Streven. Jaargang 80
(2013)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 429]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Andrew Winnick
|
- | de rol van de regering tegenover de vrije markt in de economie, |
- | de kloof tussen de klassen, tussen de rijkste 1 of 2% en de rest van de VS wat betreft de rol die ze verondersteld werden te spelen in de economie en de maatschappij als zodanig, |
- | de rol van de grote firma's (corporations) in het verkiezingsproces, |
- | de rol van regering in ‘sociale kwesties’ zoals bijvoorbeeld abortus, voorbehoedsmiddelen en de burgerrechten van homoseksuelen. |
Het is interessant dat buitenlandse politiek en militaire thema's vrijwel geen rol gespeeld hebben in de verkiezingen.
Het was duidelijk dat beide zijden zich wilden beperken tot de eerste drie economische thema's - geen van beide wilde zich gericht bezighouden met de zogenaamde ‘sociale kwesties’ die in punt vier zijn opgesomd - maar deze werden ondanks alles toch belangrijk, vooral in de verkiezingen voor het Congres.
Mitt Romney was ervan overtuigd dat de slechte situatie van de economie van de VS, het langzame herstel na de Grote Recessie (die technisch gesproken van december 2007 tot juni 2008 heeft geduurd), gevolgd door de langzame groei van het BNP en de blijvend hoge werkloosheidscijfers, ten laste van Barack Obama gelegd konden worden. Hij was ervan overtuigd dat de kiezers het idee dat Obama president kon blijven zouden verwerpen. Romney was niet van plan de nadruk te leggen op de verdeling van de inkomsten en de rijkdom in de VS, of op de rol van de rijken en de grote firma's, of op de ‘sociale kwesties’. Hij voelde dat hij kon winnen met argumenten uit de economie en dat zijn ervaring als manager in de zakenwereld en, in mindere mate, in de overheid, hem voldoende geloofwaardigheid zouden verlenen om te winnen. Maar hij heeft zich met deze inschatting erg vergist.
Ideologisch gezien en wat de organisatie betreft was de Tea Party-beweging (die ik redelijk uitvoerig in een vorig artikel behandeld hebGa naar eind[1]) een belangrijk element in deze verkiezingen, net als dit in 2008 het geval geweest was. Deze beweging is er vooral op uit om de rol van de regering op alle domeinen in te perken, met de opvallende uitzondering van sociale kwesties zoals abortus, voorbehoedsmiddelen en homoseksuele thema's. Op alle andere terreinen vinden ze dat de beste regering zo weinig mogelijk regering is, van gezondheidszorg tot onderwijs, onderzoek en zelfs infrastructuur. Ze verzetten zich zelfs tegen militaire uitgaven. Daardoor richten ze zich sterk op belastingverlaging om de middelen ter beschikking van de regering te verminderen en om ‘vrijemarktoplossingen’ voor alle problemen te steunen. Ze geloven niet dat het klimaat echt aan het veranderen is en daarom verzetten ze zich tegen alle pogingen van de regering om oplossingen te zoeken die schone energie bevorderen of broeikaseffecten (uitlaatgassen) beperken. De enige uitzonderingen zijn de ‘sociale kwesties’. De Tea Party-beweging is zeer geëngageerd voor het inschakelen van de overheid om het recht van vrouwen om zelf te beslissen over abortus te verhinderen, ze verzetten zich tegen alle pogingen om via de ziekteverzekering voorbehoedsmiddelen te verdelen en ze strijden tegen om het even welke poging om de rechten van de LGBT-gemeenschap (lesbisch, homoseksueel, biseksueel en transgender) te erkennen. Zij verzetten zich heftig tegen alle pogingen om het homohuwelijk te legaliseren of om homoseksuelen toe te laten in het leger te dienen. Ze staan pal achter een bestaande federale wet, de Defense of Marriage Act (DOMA), die het huwelijk omschrijft als een relatie tussen een man en een vrouw, en die alle vormen van federale overheidserkenning blokkeert waar het gaat om rechten van homo's die onder jurisdictie van een van de 11 staten - waar dergelijke huwelijken wettelijk zijn erkend - zijn gehuwd.
In 2012 oefende de Tea Party-beweging haar grootste invloed uit gedurende de periode van de voorverkiezingen (primaries), wanneer verkiezingen of partijcongressen door kiezers georganiseerd worden om de kandidaat van die partij te verkiezen als kandidaat voor het presidentschap en ook om de kandidaten voor het Congres te verkiezen. Net als in 2010 slaagde de Tea Party-beweging, die actief is binnen de Republikeinse partij, erin om voor vele verkiezingscampagnes van kandidaten voor het Congres haar eigen kandidaten te plaatsen. De Tea Party-beweging was eensgezind gekant tegen de kandidatuur van Mitt Romney, die ze niet als een ‘echte conservatief’ beschouwden. Gedurende een periode van felle strijd van voorverkiezingen die van januari tot juli 2012 duurde, stelden zij, en het geld dat achter deze beweging steekt, acht verschillende kandidaten voor, met de bedoeling ‘om het even iemand anders dan Romney’ te vinden. Elk van deze kandidaten genoot van zijn periode van wijdverbreide populariteit en bekendheid, maar elk van hen struikelde en viel ten gevolge van excentrieke uitspraken, schandalen of een zwak talent voor spreken of debatteren. Ten slotte slaagde Romney erin met de steun van de meer gevestigde en aan de grote firma's gelieerde elementen van de Republikeinse partij de benoeming tot kandidaat te winnen.
Intussen had de Obama-campagne geen enkele uitdager tijdens de voorverkiezingen. Bovendien gingen ze er correct van uit dat Romney als de opponent zou opduiken en begonnen ze aan een vroege, massale, goed gefinancierde campagne om Romney met succes te bestempelen als een superrijke vertegenwoordiger van de grote firma's die er slechts op uit zijn hun eigen winsten te maximaliseren ten koste van de arbeiders, het Amerikaanse volk en zelfs de belangen van de natie in haar geheel. (Zijn familierijkdom is groter dan dat van de vorige tien presidenten samen.) Ironisch genoeg droeg Romney aan deze poging bij met een reeks uitspraken, waarvan sommige in het geheim werden opgenomen, die het imago dat Obama van hem geschilderd had in brede kringen verspreidde.
Anderzijds nam Obama de slogan van de Occupy Wall Street-beweging van het vorige jaar overGa naar eind[2] en stelde hij zichzelf op als de leider en beschermer van de 99% tegenover de belangen en prioriteiten van de rijkste 1% die volgens Obama door Romney vertegenwoordigd werd. Ondanks beschuldigingen dat hij een ‘on-Amerikaanse klassenstrijd aan het voeren was’ nam Obama de positie in van iemand die graag de regering gebruikt om de ‘middenklasse’ en haar belangen te beschermen. Let wel: in de VS beschouwt zowat iedereen zichzelf (met uitzondering van de superrijke top van 1% of minder en de armsten der armen) als behorend tot de ‘middenklasse’. In feite voerde Obama campagne vanuit de veronderstelling dat de regering een wezenlijke rol moest spelen
om tegemoet te komen aan de noden van de grote ‘middenklasse’. Hij argumenteerde dat de VS in de problemen zat omdat de regering niet genoeg gedaan had om het onderwijs, de gezondheidszorg, de infrastructuur voor het vervoer, de energie en het onderzoek dat nodig is om nieuwe industrieën te ontwikkelen, te steunen en te verbeteren. Hij ontwikkelde het argument dat de Grote Depressie veroorzaakt was door hebzuchtige banken en grote firma's die vanwege een gebrek aan regelgeving en controle door de regering de kans gekregen hadden om de economie kapot te maken. Hij beweerde ook dat, hoewel de economie nog steeds te traag aan het groeien was en de werkloosheid nog veel te hoog was, zijn succesrijke inspanningen om met regeringsstimuli enzovoort het economische tij te keren, de redding nabij gebracht hadden. Hij beweerde dat het volk hem een tweede ambtsperiode moest geven om de job af te werken. De uitslagen van de verkiezingen maken duidelijk dat zijn argumenten hun doel hadden bereikt.
Na de verkiezingen gaf de Tea Party beweging de schuld voor de nederlaag aan de Republikeinse partij. Om een journalist in de Los Angeles Times (Abcarian, 11 november 2012) te citeren:
...voor de conservatieven die zich met de Tea Party vereenzelvigen scheen één emotie alle andere te domineren: een wit-gloeiende woede op het Republikeinse establishment. Tea Party-aanhangers zijn kwaad op de Grand Old Party omdat ze een ‘gematigde’ als Romney als presidentskandidaat omhelsd hebben, omdat ze de ‘waarlijk conservatieve’ kandidaten ondermijnd hebben en omdat ze ‘ervoor gekozen hebben de conservatieve agenda te negeren’.
Wat de Tea Party-beweging niet begrepen had, was dat hun standpunt tijdens de voorverkiezingen slechts invloed uitoefende op het blanke, oudere, zeer christelijke Amerikaanse publiek, en zelfs dat niet in alle regio's van het land. De Tea Party-beweging begreep niet, en heeft vandaag nog steeds niet begrepen, dat ze, door de nadruk te leggen op het inkrimpende deel van de Amerikaanse bevolking en door de zorgen en belangen van de meerderheid van de niet-blanken en de jongeren te negeren, niet langer in staat zal zijn de toon aan te geven in de nationale politieke strijd.
Ik kan niet nalaten erop te wijzen dat, wanneer ik naar de registratie van de kiezers kijk, in veel staten de grootste groep voor de categorie ‘Onafhankelijke’ kiest of voor ‘Ik weiger mijn identiteit te verklaren’. Wanneer de Democraten en Republikeinen tijdens de voorverkiezingen bezig zijn met het selecteren van hun kandidaten is de meerderheid van deze kiezers daar niet bij betrokken. Maar eens geselecteerd kan de kandidaat vaak niet verkozen worden zonder zijn appel aan deze kiezers
uit te breiden. De Tea Party-beweging heeft tijdens de voorverkiezingen met deze realiteit geen rekening gehouden.
De slinkende rol van de godsdienst in de verkiezingen
Hoewel het lidmaatschap van een godsdienstige organisatie opnieuw een rol gespeeld heeft in 2012, is het belangrijkere nieuws dat godsdienst een veel kleinere rol gespeeld heeft dan in vorige verkiezingen. In 1999-2000 was het Karl Rove, toen adviseur van George W. Bush, die zich realiseerde hoe potentieel voordelig het voor de Republikeinse partij zou zijn, indien ze toenadering zocht tot en een coalitie sloot met de blanke evangelische en born again christenen. Dit verbond was essentieel voor de verkiezingsoverwinning van Bush in 2000, al was het met een nauwe marge van 271 tegen 267 (terwijl de verkiezingsuitslag in Florida betwist was en Bush de rechtstreekse verkiezingen met 544.000 stemmen verloren had). Sindsdien hebben de Republikeinse partij als een geheel en in nog grotere mate de fractie van de Tea Party-beweging binnen de Republikeinse partij, kunnen vertrouwen op heel conservatieve (sommigen zouden zeggen fundamentalistische) christenen om stemmen te behalen in cruciale staten. Maar dit religieuze element is langzaamaan zowel in volume als qua invloed beginnen in te krimpen, omdat het veel van zijn jongere leden verliest en omdat sommige van zijn leiders hun standpunt tegen de burgerrechten van de homoseksuele gemeenschap hebben teruggetrokken en hebben erkend dat hun opinie over abortus, hoewel die nog steeds tot de kern van hun geloof behoort, niet meer op gunstige respons kan rekenen bij de grote meerderheid van de Amerikaanse kiezers, in het bijzonder bij de vrouwen. Er bestaat ook overvloedig bewijsmateriaal (kijk naar de overzichten die uitgevoerd werden door het Pew Forum on Religion & Public Life) dat aantoont dat godsdienst, in het bijzonder de georganiseerde, geïnstitutionaliseerde godsdienst, voor de Amerikanen minder belangrijk wordt nu steeds meer van hen zichzelf omschrijven als ‘niet verbonden met enige georganiseerde religie’. Dit is in het bijzonder waar voor mensen jonger dan 30 jaar.
Vele commentatoren argumenteren dat ‘religieus rechts’ in 2012 is ‘geïmplodeerd’. Jack Jenkins beweert op zijn blog thinkprocess.org, dat dit op vijf wijzen duidelijk werd aangetoond in de verkiezingen van 2012:
1. | De evangelische christenen slaagden er niet in een efficiënte kandidaat naar voren te schuiven, toen ze niet in staat waren de nominatie van Romney te stoppen. |
2. | De conservatieve pogingen om de stemmen van de katholieke 39% te doen omslaan zijn mislukt. De katholieken steunden Obama |
met 50% tegen 48% ondanks zijn standpunt over voorbehoedsmiddelen, abortus en de rechten van homo's. | |
3. | Het aantal evangelische kiezers dat kwam opdagen viel tegen, zelfs in die staten waar de aandacht op hen gericht was, bijvoorbeeld, in Ohio. |
4. | De traditioneel evangelische kandidaten verloren massaal, vanwege hun radicale standpunten, in het bijzonder over abortus, vooral buiten het diepe Zuiden. |
5. | Massale, goed gefinancierde pogingen van anti-homoseksuele religieuze leiders slaagden er niet in de kiezers ervan te weerhouden om de gelijkwaardigheid van het huwelijk te steunen in alle vier staten waar dit punt op de stembrief stond. |
De verkiezingsstatistieken waren voor | Aandeel van hun stemmen | ||
---|---|---|---|
% kiezers | Obama | Romney | |
Joods | 2% | 69% | 30% |
Katholiek | 25% | 50% | 48% |
Protestant | 53% | 39% | 57% |
Blank protestant | 39% | 30% | 69% |
Blank born-again evangelisch | 26% | 21% | 78% |
Andere godsdiensten of niet-aangesloten | 20% | Overweldigend voor Obama, maar geen gedetailleerde opdeling bekend. |
Nota: ‘Zwarte protestanten stemden overweldigend voor Obama... Maar het grootste deel van de religieuze coalitie voor Obama bestond uit kiezers die zeggen dat ze bij geen enkele godsdienst aangesloten zijn’ (Abemathy, Public Broadcasting System, 9 november 2012).
De cruciale verkiezingen voor het Congres
Deze te eenzijdige gerichtheid op ideologische en demografische factoren heeft inderdaad de inspanningen van de Republikeinse partij in heel wat verkiezingscampagnes voor het Huis en de Senaat buiten het Zuiden ondermijnd. Zo slaagde de Tea Party-beweging erin, in staten als Indiana en Missouri gematigde, goed gerespecteerde Republikeinse kandidaten voor de Senaat te verslaan en hun eigen ‘echt conservatieve’ kandidaten in de eigenlijke verkiezingen te projecteren - alleen maar om te zien hoe ze in verkiezingen over de hele staat verloren tegen gematigde Democratische kandidaten. Dit gebeurde ondanks het feit dat diezelfde staten Romney steunden en niet Obama. Iets gelijkaardigs gebeurde in 2010 in staten als Nevada en Maryland - maar de Tea Party-beweging leerde niets uit die ervaring. Anderzijds slaagden heel wat Tea Party-kandidaten erin, in sommige heel conservatieve staten ofwel een zetel te winnen of die te behouden. Maar over het algemeen zal de vertegenwoordiging van de Tea Party in beide wetgevende vergaderingen kleiner zijn in het nieuwe Congres dan in het vorige.
In feite boekte de Democratische partij een groot succes op het niveau van het Congres. In de Senaat moet een derde van de 100 leden om de twee jaar ver- of herkozen worden wanneer ze aan het eind gekomen zijn van hun in schijven verdeelde ambtstermijn van zes jaar. Aan het begin van de campagne leek het alsof de Democraten heel kwetsbaar waren en hun meerderheid zouden verliezen, terwijl de Republikeinen miljoenen dollars uitgaven voor de verkiezingscampagnes. De Crossroads Organization van Karl Rove, die ook de Tea Party subsidieert, stortte letterlijk honderden miljoenen dollars in zes campagnes, en heeft ze alle zes verloren. Aan het einde hadden de Democraten hun meerderheid verhoogd met twee zetels in de Senaat, van 53 naar 55. In het Huis van Afgevaardigden, waar elk van de 435 leden om de twee jaar verkozen wordt, werd de situatie moeilijker gemaakt voor de Democraten, daar de Republikeinen er in 2008 en 2010 in geslaagd waren de controle te verkrijgen over de regering van veel staten (een marge van controle die ze in 2012 nog konden verbreden). Ten gevolge van de volkstelling van 2010, wanneer alle kiesdistricten voor het Congres heringericht moesten worden, slaagden de Republikeinen er in veel staten in, districten te hertekenen die de conservatieve vertegenwoordiging in veel landelijke regio's van het Diepe Zuiden en het Midden-Westen bijna garandeerden. Deze conservatieven, die vaak verbonden zijn met de Tea Party-beweging, weten dat ze ‘veilige’ districten vertegenwoordigen, waar ze tot 60 en 70% van de stemmen behalen. Desondanks slaagden de Democraten erin acht extra zetels in het Huis van Afgevaardigden te behalen, terwijl, zoals reeds gezegd, de Republikeinen er hun meerderheid van 234 tegen 201 handhaven.
Maar bovenop de verhoging van het aantal verkozen Democraten voor het Congres was er ook nog een verschuiving naar politiek links als gevolg van het feit dat nieuwe, jongere, meer progressieve Democraten conservatievere partijgenoten vervingen. Dus, naast de vermindering van het aantal leden van de Tea Party-beweging in het Congres, vond er ook een vermindering plaats van het aantal ‘Blue Dogs’, de zelfverklaarde ‘gematigde’ Democraten (lees: eerder conservatieve) fractie van de Democraten die de efficiëntie van de economische stimuli en de wetten voor een toegankelijke gezondheidszorg ingeperkt hadden. In het nieuwe Congres was deze groep geslonken van 54 tot net 14.
Het meest diverse Congres in de geschiedenis
Het verhaal dat achter deze cijfers steekt is echter nog veel boeiender. Het Congres zal meer blank, mannelijk, christelijk en ouder blijven dan Amerika in zijn geheel. Toch is het nieuwe Congres op een unieke manier meer divers dan ooit in de geschiedenis van Amerika het geval is
geweest, wat de demografische veranderingen die eerder beschreven werden en de inspanningen van de Democratische partij om een meer diverse bevolking aan te spreken en te vertegenwoordigen weerspiegelt. Zowel de Senaat als het Huis van Afgevaardigden zullen het grootste aantal vrouwen hebben in de geschiedenis van de VS: 20 in de Senaat en 81 in het Huis. New Hampshire werd de eerste staat met een volledig vrouwelijke vertegenwoordiging - 2 senatoren en 2 leden van het Huis, en een vrouwelijke gouverneur. Van de 24 nieuw verkozen vrouwen waren er 20 Democraat en slechts 4 Republikein. Vier openlijk homoseksuele kandidaten wonnen een zetel: 3 mannen en 1 vrouw, allen Democraten. De vrouw was de eerste openlijke lesbienne in de geschiedenis die een zetel won. Daar bovenop werd de eerste openlijk biseksuele vrouw verkozen en één van de homo's was de eerste zwarte homoseksueel die verkozen werd.
Wat ras/etniciteit betreft werden 5 Afro-Amerikaanse mannen nieuw verkozen, 4 Democraten en de eerste zwarte Republikein die voor het Huis van Afgevaardigden verkozen werd in 100 jaar. Tien latino's - 7 mannen en 3 vrouwen - werden nieuw verkozen, 9 Democraten en 1 Republikein. Zes Aziatische Amerikanen werden nieuw verkozen, 4 mannen en 2 vrouwen, allen Democraten. Op religieus vlak werden de eerste hindoe en de eerste boeddhist verkozen, ook de eerste openlijke niet-théïst en een Unitarian Universalist, allen Democraten. Er zat reeds een moslim in de senaat, een Democraat. In dit Congres zullen ook vier nieuw verkozen vertegenwoordigers van de ‘millenniumgeneratie’ zetelen (mensen die in de jaren 1980 geboren werden). Dit zijn 3 mannen en 1 vrouw, allen Democraten.
De organisatiemachines
Beide partijen hadden begrepen dat het om te winnen niet voldoende is om grootscheepse mediacampagnes te voeren. Het is even cruciaal een brede organisatie op te bouwen met betaalde stafleden en honderden, zelfs duizenden vrijwilligers met kantoren in elke staat, in het bijzonder in iedere staat waar men verwacht dat de verkiezingsmarge nipt zal zijn. Deze organisatie moet dan ondersteund worden door een uitgebreid systeem van computers die de individuele kiezers volgens hun politieke voorkeur kunnen identificeren en kunnen nagaan hoe vaak ze in het verleden gestemd hebben (dit is allemaal openbare informatie). Belangrijke personen worden dan via e-mail, telefoon en vrijwilligers die van deur tot deur gaan gecontacteerd in een poging om hun stem te winnen en na te gaan hoe waarschijnlijk het is dat ze een bepaalde kandidaat zullen steunen. Daarna wordt dit opgevolgd door verdere inspanningen die ervoor moeten zorgen dat ze ook echt gaan stemmen,
wat zelfs zo ver gaat dat men hen aanbiedt ze naar de stemlokalen te vervoeren. Volgens alle berekeningen was de Democratische ‘organisatiemachine’ in 2012 twee tot vier keer groter, beter en vroeger gefinancierd, en ondersteund door een computersysteem van veel hogere kwaliteit. Deze inspanningen hebben een belangrijke rol gespeeld in de negen tot elf staten die volgens een wijd verspreide opinie werden gecontesteerd. Beide partijen hebben veel minder aandacht besteed aan de rest van het land.
Het gebruik van de sociale media
In deze campagne zag men ook een uitgebreide inspanning die parallel liep met de traditionele organisatiemachines; dit had te maken met het intense gebruik van de sociale media. De belangrijkste daarvan waren Facebook, Twitter, Youtube, Instagram en Blogger, maar daarnaast werd nog een hele reeks andere programma's gebruikt. Veel daarvan was het werk van organisaties van de campagne die potentiële kiezers wilden aanspreken, maar nog meer ging het over gebruikers van sociale media die onder elkaar informatie uitwisselden die met de campagne te maken had. Hoewel ook de Romney-campagne deze methodes aanwendde, was de inspanning van het Obama-kamp veel groter en waren ook de reacties van gebruikers die formeel of informeel met de Obama campagne waren verbonden veel frequenter. Een beetje achtergrond: volgens socialmediatoday.com maakt tweederde van de internetgebruikers gebruik van sociale media en is 88% van de volwassen gebruiker van de sociale netwerken van ingeschreven kiezers, waarvan 94% de kiesgerechtigde leeftijd bezat. Gebruikers van de sociale media die online een politieke boodschap zien, bekijken die helemaal. 38% van hen vond dat dit belangrijk was voor het bepalen van hun stemgedrag en 34% deelde zijn mening met op zijn minst 120 vrienden. Eén op de vier gebruikers van de sociale media die mobiele toestellen bezitten, zei: ‘Het is belangrijk informatie over de kandidaten via mijn mobiele telefoon te ontvangen’ (socialmediatoday.com). Het Obama-team legde meer de nadruk op woorden, vaak met links erbij gevoegd (63% tegen 17% voor Romney). Romney gebruikt meer beelden (67% tegen 31% voor Obama). Terwijl Romney wat meer facebookberichten gepost heeft, had Obama tussen drie tot vier keer meer ‘fans’ en werden zijn berichten ongeveer drie keer zo vaak gedeeld. Obama verzond 25 maal meer tweets en tumblr-boodschappen. Een van de onderzoeksbronnen (blog.hootsunite.com) stelde aan het einde van de campagne vast:
Obama | Romney | Ratio: O tot R | |
---|---|---|---|
‘Likes’ op Facebook | 32,2 miljoen | 12,1 miljoen | 2,7 tot 1 |
‘Volgers’ op Twitter | 22,7 miljoen | 1,8 miljoen | 12,6 tot 1 |
Obama kreeg ook bijna 20 keer meer re-tweets en meer dan het dubbele van de youtube-opinies en commentaren dan Romney. Tussen 15 en 21 uur op de verkiezingsdag kreeg Obama 43% meer vermeldingen dan Romney. Die avond, toen duidelijk werd dat Obama zou winnen, kreeg een facebookbericht met een foto van Obama die Michelle omhelsde met de titel ‘Four More Years’ alleen al gedurende het eerste uur 1,1 miljoen ‘likes’ en werd het bericht 160.000 keer gedeeld. Om 7 uur de volgende ochtend haalde ditzelfde bericht een nieuw record. Het werd de meest ‘gere-tweete’ boodschap aller tijden (585.000 keer) (digital trends.com).
Na de verkiezingen gaven beide partijen toe dat de ‘Obama-machine’ overweldigend sterker geweest was en dat dit een cruciale rol gespeeld had in het behalen van de resultaten.
De financiering van de campagne
In de VS biedt geen enkel medium - kranten, radio, televisie - gratis tijd of ruimte voor de verkiezingscampagnes. Alles moet gekocht worden. De enige ‘gratis’ promotie komt via de televisiedebatten. Om hun mediacampagnes en hun organisatiemachines te steunen hebben beide campagnes meer dan één miljard dollar verzameld en uitgegeven; Obama 1.103 miljoen en Romney 1.224 miljoen. Voor een gedetailleerde analyse van de bronnen van deze fondsen zou een extra artikel nodig zijn. Een paar feiten moeten hier volstaan:
Bron | Obama | Romney |
---|---|---|
Kleine individuele bijdrage (elk minder dan $200) | 21% | 6% |
Grote individuele bijdragen ($201-2.500) | 44% | 30% |
(Gewone) Political Action Committees en andere bronnen | 35% | 64% |
Nota: Rechtstreekse individuele bijdragen aan de campagnes zijn beperkt tot een maximum van $2.500. De vijf belangrijkste sponsors van Obama waren universiteiten, Hi-Technology bedrijven en staatsambtenaren. De belangrijkste financieringsbronnen voor Romney waren allemaal banken en beleggingsfondsen (hedge funds).
Dit was echter het topje van de ijsberg. Als gevolg van een reeks recente beslissingen van het Hooggerechtshof kregen grote firma's voor de eerste keer de toestemming voor het storten van om het even welk bedrag, niet rechtsreeks via de hierboven vermelde officiële campagneorganisaties, maar via afzonderlijke agentschappen die bekend staan
als Super PACs, super Political Action Committees. Deze Super PACs die hun donoren bekend moesten maken, hoewel pas laat na de feiten, konden dan openlijk geld storten voor of tegen een politieke campagne, op voorwaarde dat ze geen overleg pleegden met de officiële campagneorganisaties. Iedereen begreep dat dit ‘ontbreken van overleg’ een komedie was, omdat de beheerders van deze Super PACs typisch mensen waren die informeel met de campagnes verbonden waren. Bovendien laat een combinatie van beslissingen door het Hooggerechtshof en belastingregels andere organisaties toe (die naar hunbelastingcode 501c4 zijn vernoemd) de activiteiten van de Super PACs na te bootsen, hoewel ze officieel niet verondersteld zijn het grootste gedeelte van hun fortuin aan politieke campagnes te spenderen - iets wat ze vaak juist doen. Deze organisaties mogen een volledige geheimhouding over de identificatie van hun donoren handhaven. De best bekende van deze organisaties zijn de National Chamber of Commerce en de Crossroads GPS van Karl Rove.
Van een groep van Republikeinse miljardairs en een kleine groep van superrijke Democraten weten we dat ze via deze Super PACs honderden miljoenen dollars gestort hebben. Zij en duizenden grote firma's en rijke burgers hebben nog meer miljoenen gestort via die 501c4-constructies, zoals in brede kringen vermeld werd. Maar in het tweede geval zullen we nooit te weten komen wie er nu echt geld heeft gestort. We moeten hierbij vermelden dat we, door het feit dat allerlei grote internationale firma's naar verluidt in het geheim miljoenen dollars via deze laatste agentschappen gestort hebben, nooit zullen weten hoeveel buitenlands geld er gebruikt werd, iets wat lijnrecht tegen de Amerikaanse wetgeving ingaat.
Ondanks al deze financieringskanalen is het volgens de best geïnformeerde bronnen een feit dat de aanhangers van Obama ongeveer evenveel hebben uitgegeven als die van Romney. Toch is het zo dat veel meer geld geschonken werd aan Republikeins/conservatieve kandidaten voor het Congres dan aan Democratisch/progressieve.
Besluit
Wanneer we al deze informatie over de verkiezingen van 2012 nog eens overlopen, wat kunnen we op basis daarvan dan vaststellen? Op de eerste plaats de vaardigheid van de Democratische partij om begrip te tonen voor de belangen en zorgen van de opkomende niet-blanke meerderheid en jongeren, en om hun over het algemeen meer progressieve standpunten te verdedigen. Dit versterkt de bewering dat de Democratische partij hoogstwaarschijnlijk op nationaal niveau de overheersende politieke kracht zal blijven. Maar dat zal alleen het geval zijn indien ze
zich inderdaad bekommert om de behoeften en belangen van deze groepen, bijvoorbeeld op het terrein van immigratie en opvoeding. En ook alleen maar wanneer de Democraten erin slagen voldoende geld in te zamelen om die vreselijk dure politieke campagnes te voeren.
De verkiezingen hebben echter ook duidelijk gemaakt dat de VS, diep, stevig en zelfs agressief verdeeld blijft. De perceptie van de blanken, in het bijzonder van de meer conservatieven, dat ze de controle over het land in zijn geheel en over heel wat staten verliezen, is juist. De perceptie dat er een diepe kloof gaapt tussen de belangen en behoeften van de diverse stedelijke regio's en de meestal blanke landelijke regio's is ook juist. Dit gaat niet alleen over economische kwesties zoals de rol van de landbouw, maar ook over kwesties als controle op vuurwapens en de hierboven behandelde ‘sociale kwesties’. Het feit dat het land geografisch duidelijk verdeeld is tussen, enerzijds, staten die vast onder controle staan van de Republikeinse partij, in het bijzonder in de elf zuidelijke staten van de oude Confederatie van de Burgeroorlog plus het grootste gedeelte van het centrale en hogere Midden-Westen en, anderzijds, de staten die stevig onder controle staan van de Democratische partij in het Noord-Oosten, de regio van de Grote Meren en het verre Westen, is ook waar. Ook is de perceptie correct dat er echte economische spanningen bestaan tussen de ouder wordende, meestal blanke bevolking en de jongere, meer diverse bevolkingsgroep - op zijn minst tótdat de oudere bevolking tot het inzicht komt dat haar afhankelijkheid van de sociale zekerheid en Medicare gebaseerd is op de bereidheid - meer nog de mogelijkheid - van de jongere, meer diverse bevolkingsgroep om jobs te verkrijgen en te behouden die de overheid aanzienlijke hoeveelheden belastinggeld opleveren.
Wellicht nog fundamenteler is het zeer reële verschil tussen de belangen van de rijkste 1% dat voor zijn fortuin rekent op het economisch succes van de grote financiële, industriële en dienstenfirma's - en de andere 99%: mensen die meer zekere banen met veel hogere lonen willen en moeten krijgen die hen in staat stellen hun levensstandaard te verbeteren en hen de mogelijkheid bieden om hun kinderen naar het steeds duurder wordende hoger onderwijs te sturen. Het is een feit dat deze spanning heel reëel is. Voor de meerderheid van deze firma's en hun rijke eigenaars en managers, die vandaag bijna allemaal actief zijn in de globale economie, betekent het feit dat de reële lonen (na aanpassing aan de inflatie) van 80% van de Amerikaanse arbeiders lager zijn dan ze in 1975 waren, weinig of niets. Het feit dat de middenklasse, die je op acht verschillende manieren kan omschrijven, voortdurend als percentage van de bevolking gekrompen is, terwijl het percentage van het nationale inkomen dat naar de hoogste 1% gaat sinds het midden van de jaren 1970 gestegen is tot de niveaus van vóór de jaren 1930, is
voor die 1% ook geen reden tot bezorgdheid. Zij beschouwen dit klassenconflict als heel reëel en zien het als een gewenst conflict dat ze met succes kunnen aangaan. Ze hebben de vakbondsbeweging gebroken, zodat de vakbonden vandaag nog slechts 7% van de private arbeidsmarkt vertegenwoordigen (tegen 40% vroeger). Gedurende de laatste jaren hebben de rijken, met de steun van de Tea Party-beweging, getracht (en zijn ze er vaak in geslaagd) de vakbonden in de overheidssector eveneens te breken. Ze hebben beslissingen door het Hooggerechtshof doen stemmen die het storten van geld gelijkstelden met het uitoefenen van de vrije meningsuiting. Deze beslissingen hebben ervoor gezorgd dat de grote firma's en de rijken het recht hebben om onbeperkt hoge bedragen te storten voor politieke campagnes, en zelfs om de status van rechtspersoon op te eisen voor politieke acties door de firma's.
Terwijl het dus makkelijk valt om deze politieke spanningen te betreuren (ze slagen er zelfs in om Washington D.C. klem te zetten), is het ook cruciaal dat we begrijpen dat dit veeleer realistische weerspiegelingen zijn van een democratie in actie. De verschuiving naar een meer efficiënt en effectief bestuur op nationaal niveau, of zelfs op staatsniveau, zal niet het resultaat zijn van vrome oproepen tot meer samenwerking en beleefdheid, terwijl men tegelijkertijd de diepe spanningen in deze veranderende maatschappij negeert. Deze verschuiving zal pas plaatsvinden wanneer de nieuwe meerderheid haar macht wil en kan uitoefenen en wanneer de diverse componenten van de 99%, met hun eigen interne spanningen, tot het inzicht komen dat zij brede, wederzijds gedeelde belangen hebben die contrasteren met die van de 1%. Dat zijn de lessen die Obama pas heel laat geleerd schijnt te hebben. Nu moeten hij én de nieuwe leden van het Congres én de diverse bevolking van Amerika zien of ze de macht die ze hebben tegenover de financiële macht van de 1% (en dat omvat ook de controle over veel leden van het Congres), kunnen uitoefenen. Deze nieuwe periode van politieke strijd is in de VS nog maar net begonnen.
Dit artikel werd voor Streven geschreven in het Engels en door Ludo Abicht en Ina Antonis in het Nederlands vertaald.