer gemeene en onvoegelijke vervalt. Het handelt niet alleen over de Slaven zelven, maar ook bevat het de zeden en gewoonten der volken, tot welken zij in Afrika behoord hebben. Een verhaal van straffen daarin vermeld, welke de slaven ondergaan, is afschuwelijk, en althans niet meer in gebruik. Eene proeve van de Neger-Engelsche Taal besluit dit Hoofdstuk. Het zevende en achtste Hoofdstuk bevatten alles, wat men waar en onwaar van de oorspronkelijke Inwoners en andere Reizigers vermeld vindt, en is maar voor een klein gedeelte van eenig belang. Het negende, tiende, elfde en twaalfde Hoofdstuk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
handelen over de Natuurlijke Historie, en wel over het Dierenrijk, en zijn verre van volledige beschrijvingen te geven. Hetzelfde mag men zeggen van de twee volgende Hoofdstukken, welke de beschrijving van Boomen en derzelver voortbrengselen geven. Eindelijk vindt men eene opnoeming der Artikelen van Commercie der Kolonie, en een Karaïbaansch Woordenboek, bevattende dertien bladzijden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 2. T Pistorius, Korte en zakelijke Beschrijving van de Kolonie Suriname, met platen. Te Amsterdam, bij theodorus crayenschot, 1763 1 Vol. in 4to.Dit werk is verdeeld in negen Hoofdstukken en een Aanhangsel en met vier platen voorzien. De eerste verbeeld de Bannaan (Musa Paradisaica), de Kokos- en Comoeboom. De tweede de Palmiet en Maurici. De derde een Suiker-Kookhuis en het Molenwerk, Coijaar en Tentboot; en de vierde plaat de Suiker-Akkers en het kappen van het Riet. Het werk is in eenen zeer goeden stijl geschreven. Het eerste Hoofdstuk bevat de beschrijving der Kolonie, eenige togten binnenlands door den Schrijver gedaan, en loopt tot den jare 1761. In het tweede Hoofdstuk beschouwt men met den Heer J.D. JEL. dat de Amerikanen zouden afstammen van japhet, eenen der zonen van noach. (Waarom veeleer van japhet als van sem of cham?) Voorts handelt hetzelve over de gewoonten der Indianen, en leert ons, dat er in het jaar 1761 het getal der Suikerplantaadjen bedroeg 116. dat der Koffyplantaadjen 280, benevens 10 of 12 Houtzage- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rijen; dat het getal der Gouverneurs, den Heer van sommelsdijk daaronder begrepen, was zestien. Het derde Hoofdstuk handelt over de Vruchtboomen en Aardgewassen; en schoon het, botanisch beschouwd, minder belangrijk is, mag het, even gelijk het vierde Hoofdstuk, handelende over het Suikerriet, als belangrijk aangemerkt worden. Het vijfde, zesde, zevende en achtste Hoofdstuk handelende over de Dieren, zijn wat oppervlakkig behandeld, en soms bevatten dezelve groote onnaauwkeurigheden. Het negende Hoofdstuk bevat eene onderrigting voor hen die de directie en het bewind op de Plantaadjen moeten voeren. In een Aanhangsel vinden wij een naauwkeurig berigt van het vermoorden van den Heer van sommelsdyk, met al de stukken, daartoe betrekking hebbende. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 3. Philippe Fermin, Histoire Naturelle de la Hollande Equinoxiale, ou description des Animaux, Plantes, Fruits etc. à Amsterdam, chez m. magerus, 1765. 1 Vol. 8o.Dit kleine Boekje met eenen langen titel is eene soort van alphabetische Naamlijst van de voortbrengselen der Kolonie in de drie Rijken der Natuur, en verdeelt zich in vier deelen. Het eerste handelt over de viervoetige en kruipende dieren. Het tweede over de vogelen, visschen en schaaldieren. Het derde over de gekorvene wormen en vlinders. Het vierde over de planten, vruchten en andere natuurlijke zeldzaamheden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Achter iedere van die afdeelingen is eene aanwijzende Tafel gevoegd. Dit werkje is van weinig waarde. Het geeft aan de eene zijde eenige eigenschappen op der genoemde voorwerpen, welke al dikwijls niet als eigenschappen kunnen worden aangemerkt, en soms spreekt het van eigenschappen, welke alleen de zucht van het wonderbare of aangenomene denkbeelden zonder onderzoek, aan dezelve hebben toegeschreven. Dit Boekje werd vrij ongunstig ontvangen, zoo als blijkt uit de Voorrede van een aanzienlijk Werk, door denzelfden Schrijver kort daarop uitgegeven, en hetgeen wij hier laten volgen, waarin hij zich met nadruk beklaagt, over de verwijten, welke hij deswege heeft moeten ondervinden. Wij vermeenen er dus niets meer van te moeten zeggen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 4. P. Fermin, Description Générale, Historique, Géographique et Physique de la Colonie de Suriname, contenant ce qu'il y a de plus curieux etc. Enrichie de figures et d'une carte topographique du Païs. à Amsterdam, chez e. van Harreveld, 1769, 2 Vol. 8o.No. 5. P. Fermin. M.D. Nieuwe algemeene beschrijving der Kolonie Suriname, behelzende al het merkwaardige, enz. Met platen. Te Harlingen, bij v. van der plaats, Janr. 1770. 2 Vol. 8o.Deze beide werken zijn van eenen inhoud, of liever, de Schrijver schreef in het Fransch, en dit werk is vervolgens vertaald. Men heeft den titel in het Nederduitsche werk eenigzins verkort. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij merken aan, dat de Schrijver, hoewel een Franschman van geboorte, met die taal niet genoegzaam bekend was; dit getuigt elke bladzijde, dit gevoelt hij zelf, en deswege verzoekt hij toegevendheid, bij het slot van zijn werk. Dit werk, dat eenig gezag in de geleerde wereld heeft bekomen, behoort dus onzen bijzonderen aandacht te bepalen. De groote Vogelkenner en Beschrijver latham haalt het meermalen aan in deszelfs Index Ornithologicus, en in deszelfs Synopsis of Birds. In de Voorrede van het Fransche, wordt, gelijk reeds gezegd is, na een beklag over de strenge beoordeeling van het eerste door den Schrijver uitgegevene werkje, de toegevendheid van den Lezer ingeroepen. De bijvoeging eener kopij van de kaart van lavaux, met de aanwijzing en opnoeming der Plantaadjen, gaat de Beschrijving vooruit. De drie eerste Hoofdstukken bevatten, in een kort overzigt over de situatie der Kolonie, derzelver geschiedenis en klimaat. De zes volgende Hoofdstukken bevatten hetgeen de Indianen, Inwoners van het land, betreft. Het tiende Hoofdstuk, handelende over de gewoonten der Europeërs en hunne Commercie, bevat niets belangrijks. In de volgende Hoofdstukken wordt de Slavernij door verscheidene aanhalingen uit de gewijde schriften, als wettig voorgedragen. Voorts de huishouding en leefwijze der Slaven en hunne behandeling beschreven, waaruit men zou moeten besluiten, dat de Slaven destijds meer zedelijk goed waren dan de Indianen, hetgeen althans heden het geval niet is. De vier laatste Hoofdstukken van het eerste deel geven ons de beschouwing van een aantal vruchten en houten aan de hand, en leveren eenige geringe proeven van den rijkdom der Kolonie in het tweede Rijk der Natuur. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het tweede deel begint met den Landbouw in de Kolonie, betrekkelijk de Suiker, Koffy en Katoen, zoo, wat den eigenlijken akkerbouw aangaat, als het Fabricatiewezen. Van den Indigo wordt ook kortelijk in het zeventiende Hoofdstuk gesproken. Hierbij zijn gevoegd drie platen, verbeeldende:
Dat hierin wel eenige verandering plaats heeft, sedert dat dit Boek het licht zag, is wel niet te verwonderen. Bij het achttiende Hoofdstuk wordt het Dierenrijk, waarvan de beschrijving volgt, in de zes volgende Hoofdstukken verdeeld. Vooreerst: Dieren met haar geheel of gedeeltelijk bedekt. Viervoetige Dieren. Ten tweede: Dieren met een horenachtigen bek, twee vleugelen en twee pooten. Vogelen. Ten derde: Tweeslachtigen met vier pooten, of zonder pooten, gedekt met schubben. Ten vierde: die kraakbeenige vinnen hebben, of met beentjes voorzien zijn. Visschen. Ten vijfde: Die verscheidene gedaanteverwisselingen ondergaan Gekorvene. Ten zesde: Die zich uitstrekken en intrekken. Wormen. Wanneer men in een bijna onbekend land is, en daar alles verzamelt wat zich voordoet, en men wil alsdan eene zoo mogelijk volkemene beschrijving geven, zijn de verdiensten niet gering. Het onderwerp dat de Schrijver dus hier behandelt, schoon niet volledig, is toch van waarde, en is als zoodanig door beroemde Schrijvers beschouwd. De Schrijver, sprekende van den Struisvogel, plaats die onder de Roofvogelen, als zijnde de derde soort, doch bekent in eene volgende zinsnede, dat hij zulks maar bij overlevering heeft, want zegt den Vogel niet te hebben gezien. Van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het Pipa-pad sprekende, doet hij die als vergiftigd voorkomen, doch, daar de Indianen dezelve vrij algemeen eten, had de Auteur die aantijging volkomen kunnen tegenspreken. Men had iets meer volledigs mogen verwachten. Het laatste of vijf- en twintigste Hoofdstuk handelt over den aard der gronden en eenige metalen, terwijl het besluit met den wensch, dat dit deel der natuurlijke Historie door eenen Scheikundige mogt worden onderzocht, en de Auteur de hoop voedt dat men hem zal gelooven, als zijnde zijn werk met de zuiverste oogmerken geschreven. Men ziet in alles dat de natuurlijke Historie door hem werd bemind, doch dat hij die nimmer had beoefend. De Nederduitsche vertaling heeft dit in haar voordeel, dat in dezelve een verkeerd gebruik van verscheiden kunstwoorden is verbeterd, en dat dezelve meer taalkundig, dan het originele werk is geschreven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 6. Mr. Jan Jacob Hartsinck. Beschrijving van Guiana of de Wilde kust van Zuid-Amerika. Te Amsterdam, bij Gerrit Tuylenburg, 1770. 2 Vol. in 4to.Dit Werk is met Kaarten en Platen voorzien. Het is, wat het geschiedkundige betreft, niet alleen het eerste, maar het verdient te meer gezag, daar de voornaamste Pachten, Ordonnantiën en Octrooijen bij het verhaal letterlijk tot staving zijn aangehaald. Het geheele Werk, gelijk de titel aanduidt, is betrekkelijk de geheele kust van Guiana, en schoon het verreweg het meest handelt over de Nederlandsche Bezittingen, in dit deel van Amerika, is het tweede deel voornamelijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan de beschrijving van Suriname gewijd, en bevat het tijdperk van deszelfs bezitneming tot het jaar 1768. - Het eerste belangrijke stuk dat voorkomt is het Octrooi ten jare 1662, door karel den Tweeden aan willonghby gegeven. Al verder schijnt het dat in 1667 men alstoen de volkplantingen beschouwde ingesloten tusschen de rivier Marowyne en den westkant der rivier Coppename. De beschrijving, zoo aardrijkskundige als plaatsbeschrijvende, is vereenigd met het geschiedkundig deel derzelve. Het zal niet overbodig zijn, hier te laten volgen de opnoeming der originele bijgebragte stukken, om te betogen hoe belangrijk dit Werk is:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men zal niet behoeven aan te wijzen het nut, dat uit eenen Schrijver te halen is, die, zoo wegens zijne betrekkingen tot de West-Indiën, als door zijne gepaste aanwij- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zingen allezins vertrouwen inboezemt. - Het historiele gedeelte is uitmuntend bearbeid. Het bijvoegsel waarmede het Deel eindigt is een verder bewijs van de bezorgdheid des Schrijvers om zijn werk den hoogsten trap van volkomenheid te geven. Een hoofdstuk geplaatst onmiddellijk voor dit bijvoegsel, handelt over de Slaven. Dit Deel is versierd met de kaart van het Land, Platte-grond van het fort Nieuw-Amsterdam, een gezigt op Paramaribo en twee platen van Tonvingers, welks aanwezen men thans zeer in twijfelt trekt. Wat de Natuurlijke Historie zoo des Lands als der Dieren, Planten en Delfstoffen betreft, dit vinden wij in het eerste Deel onder de generale beschrijving van Guiana. Doch in dat vak is, tot op heden nog nooit iets bijzonders gedaan, (indien men er van uitzondert het werk van Jufvrouw merian,) en schijnt door den Anteur overgenomen te zijn, doch het geschiedkundige verdient alle gezag. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
No. 7. Essai Historique. Sur la Colonie de Suriname etc mis en ordre par les Regens et Representans de la Nation Juive Portugaise à Paramaribo. 1788. 2 Vol. 8vo.No. 8. Geschiedenis der Kolonie Suriname, beheliende enz. door een gezelschap van geleerde Joodsche mannen aldaar. Te Amsterdam en te Harlingen, bij Allart en van der Plaats, 1791. 2 Vol. in eenen band. 8vo.Schoon de titel in het tweede opgegeven Werkje eenig- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zins anders is, dan die van het eerste, is hetzelfde boek vertaald, en wordt voornamelijk aan eenen nassy toegeschreven. Het schijnt wel dat men den oorsprong van dit Werkje verschuldigd is aan eenen brief van den Heer c.g. dohm, Krijgsraad van Zijne Majesteit den Koning van Pruissen, dewelke zich bijzonderlijk met de belangen der Joodsche natie onledig hield, en dat het werkje zelf daarhenen is strekkende, om te betoogen de verdienste van de Portugeesche Joodsche natie in de Kolonie Suriname, hunne eer te handhaven, zich vooral beklagende, dat aan hun geen regt wedervaart. Hiermede begint de voorrede, en de inleiding, en dit is overal in het werk doorstralende. Daar ons voornemen niet is bijzondere opinien te beoordeelen of tegen te spreken, maar alleen de aandacht op algemeene onderwerpen te vestigen, houde men dit hier, wat het doel van het Werkje betreft, voor genoegzaam. Gaan wij over tot den verderen inhoud, en dan vinden wij het zeer belangrijk. Het eerste deel bevat eene historiele beschrijving van den oorsprong der Kolonie tot 1788, doch voornamelijk der Joden en wel der Portugesche, dat gedeelte, daar het niet ontbreekt aan historiele aanwijzingen; is niet van verdiensten ontbloot en toont eenige misslagen aan door vorige Schrijvers begaan. Men mag het als eene goede geschiedkundige bijdrage aanmerken. Het tweede deel bevat onder de benaming van eene historische proeve, eene korte Aardrijkskundige en Statistische overziening der Kolonie, vervolgens handelt het;
Over de Bevolking, Scheepvaart en Koophandel. Over de Impositiën en Regten. Over de Savana, het Cordon, luchtsgesteldheid en karakter der Inwoners. Over de geneeskundige lapzalverij en het bedrog der Negers. Over de Letterkunde, en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over de leefwijze en vermaken in Suriname! Eene Tabel toont aan den uitvoer en de scheepvaart van 1700 tot 1787. Hierop volgen de naamlijsten der Gouverneurs-Generaal, Secretarissen en Prae-Adviseuren. Vier en twintig stuks Bewijsstukken eindigen het werk hetgeen, zoo als gezegd is, zeer veel toebrengt, hetzij tot bevestiging, hetzij tot verbetering en opheldering van vorige geschiedverhalen der Kolonie, en niet alleen wat dat gedeelte betreft, maar ook met betrekking tot de plaatsbeschrijving en aangelegenheid der Kolonie is het werkje van veel waarde. |
|