De films zelf fungeren eveneens via tegenstellingen. Ze vloeien voort uit enerzijds een poging om de wereld beter te begrijpen en anderzijds het besef dat dit eigenlijk onmogelijk is. Terwijl ze denk- en kijkstereotypen trachten te doorbreken maar toch constructies blijven. ‘Ik geloof niet dat je een publiek in een filmzaal kunt houden zonder beroep te doen op een of andere vorm van orde’, benadrukt Resnais. Hij kiest voor een spel van aantrekken en afstoten: ‘Ik gebruik identificatie en vervreemding door elkaar, je kunt via de montage een beweging tussen beide creëren. Het is mijn droom om de kijker afwisselend bij de film te betrekken en hem nadien opnieuw afstand te laten nemen, hem het ene moment dichtbij te halen, om hem vervolgens op het beeld zelf en op de constructie te wijzen. Ik wil dat hij aan beide aspecten plezier kan beleven’.
Er ontstaat in het werk van Resnais dan ook een spanning tussen een soort brechtiaanse vervreemding en een vorm van klassiek entertainment. Tussen een ludieke en speelse stijl en een donkere, barokke toon. ‘Die tweedeling was niet mijn doelstelling’, zei Resnais naar aanleiding van Vous n'avez encore rien vu, ‘maar ik wil haar wel aanvaarden. In de barokke kunst waarmee ik vertrouwd ben, met name muziek en beeldhouwkunst, is er altijd een verontrustend element aanwezig’. Heel vaak gaat het om elementen uit de realiteit die een kunstmatig universum, verbonden met fantasie én herinnering, verstoren. Alsof de buitenwereld in de wereld van Resnais binnendringt. Een wereld die overduidelijk een theatrale constructie is. ‘Ik zoek in mijn films steevast een theatrale taal’, bekent Resnais, ‘een muzikale dialoog die acteurs uitnodigt om zich te verwijderen van het realisme van de dagelijkse werkelijkheid en uit te komen bij een vervormde realiteit’.
Dit maakt de films van Resnais wonderlijk, magisch, vernieuwend en complex. Extreem, uitbundig en ingewikkeld. Maar ‘ik heb nooit bewust getracht om moeilijke films te maken’. Zijn imago van intellectueel filmmaker speelt Resnais echter parten. Of liever, het zorgt ervoor dat toeschouwers de neiging hebben verkrampt naar zijn films te kijken. Volgens scenarist Jean Gruault ‘hebben mensen schrik om naar een Resnaisfilm te gaan kijken. Ze trekken er gespannen naartoe, alsof ze naar een misviering gaan, en reageren vanuit een minderwaardigheidscomplex’. Resnais wordt veel te ernstig benaderd en daardoor mist men de humor die aanwezig is. Zeker in Providence, Mon Oncle d'Amérique, La vie est un roman, Smoking/No Smoking, On connait la chanson, Pas sur la bouche, Coeurs en Les herbes folies. En Vous n'avez encore rien vu mag dan wel Jean Cocteau's idee illustreren dat kunst de dood aan het werk toont; Resnais maakt er een spektakel van dat eerder frivool dan macaber is.
Resnais ziet film als een theatraal medium dat toelaat om thema's zoals tijd, geheugen, verbeelding, dood en liefde te combineren met vreugde en plezier. Voor hem is het ‘plezier van het beeld’ cruciaal. Net zoals Cocteau stelt hij zich bij creatie maar één vraag: ‘Is dit opwindend voor de ziel?’ In tegenstelling tot wat vaak wordt ge-