Streven. Jaargang 80
(2013)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 690]
| |
Eric Hulsens
| |
[pagina 691]
| |
Een cultuur van het wantrouwenAan dit op zich banale voorval moest ik terugdenken toen ik het voortreffelijke boek las dat de Engelse socioloog en professor emeritus Frank Furedi heeft geschreven over het pedofilieschandaal rond de Britse televisiester Jimmy SavileGa naar eind1. Dat schandaal was maar het zoveelste uit een lange reeks, die ervoor gezorgd heeft dat de omgang van volwassenen met kinderen in Engeland steeds meer onder verdenking is komen te staan van seksueel misbruik, geweldpleging, ontvoering of moord. Die omgang verloopt daardoor steeds moeizamer en geremder. En, wat erger is, de sfeer van achterdocht die is ontstaan, leidt er ook toe dat veel volwassenen zich minder of helemaal niet meer willen engageren voor andermans kinderen. En dat is een erge zaak, vindt Furedi: ‘Door de geschiedenis is de veiligheid van kinderen er altijd op gesteund geweest dat volwassenen zich verantwoordelijk voelden voor hun welzijn. Het wantrouwen dat nu de relatie tussen de generaties omgeeft, dreigt veel volwassenen te ontmoedigen bij het opnemen van die verantwoordelijkheid. [...] Je kunt stellen dat het feit dat veel volwassenen zich terugtrekken van de wereld van kinderen een veel groter gevaar vormt dan de dreiging die uitgaat van de gelukkig kleine groep misbruikplegers. De beste garantie voor de veiligheid van kinderen is dat volwassenen zich verantwoordelijk voelen voor de jongere generatie. Het is als volwassenen het op zich nemen kinderen in het oog te houden - en niet enkel hun eigen kinderen - dat de jeugd kan leren zich echt veilig te voelen’ (blz. 97). De tegenhanger van het verhaal over het Turkse jongetje is te lezen in een eerdere publicatie van Furedi en Bristow: een Engels meisje van twee dat uit de kindercrèche ontsnapt was, werd later in een vijver teruggevonden, verdronken. Een metselaar was haar voorbijgereden terwijl ze door het dorp liep en had gezien hoe ze waggelend voortstapte. Achteraf verklaarde hij: ‘Ik bleef maar denken: “Moet ik teruggaan?” [...] Een van de redenen waarom ik niet teruggegaan ben, is dat ik dacht dat iemand me zou zien en zou denken dat ik probeerde haar te ontvoeren’Ga naar eind2. De cultuur van het wantrouwen heeft er in Groot-Brittannië toe geleid dat iedere volwassene die met kinderen te maken krijgt zijn onschuld moet bewijzen. Je moet een certificaat van de overheid hebben (een bewijs van blanco strafregister, verstrekt door het CRB, het Criminal Records Bureau) om met kinderen aan de slag te mogen in het onderwijs, in jeugdorganisaties, sportclubs, enzovoort. Occasionele, private en informele activiteiten met kinderen vallen buiten die verplichting, maar in de praktijk maakt de controle- en legitimatiementaliteit zich ook daarvan makkelijk meester. Een moeder die haar achtjarige doch- | |
[pagina 692]
| |
tertje toestond bij een vriendinnetje te gaan spelen, kreeg even later de moeder van dat vriendinnetje aan de deur: ‘Mag ik me even voorstellen, want we hebben elkaar nog niet gezien?’ De eerste moeder dacht dat de vrouw kwam om kennis te maken en voor een praatje, maar die zei alleen maar dat ze een CRB-certificaat had, en haar man ook, en verdween weer, zonder zelfs maar haar naam te zeggenGa naar eind3. De praktische consequenties van de algemene pedofobie zijn even nadelig als grotesk. Kunnen opvoeders nog kinderen insmeren met zonnecrème? Een vereniging van leerkrachten waarschuwde voor zoiets riskants, gaf als ontsnappingsroute aan dat insmeren tegen de zon niet behoort tot de taakomschrijving van het onderwijzend personeel, en suggereerde: ‘het is veiliger voor onderwijzend personeel, in vraag te stellen of kinderen wel in de zon moeten spelen’ (blz. 50). Om een kind te helpen op het toilet kun je maar beter met twee opvoeders zijn - om kindermisbruik te voorkomen, maar vooral ook om mogelijke verdenking van de volwassenen te ontkrachtenGa naar eind4. Kinderen aanraken, alleen zijn met kinderen - het is problematisch. Overigens niet alleen in Engeland, en niet alleen voor mensen die pedofobie vanzelfsprekend vinden. Nu ik gepensioneerd ben, besteed ik elke week een klein beetje van mijn schaarse tijd aan bijlessen Nederlands voor anderstalige kinderen. Onlangs belde ik aan bij mijn leerlinge, en bleken de ouders nog niet thuis te zijn. Een ongemakkelijke situatie: kon dat wel, een oude man alleen met een meisje van zeven en een kleuter? Ik overwoog zelfs even buiten te wachten tot de ouders zouden arriveren, maar dat viel aan de kinderen moeilijk te verkopen. Dus toch maar naar binnen. Maar akelig dat je, ook al sta je sceptisch tegenover het pedofobe klimaat waarin we leven, er toch door geconditioneerd wordt. | |
Kind zijn is riskantHoe is het zover kunnen komen? De manier waarop wij kinderen zien is sterk veranderd vergeleken met vroeger, betoogt Furedi. In de periode van 1870 tot 1930 geraakte de economische betekenis van kinderen als productiekracht op de achtergrond en kwam hun emotionele waarde op de voorgrond. Het kind werd iets sacraals. In een meer recent verleden heeft de geboortebeperking ertoe geleid dat ouders maar weinig kinderen hebben, maar dat die gepland en gewild zijn, en dat er emotioneel sterk in geïnvesteerd wordt. Ze staan vaak in het centrum van het leven van hun ouders: ‘ouders bouwen hun identiteit vaak op via de relatie met hun nakomelingen’ (blz. 43). En terwijl echtscheidingen een gewone zaak geworden zijn, zoeken volwassenen een emotioneel houvast in hun kinderen. Het emotioneel enorm opgewaardeerde, | |
[pagina 693]
| |
op een voetstuk geplaatste en gesacraliseerde kind is een symbool van zuiverheid en onschuld, en wordt gezien als kwetsbaar en bedreigd. En dat in een tijd waarin kinderen qua gezondheidszorg, voorzieningen en onderwijs beter beschermd en omringd zijn dan ooit tevoren. Het gaat hier dus duidelijk om een projectie van angsten van de volwassenen op het kind en op de kindertijd in het algemeen. Door de grote betekenis die kinderen vandaag hebben, zijn ze ideaal om er morele debatten aan op te hangen. Campagnevoerders gebruiken ze wat graag om een zaak onder de aandacht te brengen. Honger in de wereld? Spreek over hongerende kinderen, laat die zien! Het is moeilijk om pornografie te bestrijden? Richt de campagne op kinderpornografie! De strijd tegen homoseksualiteit wil niet lukken? Concentreer de campagne op seksueel bedreigde kinderen! ‘Als je een probleem voorstelt als bedreigend voor het kwetsbare kind, maakt het veel kans de aandacht te trekken naar de boodschap van morele campagnevoerders’ (blz. 46). Het praten over het bedreigde kind culmineert in het oproepen van de seksuele dreiging waaraan kinderen zijn blootgesteld: ‘Het moreel beladen discours over de gevaren van de kindertijd bereikt zijn meest intense uitdrukking in de obsessie van de pedofiele bedreiging in de huidige maatschappij. Eisenprogramma's die de dreiging van seksueel misbruik van kinderen oproepen, brengen, en dat is typisch, een alarmerende boodschap. Het is omdat de volwassene die kinderen misbruikt, gezien wordt als de belichaming van het kwaad dat de mensen met morele eisen ongeremd een taal gebruiken die overkomt als een moderne versie van demonologie. Hun verhaal over geweldpleging en horror heeft als doel aan te vuren tot morele campagnes tegen de boosaardige krachten die kinderen bedreigen’ (blz. 48). Die demonologie knoopt in haar extreme vormen aan bij tradities uit een allesbehalve verlicht verleden. Schandalen over verondersteld seksueel misbruik van kinderen in satanistische rituelen zijn er de uiting van. Ze zijn vooral bekend uit de VS, maar ook uit Canada en het Verenigd Koninkrijk. In de jaren tachtig verspreidde in Engeland de National Society for the Prevention of Cruelty to Children een lijst van ‘satanistische indicators’ waarmee satanistische kindermisbruikers zouden kunnen worden gedetecteerd. In Nottingham werd, met medewerking van de sociale diensten, een satanistisch netwerk opgerold. ‘Een reeks onderzoeken concludeerde uiteindelijk dat de beweringen over Satanistisch Ritueel Misbruik door de Nottinghamshire Social Services ongegrond waren. Maar op dat ogenblik hadden heel wat gezinnen de nachtmerrie meegemaakt hem leven verwoest te zien door overijverige heksenjagers die hun kinderen weghaalden. Tegen anderen werden lange gevangenisstraffen geëist voor misdaden die hersenspinsels waren van de paniekzaaiers. En hoewel in veel van de gerechtelijke ver- | |
[pagina 694]
| |
volgingen de openbare aanklagers er niet in slaagden de beschuldigingen hard te maken, werden veel onschuldige ouders - in het Verenigd Koninkrijk, maar vooral in de VS - veroordeeld voor een misdaad die ze niet hadden begaan en die niet bestond’ (blz. 75). | |
Het kind als slachtofferHet discours over de gevaren die het kind bedreigen wordt ondersteund door een interpretatiekader van slachtofferschap, een ‘master-frame of victimisation’, in sociologen-Engels. Terwijl het woord ‘slachtoffer’ een positieve betekenis had in de christelijke traditie - Jezus' dood als zoenoffer om de mensheid te redden - is de betekenis ervan geëvolueerd naar een persoon die leed, schade of nadeel ondervindt door gebeurtenissen (ongevallen, natuurrampen) of door agressieve of schadelijke acties van iets of iemand (geweldpleging en dergelijke). En geleidelijk is de nadruk verschoven van het negatieve gebeuren naar de negatieve psychologische invloed ervan. En die groeide dan weer uit tot een centraal gegeven in de persoonlijkheid: slachtoffer-zijn werd een identiteit. De psychologische schade, het trauma, werd namelijk steeds meer gezien als iets wat haast onuitwisbaar is, iets wat een leven lang wordt meegedragen, en iets wat uiteraard therapeutische interventie vergt. Eens de term ‘child abuse’, die zowel kindermishandeling als seksueel misbruik kon betekenen, ingeburgerd raakte, werd hij steeds ruimer gedefinieerd en kon hij op steeds meer praktijken of situaties worden toegepast: besnijdenis van jongens, roken in de aanwezigheid van kinderen, kinderen vervoeren zonder hun veiligheidsgordel vast te klikken... In een publicatie uit 2011 geeft de National Society for the Prevention of Cruelty to Children (NSPCC) een zo ruime definitie van misbruik of mishandeling dat er zowat alles onder kan vallen, zelfs te hoge verwachtingen hebben van een kind, of er te hoge eisen aan stellen, of het overbeschermend behandelen. Door fysieke verkrachting en mishandeling van kinderen samen met heel andere problemen rond pedagogische stijlen en praktijken in één definitie te stoppen, worden de statistieken over misbruik natuurlijk de hoogte ingejaagd, maar conceptueel brengt het geen stap verder, en is het een miskenning van de slachtoffers van ernstig misbruik. | |
Het recht aangevretenHet discours van morele campagnevoerders die de verdediging van het kind op zich nemen, is vaak een gesloten ideologie. Je mag er geen kritische vragen over stellen. Sceptici worden gestigmatiseerd. Goed en kwaad liggen vast, en zijn geen onderwerp van discussie. En beschuldi- | |
[pagina 695]
| |
gingen van seksueel misbruik horen te worden geloofd; ook hier zijn kritische bedenkingen ongepast. Ontsporingen doen er niet toe: ‘Voor een morele campagnevoerder houdt de noodzaak om het kwaad te verslaan in dat de “collateral damage” die veroorzaakt wordt door valse beschuldigingen, een acceptabele prijs is die moet worden betaald’ (blz. 63). Dat principe, dat haaks staat op de traditionele rechtsprincipes, werd in een televisiedebat vertolkt door een prominent voormalig hoofd van de inspectie van de sociale diensten: ‘het kan zijn dat er onschuldige mensen worden veroordeeld, maar we moeten ons meer zorgen maken over de schuldigen die zouden kunnen ontsnappen’ (blz. 73). Furedi maakt zich terecht veeleer zorgen over de aantasting van de rechtsorde die hierin besloten ligt: ‘Vanuit dit perspectief gaat het er bij een proces niet langer om bewijzen te evalueren, maar wel te handelen op grond van beschuldigingen. De impliciete veronderstelling van schuld wijst erop dat het vooroordeel aanzienlijke invloed uitoefent bij het voeren van een proces over meervoudige gevallen van seksueel misbruik. In zulke processen is er een grote waarschijnlijkheid dat veel onschuldige aangeklaagden zullen worden veroordeeld samen met degenen die schuldig zijn’ (blz. 73). Het onrecht dat gecreëerd wordt door de onbeheerste, maniakale jacht op ‘pedofielen’ voltrekt zich overigens ook al vóór er van een proces sprake is. Dat bleek al in de beruchte Clevelandaffaire uit 1987 waarbij dokters op grond van een anaal onderzoek bij kinderen meenden te kunnen vaststellen of er sprake was van seksueel misbruik in het gezin. Van de 121 als misbruikt aangeduide kinderen waren er volgens het gerecht 96 ten onrechte zo bestempeld. Dat zijn wel erg veel drama's die geen grond hadden. Verdedigers van de procedure vinden overigens dat de door het gerecht als terecht verdacht beschouwde gevallen de aanpak rechtvaardigen. De schade die de pedobestrijding aangericht heeft, begon al op het niveau van de preventie. Het eerder vermelde strafregistersysteem CRB bestempelde volgens een rapport van het ministerie van Binnenlandse Zaken uit 2006 onterecht 2700 personen als crimineel. Velen liepen daardoor de baan die ze zouden krijgen mis. En probeer maar eens van het stigma af te komen... | |
Van mediavedette tot monsterHet nieuwe boek van Furedi gaat, zoals gezegd, over het schandaal rond Jimmy Savile. Even de zaak in herinnering brengen: Savile was een Engelse televisievedette die in 2011 overleed, bijna 85 jaar oud. Hij had een lange carrière achter de rug als dj en televisiepresentator, was een begrip in de Engelse mediacultuur en had in de hoogste kringen verkeerd, bij de koninklijke familie, bij Margaret Thatcher, enzovoort. Hij culti- | |
[pagina 696]
| |
veerde een volks imago en was tegelijkertijd een gegeerde fundraiser voor allerlei charitatieve werken. Een combinatie van held en heilige, van een immense populariteit, en alom geëerd en geprezen. Hij werd geadeld door de Engelse koningin en door de paus. Een jaar na de dood van Savile werd een onthullende televisiedocumentaire aangekondigd over deze man en over zijn seksuele contacten met minderjarigen en over de BBC die een eigen kritisch programma daarover zou hebben tegengehouden om de zaak uit de openbaarheid te houden. De aankondiging en de documentaire zelf triggerden een schandaal van ongekende omvang. De BBC kwam meteen in opspraak, maar een golf van beschuldigingen over wat Savile had gedaan, plaatste ook ziekenhuizen die hij had bezocht onder verdenking, en zelfs het politie-apparaat, omdat het niets had ondernomen, ondanks meldingen van seksueel wangedrag. De in het nauw gedreven BBC probeerde haar goede bedoelingen te bewijzen door op 2 november 2012 in het programma Newsnight een interview te brengen met een man die als kind in een care home in Noord-Wales geleefd had, en die beweerde dat hij was misbruikt door een politicus van de Conservatieve Partij. De naam werd niet genoemd, maar het werd al gauw duidelijk dat het moest gaan om Lord McAlpine. Maar de aantijger trok vervolgens zijn beschuldigingen in. De directeur-generaal van de BBC moest zich verontschuldigen voor het publiekelijk te schande maken van een onschuldige en nam op 10 november ontslag. ‘De BBC beleefde de grootste crisis in haar geschiedenis,’ vat Furedi samen (blz. 3). Met de beschuldigingen tegen McAlpine, gewezen penningmeester van zijn partij, was de politiek aangesproken. Op 5 november verordende premier Cameron een spoedonderzoek naar de beschuldigingen over seksueel misbruik in Wales in de jaren zeventig en tachtig. De kwestie kreeg de allure van een staatszaak. Personen vanuit verschillende hoeken en met verschillende belangen en motieven begonnen aan een moral crusade, een campagne ter verdediging van morele waarden. De parlementariër Tom Watson (Labour) verkondigde dat er een pedofiel netwerk van conservatieven (Tories) bestond in parlementaire kringen, en kreeg daarbij de steun van een aantal journalisten en commentatoren in de sociale media. Het was bijvoorbeeld een twittercampagne die probeerde Lord McAlpine als pedofiel te ontmaskeren, maar, zoals bleek, zonder bewijzen. In een oververhit klimaat werden geruchten en verdachtmakingen verspreid als gold het vastgestelde feiten. De zaken liepen helemaal uit de hand. Toen premier Cameron op 8 november in een interview werd gevraagd welke actie er tegen de pedofielen ondernomen zou worden, waarschuwde hij voor een heksenjacht. | |
[pagina 697]
| |
Maar de institutionele crisis die de BBC, de politieke top, de politie, ziekenhuizen en kindertehuizen trof, leidde wel meteen tot een lange reeks onderzoeken en arrestaties. ‘Het feit dat grote aantallen beschuldigingen werden geuit hoeft niet te verbazen, aangezien de politie een oproep deed tot de hele natie om zich eender welk voorval van misbruik te herinneren dat je ooit was overkomen. In december 2012 werd bericht dat de politie beschuldigingen onderzocht tegen 25 beroemdheden voor een heel gamma van seksuele vergrijpen begaan in de jaren zeventig’ (blz. 4). | |
The bad old daysBij dat opdelven door politie en gerecht van seksuele misstappen uit een ver verleden kun je je natuurlijk vragen stellen. Om te beginnen over de bewijsbaarheid of de weerlegbaarheid ervan. Maar verder ook over de zin van zo'n onderneming, en dan zeker als de verdachte of de beschuldigde al is overleden. Hij kan immers niet meer worden gestraft (al werden Savile toch postuum diverse onderscheidingen afgenomen), en hij kan zich al helemaal niet verdedigen. Maar Furedi's kritiek reikt verder dan deze juridische bedenkingen. Hij plaatst de zaak in de context van de cultus van het slachtoffer, de obsessie door trauma's en een problematische visie op de geschiedenis. Het slachtoffer is vandaag een sociale rol met ‘morele status’. Het is zelfs, zoals gezegd, een maatschappelijke identiteit geworden die je natuurlijk maar kan verwerven door onthullingen over het leed dat je hebt doorgemaakt. Die gerichtheid op het slachtoffer en zijn trauma's (die geacht worden een leven lang mee te gaan) hoort bij een visie op de geschiedenis die op het verleden gericht is, en wel omdat het heden te weinig zin en vooruitzicht biedt. ‘Door de mobilisatie van herinneringen aan pijnlijke trauma's worden ideeën gevormd over wie de schuld moet krijgen van de problemen waar mensen vandaag mee worstelen’ (blz. 34). Niet de goeie ouwe tijd staat in het centrum van de belangstelling, maar de slechte oude tijd. De Britse premier Cameron bekritiseerde racisme in het voetbal met de woorden: ‘wij zullen ons niet door recente gebeurtenissen laten terugsleuren naar de slechte oude dagen van het verleden’ (blz. 35). ‘Volgens de huidige voorstelling’, schrijft Furedi, ‘is het verleden een bedolven magazijn van geheime schandalen en verborgen daden van menselijke boosaardigheid. De geschiedenis dient als een therapie waar een beroep op wordt gedaan om mensen te helpen om zich hun trauma's uit het verleden weer voor de geest te halen. [...] Het is slechte geschiedenis omdat ze elke onaangename episode en elke wreedaardige daad beoordeelt volgens de normen van de hedendaagse samenleving. Vanuit dit perspectief is er geen existentiële afstand tussen het | |
[pagina 698]
| |
heden en het verleden. Eens een wreedaardige handeling is voorgevallen, is er een trauma tot het einde der tijden. Geschiedenis als therapie houdt mensen ervan af te leven in het heden. Er kan weinig worden gedaan om de schade te herstellen die mensen generaties geleden hebben opgelopen’ (blz. 35). Terwijl in het heden elke Brit potentieel een verdachte van seksueel kindermisbruik is, en elk contact tussen een volwassene en een kind potentieel gevaarlijk, is het verleden even verdacht als een gigantische toedekking van wantoestanden, waaronder seksueel kindermisbruik een prominente plaats krijgt toebedeeld. Ongezond, vindt Furedi: ‘Een sombere fascinatie door menselijk kwaad - de pedofiel, de seriemoordenaar, de terrorist - bedreigt ons vermogen om ons in te beelden welk potentieel een persoon heeft voor altruïsme, voor heroïsme of simpelweg voor het doen van het goede’ (blz. 36). De jaren zestig spelen in deze negatieve kijk op het verleden een belangrijke en uitgesproken ideologische rol. Toen brak een deel van de jonge generatie met de traditionele moraal en werden een aantal traditionele waarden openlijk belachelijk gemaakt. Dat vrijgevochten volkje, die afschuwelijke ‘permissiviteit’ moet retrospectief uitgeschakeld worden. En dus krijgen de sixties de schuld voor ‘alle soorten sociale problemen, van misdaad tot de crisis in het onderwijs’ (blz. 37). Zo bijvoorbeeld in juli 2004 van de toenmalige premier Tony Blair, die beklemtoonde dat de mensen ‘regels, orde en behoorlijk gedrag’ wensen (idem). Binnen die reactionaire trend is ook het geval Savile te duiden: de onthullingen over zijn seksueel gedrag leidden heel snel tot een veroordeling van de sixtiesGa naar eind5. Ten onrechte, vindt Furedi. ‘De mythe van de corrumperende jaren zestig vervormt ook de geschiedenis en mystificeert de problemen van onze tijd’ (idem). Saviles seksuele gedrag was niet het product van de hippietijd, maar werd mogelijk gemaakt door de machtspositie die hij had veroverd, door zijn status als celebrity en door zijn sacralisering als filantroop en als lid van het establishment. | |
Waarom nu?Een van de interessantste vragen die het schandaal rond Savile oproept is: waarom brak het nu uit, twee jaar na de dood van de betrokkene? Want het is niet zo dat er opeens zaken bekend raakten die niemand ooit vermoed had. Integendeel! Toen het schandaal aan de gang was, bleek dat het seksuele gedrag van Savile in ruime kring bekend was. Een collega van hem zei dat hij er al dertig jaar op gewacht had tot dit zou gebeuren. In Saviles geautoriseerde biografie staat te lezen: ‘Er waren zeker geruchten dat hij viel op jonge meisjes, en we schertsten dat, als die boven de 17 waren, hij niet geïnteresseerd was’ (blz. 28). Hij was | |
[pagina 699]
| |
geweerd, zo bleek nu, uit een liefdadige organisatie, want: ‘Iedereen met wie ik sprak wist dat hij verdachte dingen deed’ (idem). In 2007 was er al een politieonderzoek geweest wegens verdenking van indecent assault van een tiener dertig jaar eerder, maar er kwam geen rechtszaak van. Het waren niet alleen insiders of mensen uit Saviles entourage die zijn seksuele gedrag kenden, nee, het was zelfs op de televisie te zien: ‘In het huidige klimaat van nadrukkelijke uitingen van shock en horror in verband met Saviles misdrijven is het nuttig in herinnering te brengen dat veel van wat de gevoeligheden van vandaag kwetst, werd uitgevoerd voor het oog van miljoenen televisiekijkers. Neem een video van een aflevering van Top of the Pops uit 1976 die beschikbaar is op YouTube. Daar is Jimmy Savile, omringd door een groep jonge meisjes, en hij leidt het volgende muzikale optreden in. Terwijl hij naar de camera praat, is hij duidelijk bezig de billen van een meisje dat voor hem zit te betasten. Je ziet haar opeens overeind springen om van hem weg te geraken. Zijn standaardgrijns verandert in een zelfgenoegzaam lachje als hij de wereld vertelt: ‘Ik moet zeggen, je kunt hieraan wennen, je kunt hier echt wel aan wennen’. Sylvia Edwards, het slachtoffer van Saviles zeer publieke aanranding, herinnerde het zich als volgt: ‘Ik voelde zijn hand naar boven gaan over mijn rok. Ik sprong van mijn stoel, in shock. Ik was zo overrompeld dat ik luid riep en niet wist hoe ik hierop moest reageren’ (blz. 30)Ga naar eind6. ‘Waarom’, zo vraagt Furedi, ‘pikten miljoenen Britse televisiekijkers het soort gedrag dat vandaag bestempeld wordt als “ongepast”, “misbruik” of “aanranding”?’ (blz. 30). Het antwoord dat voor de hand ligt, is natuurlijk dat wat vele commentatoren naar voren hebben gebracht: de gedragsnormen, in het bijzonder die tussen volwassenen en kinderen, zijn veranderd. ‘Vandaag, nu pedofilie een constant voorwerp van media-aandacht is, kan je er makkelijk naast kijken dat in de jaren zestig en zeventig pedofielen vaak gewoon als “rare” mensen behandeld werden waar je je kinderen van weghield’ (idem). Er valt volgens Furedi veel te zeggen voor de bedenking van een BBC-personaliteit die stelde dat ‘het Jimmy Savile-verhaal het seksuele beleid van vandaag neemt en toepast op een ander tijdvak’ (idem). De ‘attitudes tegenover intergenerationele contacten en relaties hebben de voorbije veertig jaar een spectaculaire verandering doorgemaakt’ (idem). | |
En verder?Frank Furedi's verhelderende boek plaatst de Britse pedofilieschandalen terug in het ruimere kader van een veranderd kindbeeld, een verschoven idee van seksuele relaties, ideologische afrekeningen, reactionaire | |
[pagina 700]
| |
herschrijving van de geschiedenis, de cultus van het slachtofferschap en de obsessie door trauma's, een negatieve gerichtheid op het verleden en een crisis van het vertrouwen in de mens en in de instellingen. Daar is geen gemakkelijke oplossing voor. ‘Maar je schrap zetten tegen campagnevoerders die geobsedeerd zijn door pedofilie en die zich proberen meester te maken van onze morele verbeelding zou een goed vertrekpunt zijn’ (blz. 98). |
|