Streven. Jaargang 80
(2013)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 627]
| |
Forumt Zielhoes en de waarde van nostalgische plaatsenIn het weidse en lege landschap van Noord-Groningen, waar lucht, land en dijk het uitzicht bepalen, ligt aan de lange, doodlopende Zijlweg de meest nostalgische kroeg van Groningen: 't Zielhoes. Het café ademt de sfeer van vroeger. Een kleine ruimte met een paar tafeltjes wordt verwarmd door een potkachel. Bebloemd behang, portretten in oude lijsten, polige perzische kleedjes op de tafels. Hier drink je koffie met Berenburg en eet je erwtensoep. Het is een ‘plek waar je de geschiedenis in de tafelkleedjes ruikt en voelt’, aldus Aart Zeeman, die er een aflevering van het KRO-programma Brandpunt aan wijddeGa naar eind1. 't Zielhoes is ver buiten Groningen bekend. Niet alleen omdat liefhebbers van overal dit plekje gevonden hebben. Ook omdat 't Zielhoes een kwestie is geworden die landelijke aandacht heeft gekregen, onder meer in de genoemde televisieuitzending, die de kwestie omschrijft als een ‘gevecht tussen behouden wat we nog hebben en meegaan met de tijd’. | |
Bedreigd verledenHet ‘meegaan met de tijd’ verwijst hier naar de plannen van de gemeente Eemsmond om naar een nieuwe formule voor 't Zielhoes en omgeving te zoeken, of, in de taal van het in 2008 gepubliceerde projectplan: om te zoeken naar een ‘bedrijfsformule [die] past bij de totale exploitatie die bestaat uit café 't Zielhoes, het aanpalende haventje, de te realiseren minicamping en het nog te bouwen centraal voorzieningengebouw’Ga naar eind2. In het voorzienin- | |
[pagina 628]
| |
gengebouw zullen douches en toiletten voor de wadlopers worden gerealiseerd, plus een informatiecentrum. Onderdeel van het projectplan is ook een ‘nieuwe bedrijfsformule 't Zielhoes’, waarbij enerzijds benadrukt wordt dat de authenticiteit van het café moet blijven bestaan, maar dat qua aanbod (‘een goede kaart’) en inrichting (‘de inrichting kan aansluiten bij de sfeer van het bruin café met een modern tintje’) het geheel een ‘kwaliteitsmetamorfose’ moet ondergaan. Ondanks de aandacht van het projectplan voor het eigene van Noordpolderzijl (de rust en ruimte, het gevoel dat opgeroepen wordt aan ‘het einde van de wereld’ te zijn) en voor het kleinschalige en authentieke karakter van 't Zielhoes, hebben de plannen voor veel onrust gezorgd onder liefhebbers van het huidige Zielhoes. Sinds de eerste plannen is er een strijd gaande tussen enerzijds een - aldus René Boomkens (hoogleraar sociale en cultuurfilosofie in Groningen) in de Brandpunt-reportage - ‘bedrijfsmatige overheid die, in de vorm van de gemeente in dit geval, een bepaald gebied bekijkt, onderzoekt op de economische waarde’ en een ‘kwaliteitsslag’ wil maken door het gebied te moderniseren en zo aantrekkelijker te maken voor toeristen, en anderzijds liefhebbers die het karakter van het huidige Zielhoes willen behouden. | |
Nostalgie en Foucaults ‘other spaces’Het boek bij de ingang van 't Zielhoes, waarin je je kunt aanmelden als lid van de Vereniging Vrienden Noordpolderzijl, de belangrijkste spreekbuis van de bezwaarden, dwong mij na te denken over mijn positie in deze noordelijke strijd. Ik heb getekend en ben lid geworden van de Vrienden vanwege de pure nostalgie die opgeroepen wordt in 't Zielhoes. Ik heb mijzelf dus onder de bezwaarden geschaard die zich conservatief opstellen ten opzichte van de gemeentelijke moderniseringsplannen. Ik besef dat mijn lidmaatschap de stem van een conservatieve speler in de politieke strijd om het landschap sterker maakt, en bezondig mij op deze wijze aan politieke nostalgie. Maar met redenen. De belangrijkste reden heeft van doen met het - om een term van Foucault te gebruiken - heterotopische karakter van 't Zielhoes - en mijn overtuiging dat het voor een moderne samenleving zo verkeerd niet is om dit soort ‘heterotopische’ plekken te koesteren. Heterotopia zijn bij Foucault ‘other spaces’ ofwel ‘des espaces autres’, die hij definieert als ‘tegen-plekken, een soort van gerealiseerde utopieën waarin echte plekken [...] tegelijkertijd gerepresenteerd, betwist, en omgekeerd worden’Ga naar eind3. Het zijn plekken die ‘anders’ zijn, afwijkend van de normale, gangbare culturele orde, waarin de gangbare orde weliswaar nog altijd aanwezig is, maar dan vooral als een orde die als anders, afwijkend, of zelfs als ambivalent wordt ervaren. Een specifieke variant van heterotopia zijn plekken die gekenmerkt worden door cultureel verzet jegens de moderne culturele orde. 't Zielhoes is zo'n plek; de strijd om 't Zielhoes vindt immers plaats in termen van ‘modern’. Voorstanders van de nieuw- | |
[pagina 629]
| |
bouw spreken in termen van ‘modernisering’; tegenstanders geven aan dat ‘niet alles modern hoeft te zijn’Ga naar eind4. Het verzet heeft iets tegencultureels: het is een verzet tegen de moderne hang naar vernieuwing. Dit tegenculturele karakter blijkt voornamelijk ingegeven te zijn door één motief: nostalgie. In die zin hebben we met 't Zielhoes van doen met een specifiek type ‘andere plek’: de nostalgische heterotopie. | |
Nostalgie en moderniteitHet woord ‘nostalgie’, een samenstelling van nostos (terugkeer) en algia (verlangen)Ga naar eind5, verwijst naar een melancholische gemoedstoestand of emotie die samenhangt met een verleden dat verloren is gegaan. Nostalgie is een verlangen naar een voorbijgegane, veelal als authentiek geoormerkte wereld of tijd - een verlangen dat tal van moderne expressies kent. De tegencultuur van de jaren zestig is misschien wel de belangrijkste expressie geweest van moderne nostalgie, juist ook als kritiek op de moderniteit en haar ‘onttovering van de wereld’. Een van de centrale gedachten van de tegencultuur was dat er iets wezenlijks verloren is gegaan in het proces van modernisering, iets dat men terug probeerde te brengen in veelal utopische tegenbeelden van ware natuur (versus de geïndustrialiseerde landschappen), ware gemeenschap (versus de lonely face in the crowd), ware spiritualiteit (versus het door en door gerationaliseerde en geïnstitutionaliseerde christendom) en ware ervaring en beleving (versus de koude rationaliteit van het moderne, wetenschappelijke kennen). Zoals met zoveel elementen van de tegencultuur is dit nostalgische ethos vervolgens wijdverspreid geraakt in de hedendaagse mainstreamcultuur: in de vele producten van het Walt Disney-imperium; in de tolkieneske werelden van film en videogames; in de hedendaagse advertising industry, bijvoorbeeld in bierreclames, waarin authentiek bier voorgespiegeld wordt, gebrouwen in authentieke brouwerijen, volgens authentiek recept, om de meest authentieke smaak te waarborgen; in de nieuwbouw van jarendertigwoningen en -wijken; in de hang naar het platteland van de Boer-zoektvrouw-liefhebber; in de zoektocht van vakantiegangers naar het authentieke Frankrijk of Italië; in musicals over Kruimeltje, Dik Trom en Abba; in fotoen video-apps die de look van oude foto's en films nabootsen; in de inrichting van cafés en restaurants. In alles blijkt nostalgie een uitdrukking van de hedendaagse hang naar authenticiteit, die gezien kan worden als een reactie op de moderniteit. Deze wordt immers gekenmerkt door een voortdurende progressie en vooruitgang. De modernist streeft ernaar het oude achter zich te laten omwille van politieke, sociale, culturele, esthetische en - met name van belang voor de moderniteit zoals die wordt belichaamd door de gemeente Eemsmond - economische rationaliteit. Waarom het oude behouden als het beter, slimmer, productiever kan? Dat is de kernvraag van de modernist. Waarom zouden mensen zich na het wadlopen nog in eenvoudige bakken of in het water voor de sluis wassen, als je ook een | |
[pagina 630]
| |
gebouw met douches en andere voorzieningen kimt neerzetten? Dat is de vraag van de burgemeester van Eemsmond, die in Brandpunt haar modernisme eenvoudigweg verwoordde met het zinnetje: ‘Het is niet meer van deze tijd...’, wat voor haar een reden is om 't Zielhoes te moderniseren. In dezelfde uitzending claimt Géa van der Schoot, uitbater van 't Zielhoes, de authenticiteit van het café met de woorden: ‘Het is echt, het is oud’, wat voor haar een reden is om alles bij het oude te laten. | |
Nostalgie als dubieuze ervaringNostalgie wordt over het algemeen niet als iets bijzonder positiefs gezien. Geheel vreemd is dit niet. Nostalgie is dikwijls een slechte raadgever. Ten eerste is de nostalgie, met haar hang naar, zelfs verheerlijking van het verleden, vaak door en door conservatief, en houdt ze verandering tegen. Met nostalgici is het lastig om soms broodnodige veranderingen door te voeren, ook niet als er, zoals in de kwestie 't Zielhoes, wel degelijke goede economische of andere argumenten voor verandering zijn. Ten tweede is nostalgie een gevoel met twee gezichten. Veel van de hierboven genoemde expressies van authenticiteit worden met de meest moderne technieken en technologieën gecreëerd en gesimuleerd. Nostalgie is een hang naar een als authentiek ervaren verleden als tegenbeweging tegen de moderniteit, die echter bemiddeld en gerealiseerd wordt in media die hun bestaan danken aan moderne progressiviteit en technologische vooruitgang. Ten derde wordt nostalgie veelal gekenmerkt door een vertekend beeld van het verleden. In nostalgie komt in die zin tot uitdrukking wat eigen lijkt te zijn aan zowel het menselijk brein als aan het collectieve bewustzijn: de neiging om negatieve herinneringen weg te filteren en enkel positieve herinneringen vast te houden. In de nostalgie wordt dit positieve vaak ook nog eens geromantiseerd. De nostalgische perceptie van het verleden is daarom zelden een juiste perceptie van het verleden. Vaak werkt het met een verbeeld, geïdealiseerd verleden. De nostalgische perceptie van 't Zielhoes is daar een voorbeeld van. Het café zelf stamt uit begin jaren tachtig; het is dus nog relatief jong. Het meubilair is ouder, maar komt uit een andere context, namelijk die van het verzorgingshuis uit het nabijgelegen Usquert. Nostalgie kan dan ook een blinde vlek hebben voor een werkelijk verleden, en verworden tot een selectieve omgang met het verleden die weinig kritisch is - een houding die in het moderne populisme en nationalisme gepolitiseerd wordt, waarbij een verbeeld, veelal geïdealiseerd verleden richtinggevend wordt voor het hedendaagse politieke handelen, met alle gevolgen van dien. | |
Nostalgie als kritische ervaringToch is hiermee niet alles gezegd over nostalgie. Nostalgie mag dan vaak onkritisch zijn over het verleden; het heeft wel degelijk een kritisch potentieel, maar dan met betrekking tot het heden - een aspect dat doorgaans gemist wordt in de literatuur over nostalgie. | |
[pagina 631]
| |
Waddenzee bij Noordpolderzijl. Foto Johan Roeland
In haar prachtige The Future of Nostalgia maakt literatuurwetenschapper Svetlana Boym onderscheid tussen twee vormen van nostalgie: restauratieve en reflexieve nostalgieGa naar eind6. Veel van de bezwaren jegens nostalgie die ik hierboven noem, betreffen de restauratieve nostalgie. De restauratieve nostalgie is door en door conservatief. Deze vorm van nostalgie grijpt terug op het verleden om dat in het heden in ere te herstellen. Het wil restaureren. Het is juist deze vorm van nostalgie die vaak is ingegeven door het verlangen het verleden te romantiseren. Het verleden dat vervolgens getracht wordt terug te winnen op het heden, is niet veel meer dan, zoals Frank Ankersmit schrijft, een ‘ritualisering en [...] symbolische formalisering van tradities die men misschien in alle oprechtheid aan het verleden toeschrijft, maar die in feite hier en nu bedacht zijn’Ga naar eind7. De reflexieve nostalgie daarentegen vertrekt ook vanuit de ervaring van een voorbijgegaan verleden, maar anders dan de restauratieve nostalgie probeert de reflexieve nostalgie het verleden niet te herstellen in het heden. De reflexieve nostalgie reflecteert slechts op de afstand tussen heden en verleden, en laat deze ook intact, maar zet slechts aan tot een reflectie op de menselijke eindigheid en historiciteit, of nodigt uit tot een ‘ethische en creatieve uitdaging’Ga naar eind8 van het heden. Het is maar de vraag of de nostalgie rond 't Zielhoes van restauratieve of van reflexieve aard is - of wellicht, om een derde mogelijkheid te noemen, van conservatieve aard, omdat ze veeleer gericht is op het bewaren van iets. Echter, het verzet tegen de moderniseringsplannen heeft wel degelijk iets van die kritische, ethische uitdaging van het heden waarover Boym spreekt. Nostalgie als hang naar het authentieke komt, ook in de kwestie 't Zielhoes, immers voort uit onvrede met de moderniteit. Het is een uitdrukking van de vervreemding die velen ervaren in een moderne, op economische rationaliteit gerichte samen- | |
[pagina 632]
| |
leving. Hierin ligt het kritische element van de nostalgie. Kritiek bestaat bij gratie van een buitenperspectief of een positie van andersheid. Het is niet vreemd dat de meest wezenlijke kritiek op de moderniteit van culturele anderen komt (de kritiek op het westerse koloniale denken van hen die er slachtoffer van zijn geworden) en van religieuze anderen (het boeddhisme is voor velen daarin zo aantrekkelijk omdat er een wezenlijke kritiek op de westerse moderniteit in vervat is). Het buitenperspectief van de nostalgie is een beleefd verleden dat gepaard gaat met een gevoel van vervreemding in het heden. | |
't Zielhoes als nostalgische heterotopiaTerug naar 't Zielhoes. 't Zielhoes ademt nostalgie, roept nostalgie op en weet - gezien de reacties van anderen en van mijzelf - nostalgie politiek te mobiliseren. Als pleisterplaats van weerstand tegen de moderniseringsplannen van de plaatselijke overheid, voldoet 't Zielhoes aan het beeld dat ik hierboven schets van ‘other spaces’ of heterotopische plaatsen: het is een plek die weerstand biedt aan de moderne orde, daarbij gebruikmakend van een nostalgisch sentiment van haar bezoekers. Toch zou een lezing van deze heterotopische plek als puur een plek van weerstand jegens de moderne orde, of juist als een mogelijkheid om deze orde te ontvluchten, te eenzijdig zijn, en voorbijgaan aan de kritische potentie van de nostalgie. 't Zielhoes creëert in haar sfeer van vroeger namelijk ook een alternatieve orde: een die rust, ruimte, pretentieloosheid, kleinschaligheid, gemoedelijkheid en vriendelijkheid koestert - waarden die niet zelden bedreigd worden in een moderne samenleving. Het is daarmee een plek van onthaasting (versus de gejaagdheid van het moderne leven), rust (versus de stress van ons alledaagse bestaan), ruimte, verstilling, het gevoel van eindigheid - elementen van de menselijke existentie die niet zelden bedreigd worden door de moderne verbeelding en moderne invulling van het leven en van het landschap. Als je terugrijdt naar Groningen en je ziet de stad vanaf de ring, met haar snelwegpanden die voornamelijk logistiek nut ademen, dan besef je de waarde van 't Zielhoes en van het landschap rondom deze kroeg. Het zijn, als alle plekken, gecreëerde plekken, wat afbreuk mag doen aan de authenticiteit ervan; als topoi herbergen ze echter voldoende mogelijkheden om je voor even te onttrekken aan de achtbaan van de moderniteit en de moderniteit kritisch te bezien. De meeste bezoekers zullen vanuit 't Zielhoes gebruikmaken van door en door moderne middelen (auto, geasfalteerde wegen, GPS, snelwegen, enzovoort) om zich te begeven naar hun al even moderne leven - maar niet zonder de ervaring dat er meer is dan dat, en niet zonder af en toe terug te keren naar 't Zielhoes om een evenwicht te vinden. Sommige plekken en gebouwen dienen behouden te worden. Niet omdat deze per se ‘authentiek’ zijn - haast elke plek is gecultiveerd en heeft | |
[pagina 633]
| |
haar unieke karakter verworven door eeuwen van menselijke inmenging. 't Zielhoes zou behouden moeten worden. Niet omdat de kroeg het authentieke, echte verleden belichaamt - maar omdat het gecreëerde verleden in deze kroeg de kritische potentie van ‘het tegenover’ heeft: ‘het tegenover’ ten opzichte van een gejaagde, hippe en eeuwig jonge, op economische rationaliteit gerichte moderniteit. Omdat het, als tegenplek, een relativerend potentieel heeft jegens de moderniteit en een aantal waarden koestert die voor velen de moeite waard zijn om te koesteren.
□ Johan Roeland | |
[pagina 634]
| |
Tussen duurzaam en biologisch
| |
[pagina 635]
| |
gecertificeerde kiwi's uit Nieuw Zeeland. Biologisch gecertificeerde aubergines uit ergens in Europa in de ene kraam, regionaal en regulier geteelde aubergines in de andere kraam. Confuus keer ik naar huis. Met een fietstas die van alles wat bevat, constateer ik als ik thuis uitpak. Groenten en fruit met een vaandel van een biologisch keurmerk, groenten en fruit in de regio op reguliere wijze geteeld. Wat ik mee uitpak is mijn verwarring, die al snel omslaat in onstuitbare nieuwsgierigheid om uit te zoeken wat nou voor mij als bewust levende consument de Goede Keuze is. Op een aantal sites vind ik de stelling dat biologische producten sowieso altijd duurzaam zijn. Maar dat duurzame producten niet altijd biologisch zijn, met name omdat de keurmerken een prijskaartje met zich meebrengen dat niet iedere teler wil betalen. Een claim waarvan ik het waarheidsgehalte al betwijfel op het moment dat ik het lees. Daarom besluit ik recht naar de bron te gaan: ik ga aan tafel met een aantal telers in de regio waar we wonenGa naar eind2. Met als hamvraag: wat moet ik als consument nu echt weten over het telen van groenten? Wat geloven wij als consumenten? Waarvan weten we dat we het geloven? En wat geloven we dat we weten? De telers vertellen hoe ze steenwol gebruiken om hun planten op te laten groeien in plaats van de volle grond. Hoewel steenwol volledig gerecycled kan worden (en wordt), eist een biologisch keurmerk dat in de volle grond wordt geteeld. En dat alles in de grond gaat. Dat betekent dat de telers die ervoor kiezen het water in en uit hun kassen te recyclen en als zodanig een gesloten systeem te vormen, niet in aanmerking komen voor een biologisch keurmerk. Iets dat voor mij contra-intuïtief is. Want ook een kas waar biologisch in geteeld wordt, zal op een andere wijze gebruikmaken van de grond dan ‘natuurlijk’ zou gebeuren. De telers leggen mij uit dat er ‘biologisch’ én ‘biologisch’ is: telers die uit overtuiging volstrekt biologisch telen en telers die precies binnen de kaders van biologische keurmerken blijven. Keurmerken waar ook wat rariteiten in zitten. Zo mag een teler onder een keurmerk bijvoorbeeld het bestrijdingsmiddel Spruzit gebruiken. Dit middel bevat pyrethrine, een stof die weliswaar van een bloem - de chrysant - afkomstig is en dus een biologische oorsprong heeft, maar die aanzienlijk schadelijker is voor mens en milieu dan vervangers van chemische origine. De telers zonder biologisch keurmerk waarmee ik aan tafel schuif, telen zonder uitzondering met behulp van hulp-insecten (bijvoorbeeld roofwantsen en bijen) om schadelijke insecten uit de kassen te houden. Deze gevleugelde vrienden zorgen ervoor dat een eventueel aanvullend gebruik van chemische middelen nagenoeg onmogelijk wordt: dat zou betekenen dat de dure gevleugelde hulpjes doodgespoten zouden worden. De telers leggen uit dat de regels voor het reguliere telen al veel pesticiden uitsluiten. Dat los van de regels de pesticiden ook gewoon duur zijn, waardoor je er toch zo min mogelijk van wilt gebruiken. Gaandeweg wordt mij duidelijk dat het verschil tussen biologisch en | |
[pagina 636]
| |
duurzaam een aaneenschakeling van grijze gebieden is. Wat regulier in de regio wordt geteeld, blijkt veel dichter bij biologisch telen te staan dan ik ooit had kunnen en durven denken. Regionale telers blijken met veel aandacht voor duurzaamheid te telen. Blijken eigenlijk gewoon duurzaam te telen, met oog voor omgeving, milieu en rentmeesterschap. Voordat nu de gedachte ontstaat dat ik tegen biologische keurmerken ben: welzeker niet. Maar waar ik het naïeve geloof had dat ik door biologisch mijn groenten, fruit en andere levensmiddelen te kopen automatisch ‘goed bezig was’, moet ik nu tot de conclusie komen dat ik mij bevind in wat John Rawls zo mooi een ‘reflexief equilibrium’ noemt. In de meest brede zin verwijst deze term naar het eindpunt van een overlegproces waarin je Oftewel: ik verkeer in een goed gesprek met mezelf. Waarbij ik verrassend weinig steun vind uit de wetenschappelijke hoek. Mijn geloven is lastig te vervangen door weten, zo blijkt. Recent stond een artikel in het wetenschappelijke online magazine Plos OneGa naar eind3 dat biologisch gekweekte tomaten gezonder zijn dan ‘gewone’ tomaten. Braziliaanse onderzoekers vonden dat biologisch geteelde tomaten substantieel kleiner zijn dan de reguliere tomaten maar wel meer dan 50% meer vitamine C bevatten dan hun grotere broeders. Daarnaast toonde de studie aan dat de biologische tomaatjes maar liefst twee maal zoveel polyfenolen bevatten. Dat blijken verbindingen te zijn die voor zover nu bekend is een gunstige uitwerking hebben op dementie, hartziekten en kanker. De stelling van de onderzoekers is dat gewone tomaten tijdens hun teelt met pesticiden worden bespoten en met kunstmest worden gekweekt. Waardoor ze harder groeien, maar niet de weerstand opbouwen die biologische tomaten wel opbouwen, omdat - aldus de onderzoekers - biologisch gekweekte tomaten stress hebben. Die stress zou zorgen voor de extra gezonde dimensie van de biologische tomaten. Prachtig. Maar deze studie gaat wederom uit van wat toch een achterhaalde tegenstelling lijkt - in ieder geval in Europa - tussen telen met een biologisch keurmerk en duurzaam telen. Want in Europa lijkt regulier telen hoegenaamd gelijk te zijn aan duurzaam telen. Juist op dat grensgebied, waar vragen moeten worden gesteld die niet puur op het telen betrekking hebben, maar juist op de hele keten, is onderbouwde informatie schaars. Wat wordt onderzocht, lijkt primair te worden gedreven door geloofssystemen over hoe de realiteit eruit ziet. Waar wij zien dat de huidige telerspraktijk, in ieder geval in het mij omringende Westland, juist niet meer uit de scherpe tegenstelling bestaat tussen met pesticiden spuiten en biologisch telen. Geloven en weten staan van oudsher dicht bij elkaar. Augustinus vond al dat ieder weten initieel is gebaseerd op geloven. Je moet immers eerst iets aannemen - geloven dat iets zo is - wil je kunnen gaan onderzoeken. Waardoor je geloof indien bewezen gaandeweg wetenschappelijk onderbouwde kennis wordt. Geloven staat | |
[pagina 637]
| |
ook voor deze antieke denker wel lager in de rangorde dan weten. Vanaf Augustinus blijven geloven en weten met elkaar optrekken, waarin de Verlichting het kerende punt is. In die Verlichting wordt natuurwetenschappelijk bewezen kennis de basis van alles. Kant is de eerste in de hele traditie tussen geloven en weten die een strikt onderscheid maakt tussen wetenschap en religie. Wetenschap wordt weten, religie wordt geloven. Wetenschap gaat bij Kant over de wereld die waar te nemen is. Over de waarneembare wereld die zekere kennis oplevert. De wereld van het geloven gaat over inzichten die zeker werkzaam zijn in het leven van mensen. Wijlen Bertus de Rijk gaf in een college aan de Internationale School Voor Wijsbegeerte het onderscheid treffend weer: ‘Wetenschap gaat over “dussen” en “daarommen”. Dat is wat je in de wetenschap moet kunnen. Dat is waar wetenschap om draait. Geloven heeft eigen regels en logica. Daarbij hoef je niet te “dussen” en te “daarommen”’. Deze lange traditie van het denken over en analyseren van de verhouding tussen geloven en weten, is voelbaar, tastbaar in mijn huidige zoektocht naar evidence based consumership. Die mij maakt tot consument die op basis van heldere, wetenschappelijk onderbouwde argumenten keuzes maakt over de groenten en fruit die ze aanschaft en in haar mond steekt. Die oprecht duurzame keuzen wil maken. Zelden was mij duidelijker hoe geloofssystemen wetenschap sturen en beïnvloeden. De scherpe tegenstelling tussen biologisch telen en regulier telen lijkt in het Westland - en volgens telers zelfs in geheel West-Europa - uitsluitend op papier en in de media te bestaan. In ruimere mate voorhanden zijn meningen en geloofssystemen die gepresenteerd worden als objectieve informatie. Die de werkelijkheid waarin biologisch gecertificeerd telen en regulier telen eigenlijk nauwelijks (meer) van elkaar verschillen, op onproductieve wijze verhullen. Wat betekent dit alles nu voor mijn concrete keuzen? Wat neem ik mee de volgende keer dat ik naar de markt ga? Mijn overtuiging dat ik bewust ga kiezen voor wat ik nu weet te geloven, op basis van de zoektocht die aan dit essay ten grondslag ligt. En dat zijn regionaal geteelde groenten en fruit. □ Margo de Groot Coenen | |
[pagina 638]
| |
Honest to GodHet hoort gewoon bij onze wereld - massaal bevolkt, overgereguleerd, voortdurend mediaal in beeld gebracht en becommentarieerd, in een decor van technologische hoogstandjes en onverwachte extravaganties. Ik doel op het methodisch bouwen aan imago's en het systematisch beperken van reputatieschade. In dienst daarvan zijn hele hordes professionals op de been gebracht en hebben zich specialisaties en afstudeerrichtingen ontwikkeld, ondersteund door databestanden en bibliotheken. Maar recentelijk bleek hoe betrekkelijk het allemaal is. Je verschijnt, enigszins verblind door de schijnwerpers, voor het eerst als nieuwe paus op de loggia van de Sint-Pieter. Hoe gaat deze eerste confrontatie van de nieuwe pontifex met kerk, stad en wereld verlopen? Het begint met een simpel ‘buona sera’ - ‘goede avond’. Imago en reputatie in één klap gevestigd. Daar hoeft niet veel meer aan gedaan te worden. De keuze van de naam Franciscus, het niet dragen van de met hermelijn omzoomde cappa, het aanhouden van gewone schoenen, het zelf gaan betalen van de hotelrekening, de voorkeur voor reizen per openbaar vervoer, allemaal toegift. Het simpele ‘goede avond’ heeft zijn werk gedaan en een voorlopig niet te overstemmen toon gezet. Ook ik was ontroerd door die simpele openingszin en enthousiast over de geestdrift die zij losmaakte. Maar na mij enige dagen ondergedompeld te hebben in de opgetogen sfeer begon ik mij te realiseren, eerstens, dat juist deze schokgolf van geestdrift een enorme hypotheek legt op dit pontificaat. En, ten tweede: deze lont in het kruitvat brengt op bijna schrijnende wijze de achillespees van het katholicisme aan het licht. Om het wat globaal te stellen: de meeste katholieken | |
[pagina 639]
| |
hebben een dubbelzinnige relatie met hun kerk. Enerzijds bewonderen zij haar, niet in de laatste plaats onder de indruk van de taal en vormen waarin zij geloof en christendom presenteert. Anderzijds voelen zij er zich ook, om het wat neutraal en algemeen te stellen, onwennig en ongemakkelijk bij. Juist omdat verwoording en vormgeving tot pontificale hoogte kunnen stijgen en dan - maar niet alleen dan - stevig en opzettelijk gaan schuren met het eigen, alledaagse levensgevoel. De instemming kan uitgroeien tot een onvoorwaardelijke bereidheid om je aan de kerkelijke cultuur over te geven en er inspiratie en leiding uit te putten. Maar ook het ongemak kan uitgroeien tot een geïrriteerde distantie, tot innerlijke reserve of zelfs verbeten verzet. Na de indrukwekkende processies van kardinalen in het Vaticaan en hun eed in de Sixtijnse kapel, na het archaïsche gedoe met het schoorsteentje en de witte rook, na de traditionele aankondiging ‘habemus Papam’ was het zeer de vraag naar welke kant die balans bij het verschijnen van de nieuwe paus door zou slaan. Nou, hij kwam het balkon op, liet zich wat onwennig bekijken en zei toen simpelweg ‘goede avond’. Prelaten en geestelijken hechten er aan, bij een pauskeuze sterk de nadruk te leggen op de rol van de Heilige Geest. De gebeden en rituelen, de pracht en praal, de procedures en protocollen, ze zijn er allemaal op gericht de aandacht te focussen op de werking van die Heilige Geest. Zijzelf doen er niet zoveel toe. In die lijn past het om de Heilige Geest als ghostwriter van deze ‘famous first words’ te bestempelen. Maar ik geef deze duiding weinig kans van slagen. Want we hoorden met eigen oren, dat de groet gewoon spontaan uit de man zelf kwam - wat strikt genomen niet uitsluit dat ook de Heilige Geest er de hand in had. Juist omdat het zo gewoon en alledaags was, was het zo succesvol. Maar het was wel gewoon en alledaags in de mond van een nieuwe paus. Op de loggia van de Sint-Pieter, geregistreerd door alle belangrijke radiostations en televisiekanalen van de wereld, omkranst met kardinalen in rode mantels en prelaten in paarse toga's. Gewoon is anders gewoon in de context van het gewone, dan in die van het buitengewone. Denk aan de pontificale context. Het schuren van tekst en context kan het meest triviale vervullen met een explosieve lading. Hier de verwachting van een nederige en bescheiden paus, en dus van een nederig en bescheiden pontificaat, en dus van een soepel en nederig opheffen van de hardnekkige vervreemding tussen kerk en wereld, geloof en leven. Of gaan we nu toch te snel? Het is immers alleszins denkbaar dat het enthousiasme van net na de witte rook een dagkoers is die gauw vervliegt. Die niet opgewassen zal zijn tegen de vervreemding van kerk en wereld, van geloof en leven. Die lijkt dieper te zitten en wezenlijker te zijn, dan dat ze is op te lossen met een injectie eenvoud en gewoonheid. Ja, die behoeft mogelijk juist manifestaties van het buitengewone om hanteerbaar te blijven. Zoals een buitengewone, zelfs pontificale manifestatie van eenvoud en gewoonheid. En als de gelovigen en de kerk al snakken naar zo'n injectie, is | |
[pagina 640]
| |
daarmee niet gezegd dat wereld en leven er ook op zitten te wachten. In Nederland beweert men: ‘Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’. We beweren gesteld te zijn op eenvoud in alles. Maar dat klinkt niet erg geloofwaardig in een wereld die van gekkigheid aan elkaar hangt en elke dag wordt overspoeld door meeslepende golven van gekkigheid. In alle voegen en tot in de kleinste kiertjes. Nu eens betoverend, dan weer schrikbarend. Uiteraard in de sector van glitter en glamour. Die is er voor bedoeld. Maar ook in sectoren die zich lang hebben gehuld in het imago van ernst en degelijkheid, zoals politiek, economie, onderwijs. En religie. Daar wordt beseft dat de mensheid vaak bittere pillen te slikken krijgt. Daar wordt naarstig gezocht naar manieren om die te vergulden. Die manieren zijn met de dag extravaganter geworden. Dit is een wat ontluisterend aspect van wat we doorgaans trots als ‘het moderniseringsproces’ uitventen, inclusief de veronderstelde verzakelijking en het terugnemen van projecties. Hierin zijn de ernstige en de religieuze wereld een spiegelbeeld van elkaar. Op zich is dat niet vreemd, gezien de vele overlappingen die er vanouds tussen beide werelden bestaan. Het bondgenootschap van altaar en troon moge officieel vervangen zijn door de scheiding van kerk en staat; staten maken zich nog uitbundig schuldig aan caesaropapisme en religieuze groepen kunnen zich maar moeilijk van theocratische trekjes en ambities onthechten. Je zou de geschiedenis van het christendom kunnen schrijven als een dialectiek van gewoon en buitengewoon, van zondags en alledaags, van buitenissig en eenvoudig. In al haar onderdelen - haar belijdenis en leer, haar liturgie en rituelen, haar structuren en instituties. En dan is er nog de aankleding daarvan en de (zelf)presentatie van het kader, dat die onderdelen en hun aankleding beheert. In wezen gaat het in het geloof om het buitengewone bij uitstek: de overgave aan het mysterie, waarin het lot van de mens en de glorie van God in elkaar vervloeien. Maar die overgave is bevorderd met vormen, met een religieuze cultuur, die vergeven is van mystificaties. Zolang zij open beleefd worden als symbolen is er geen probleem. Kijk maar, er staat niet wat er staat. Maar in elk geval staat er iets. Maar zij kunnen ook verharden tot evenzoveel elementen van vervreemding. Vervreemding van de heersende mensencultuur. Maar daarin dan ook vervreemding van het mysterie zelf. Sommigen kunnen niet genoeg krijgen van dat schuren met het alledaagse. Die windt hen op en inspireert hen. Zij kiezen en kozen door de eeuwen voor de trekkracht ervan. Want die heft je op uit het gewone en alledaagse, in het beste geval om zo overgave aan het mysterie te vergemakkelijken. Anderen vinden het verwarrend, irritant, onaanvaardbaar. Zij pellen en pelden zoveel mogelijk versieringen van de religieuze cultuur af, zowel in de kerkelijke presentatie als in het persoonlijk geloofsleven. Alleen absolute eenvoud, naakte eerlijkheid in geestelijk en materieel opzicht, behoedt de overgave aan het mysterie voor verstrikking in mystificaties. Zij | |
[pagina 641]
| |
herkennen (zich) nog wel (in) de Jezus uit het evangelie. Maar zij staan onthand tegenover de Christus van de belijdenis. Ook, of juist, als die wordt gepresenteerd in bijvoorbeeld de schitterende mozaïeken van de Pantokrator, in de stralende glas-in-lood-vensters met de biografie van de zaligende Verlosser of in kleurrijke fresco's van de heilsgeschiedenis. Terwijl de eerste groep juist daarin zijn steunpunt zoekt, aangevuld met barokke gewaden, gebruiksvoorwerpen in edelmetaal en kerken als architectonische paradepaardjes. Het dilemma: in de omgang met het heilige kan niets rijk of ingewikkeld genoeg zijn. Want het is ons uitzicht op goddelijke majesteit en hemelse glorie. Of, juist omgekeerd, in de omgang met het heilige kunnen we nooit onthecht en eenvoudig genoeg zijn. Het toppunt van het aardse eerbiedigen als spiegel van en verwijzing naar het hemelse. Of het verachten omdat het afhoudt van het enig waarachtige, betrouwbare, noodzakelijke. Dit is niet het kader om het spoor van dit dilemma te volgen door de hele geschiedenis van kerk en geloof. Mogelijk is ook mijn tot nu ontwikkelde invalshoek, dat het om een dilemma en om dialectiek zou gaan, niet echt vruchtbaar; hoogstens didactisch bruikbaar. Elke menselijke aangelegenheid vraagt immers om vormgeving. Dus ook het in het bestaan opgaande perspectief op Gods majesteit in relatie tot de waardigheid van de mens. En uit haar aard schuilt in vormgeving onvermijdelijk een element van vervreemding. Eenvoudige vormen zijn in hun relatie met degene die ze gebruikt mogelijk herkenbaarder dan complexe en mysterieuze vormen. Maar ook zij verhouden zich tot onze intieme eigenheid als externe werktuigen. Min of meer bruikbaar. Beschikbaar voor wie ze kan hanteren. En: wezenlijk potentieel verwarrend. Vervreemdend. Want een afsplitsing van het eigene. Met alle mogelijke vertekening van dien. Met de spanning tussen eenvoud en complexiteit in onze wereld en in de religieuze cultuur, ligt dus een ingewikkelder probleem op tafel dan een verschil van smaken waarover niet te twisten valt. In eerste instantie moge het verfrissend en verhelderend overkomen als, na een periode van subtiel of uitbundig pontificeren, met de daaraan inherente en als inspirerend of als schurend ervaren vervreemding, je op hoog niveau, want op de loggia van de Sint-Pieter, oog in oog komt te staan met eenvoud, met ‘zo gewoon mogelijk’. Maar dat was bestens een belofte, een dagkoers. De houdbaarheid ervan werd bepaald door de daarop volgende dagen. Daar werd al een bruggetje naar geslagen met de programmatische keuze voor de armen en minsten. Dat rijmt. Eenvoud verwijst naar de wereld van de meest eenvoudigen, de tegenhanger van wat mijn moeder ‘het groot’ noemde. Voor de paus zelf lijkt dat rijm organisch te zijn. Wie a zegt moet ook b zeggen. Hoe zit dat voor hen die geënthousiasmeerd zijn door zijn simpele ‘buona sera’? Zullen zij Paus Franciscus ook kunnen en willen volgen in zijn keuze voor de armen en minsten? Of zullen zij, na een globale instemming met het idee dat dit de juiste koers is, toch weer bevan- | |
[pagina 642]
| |
gen worden door heimee naar de glans en glorie van het pontificale? Niet op de laatste plaats als houvast in hun streven naar overgave aan het geloof. Misschien is er al genoeg gewonnen als er wat stof wordt afgeblazen van de vormen van de religieuze cultuur. Met name in de omgang tussen kader en gelovigen in de kerk, waarin het klerikalisme in telkens nieuwe vormen onvermijdelijk de kop op lijkt te moeten opsteken. Er is sinds Vaticanum II al veel Byzantijnse franje verdwenen. Is het ooit genoeg? Maar hoe ver kun je gaan met het strippen van (omgangs)vormen? Een simpel ‘goede avond’, in plaats van ‘Geloofd zij Jezus Christus’ of zelfs ‘Vrede zij u’, is verfrissend en veelbelovend. Maar het is niet meer dan een openingszin. Die suggereert dat het verhaal dat volgt samengevat zal worden onder de titel: ‘Honest to God’. Maar dat is (al) een titel gebleken waar je veel kanten mee uit kunt. De briljante openingszin suggereert daarvoor andere prioriteiten dan tot voor kort gebruikelijk. De praktijk gaf daarvan al wat te zien. Deels, blijkt, ingegeven door tamelijk triviale omstandigheden. Zo heb ik het betreurd dat de nieuwe Paus een aantal rituele teksten uitsprak en niet zong. Tot ik er achter kwam dat hij niet kan zingen. Hij heeft geen muzikaal gehoor. Mijn ervaring met (hogere) geestelijken die wat dat betreft ook lichtelijk gehandicapt zijn, verzoende mij met het besluit om de teksten uit te spreken en niet te zingen. Maar de zegen ‘Urbi et Orbi’ wordt er ongetwijfeld kaler door. Maar er was ook de deklerikalisering van de voetwassing op Witte Donderdag. Ik begrijp dat klassieke liturgisten de vervaging van het apostolisch perspectief betreurden. Daar stond wel tegenover dat de algemenere betekenis van dit ritueel transparanter werd. Maar het blijft een ritueel.
□ Pieter Anton van Gennip |
|