Streven. Jaargang 79
(2012)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 620]
| |
Herman Simissen
| |
[pagina 621]
| |
Fowler karakteriseert Orwell als een auteur wiens stijl zich eerst en vooral kenmerkt door ‘realisme’, al zijn in sommige van zijn boeken zeker ook andere stijlvormen aanwijsbaar - bijvoorbeeld in de beschrijving van de nachtelijke scènes op Trafalgar Square in het derde hoofdstuk van de roman A Clergyman's Daughter (1935), die een meer experi-menteel karakter heeft, en beïnvloed lijkt door het voorbeeld van de monumentale roman Ulysses (1922) van de Ierse schrijver James Joyce (1882-1941). Binnen het realisme van Orwell onderscheidt Fowler drie, overigens nauw verwante en onderling samenhangende vormen: be-schrijvend realisme, naturalisme, en hyperrealisme. Met beschrijvend realisme doelt Fowler op de nauwkeurige, zakelijke beschrijvingen van bijvoorbeeld locaties, die in het werk van Orwell zo'n belangrijke plaats innemen. Door zijn beeldende manier van schrijven slaagt de auteur erin, de huizen of straten waar scènes in zijn boeken zich afspelen precies op te roepen in de verbeelding van de lezer. En dit geldt niet alleen voor de boeken waarmee Orwell beroemd is geworden - Animal Farm (1945) en Nineteen Eighty-Four (1949) - maar ook voor minder bekende romans uit de jaren dertig van de vorige eeuw als Keep the Aspidistra Flying (1936) of Coming up for Air (1939). Naturalisme is hieraan, aldus Fowler, sterk verwant, maar richt bij beschrijvingen de aandacht in het bijzonder op menselijke ervaringen, of preciezer: op menselijk lijden, op de fysieke ellende die mensen moeten doormaken. In dergelijke beschrijvingen worden alle zintuigen aangesproken, door extreme ervaringen op te roepen: vuil, stank, herrie, fel licht of ondoordringbare duisternis, hitte of kou, heftige bewegingen, het gevoel opgesloten te zijn, opgaan in een mensenmassa. Ook dergelijke naturalistische beschrijvingen kunnen al in het vroege werk van Orwell worden gevonden, bijvoorbeeld wanneer hij in essays of in zijn debuut Down and Out in Paris and London (1933) schrijft over zijn belevenissen als zwerver, of wanneer hij schrijft over de drukkende hitte in Birma in de roman Burmese Days (1934). Hyperrealisme gaat volgens Fowler nog verder: het aanspreken van de zintuigen wordt nog sterker, onder meer doordat de auteur ongewone beelden en vergelijkingen gebruikt. Hierdoor wordt een wereld opgeroepen die weliswaar sterk lijkt op de alledaagse omgeving waarin de lezer verkeert, maar daarvan op wezenlijke punten afwijkt. Een even eenvoudig als treffend voorbeeld is de openingszin van Nineteen Eighty-Four: ‘It was a bright cold day in April, and the clocks were striking thirteen’Ga naar eindnoot[4]. In deze zin roept Orwell een ogenschijnlijk vertrouwde wereld op, maar het laatste woord wijst erop dat de romanwereld die wordt betreden fundamenteel anders is dan de vertrouwde wereld. | |
[pagina 622]
| |
Orwell en ZolaVolgens Fowler nu is vooral het naturalisme in het werk van Orwell sterk geïnspireerd door het voorbeeld van Zola. En vanwege het grote belang van het naturalisme in het werk van Orwell, kan dit inderdaad worden opgevat als argument voor de stelling dat Orwell sterk, wellicht zelfs sterker dan door wie anders ook, is beïnvloed door het werk van Zola. Voor deze stelling pleit ook een bijna terloopse opmerking van Orwell in Down and Out in Paris and London. Hierin beschrijft hij onder meer, hoe hij, toen hij tijdens zijn verblijf in Parijs in 1928 en 1929 volkomen aan de grond zat, wat geld probeerde te verdienen als bordenwasser in een hotel. Is het beeld dat hij schetst van de gang van zaken in de keuken van het hotel al van dien aard dat licht beïnvloedbare lezers de lust wordt ontnomen ooit nog buiten de deuren van het eigen schone huis te eten, de beschrijvingen die hij geeft van wat er gebeurt als het in het hotel op zijn drukst is - tijdens de uren dat er door veel gasten tegelijk wordt gedineerd - gaan nog verder. En dan laat Orwell zich ontvallen: ‘Ik zou willen dat ik even Zola kon zijn, alleen maar om deze uren van het diner te kunnen beschrijven’Ga naar eindnoot[5]. Het moge, afgaande op deze opmerking, duidelijk zijn dat hij de beschrijvingskunst van Zola beschouwde als voorbeeld bij uitstek, waar het gaat om het weergeven van dit soort taferelen. In een bespreking uit november 1936 van de roman The Calf of Paper (1936) van de Joods-Amerikaanse schrijver Sholem Asch (1880-1957) vergelijkt Orwell dit werk met de romans van Zola; hoewel hij van mening is dat het boek van Asch veel lezers verdient, al was het alleen maar omdat het naar zijn idee duidelijk maakt waarom in Duitsland de nationaalsocialisten aan de macht zijn gekomen, valt de verge-lijking met bijvoorbeeld Germinal (1885) of La Déâcle (1892) negatief uit voor Asch. De beschrijvingen van gewelddadige scènes bij Zola zijn overtuigend omdat een innerlijke noodzaak in de vertelling deze scènes oproept, aldus Orwell, waar dergelijke beschrijvingen bij Asch gekunsteld en bedacht overkomenGa naar eindnoot[6]. Net als in Down and Out in Paris and London blijkt Zola ook in deze recensie het leidende voorbeeld voor Orwell. Uit verspreide opmerkingen in zijn werk blijkt, dat Orwell zeer vertrouwd was met het oeuvre van Zola - bijvoorbeeld wanneer hij in een essay over de doodstraf verwijst naar de roman Paris (1898) van Zola, waarin wordt beschreven hoe iemand onder de guillotine aan zijn einde komt; of als hij in zijn ‘How the Poor Die’ de roman La Déâcle noemt, waarin Zola een beschrijving geeft van een veldhospitaal in oorlogstijdGa naar eindnoot[7]. Zijn vertrouwdheid met het werk van Zola was zelfs van dien aard, dat Orwell zich in 1932 had aangeboden bij de uitgeverij Chatto & Windus als vertaler van enkele romans van de Franse schrijver. Weliswaar | |
[pagina 623]
| |
was veel van Zola al in het Engels vertaald, volgens Orwell waren de bestaande vertalingen verschrikkelijk slechtGa naar eindnoot[8]. | |
Germinal en The Road to Wigan PierBij pogingen de invloed van Zola op Orwell aan te wijzen, ligt een vergelijking van de roman Germinal van Zola met The Road to Wigan Pier (1937) van Orwell voor de hand. In beide boeken speelt het mijnwerkers-milieu een belangrijke rol, en beide boeken hadden een uitgesproken politiek doel. Germinal is de dertiende roman in de twintigdelige cyclus Les Rougon-Macquart die Zola tussen 1871 en 1893 publiceerde. Dit boek wordt veelal beschouwd als het hoogtepunt van deze cyclus, als het absolute meesterwerk in het toch rijke oeuvre van Zola, en zelfs als het hoogtepunt van het Franse naturalisme waarvan Émile Zola, met Guy de Maupassant (1850-1893), een van de belangrijkste vertegenwoordigers was. Hoofdpersoon van Germinal is de jonge Étienne Lantier die, nadat hij zijn betrekking als monteur bij de Franse spoorwegen heeft verloren omdat hij zijn chef te lijf was gegaan, naar het noorden van Frankrijk trekt om werk te zoeken. In het mijndorp Montsou vindt hij een baan als mijnwerker; hij krijgt als kostganger onderdak bij het gezin Maheu, en zijn leven raakt nauw verweven met dat van verschillende leden van dit gezin. Uitvoerige beschrijvingen van de hemeltergende omstandigheden waarin de mijnwerkers wonen en werken vormen een steeds terugkerend thema in het boek. De uitwerking van deze beschrijvingen wordt des te sterker door de tegenstelling die Zola oproept met de wijze waarop de leidinggevenden van de mijn wonen. Hoewel soortgelijke tegenstellingen voortdurend terugkomen in de roman, is Germinal niet in de laatste plaats zo'n overtuigend en meeslepend verhaal omdat de tekening nooit zwart-wit wordt: zoals er ook onder de leidinggevenden van de mijn goedwillende mensen zijn, zo zijn er schurken onder de mijnwerkers. Heeft de bevolking van Montsou haar lot lange tijd in lijdzaam-heid gedragen, mede op instigatie van nieuwkomer Lantier komt zij in verzet tegen haar woon- en werkomstandigheden. Uiteindelijk komt het zelfs tot een openlijke revolte, die echter wreed wordt neergeslagen - en de opstandige bevolking nog dieper in de ellende doet belanden. In een brief aan de invloedrijke journalist Francis Magnard (1837-1894), die al snel na het verschijnen van Germinal een beschouwing over de roman had geschreven in Le Figaro - waarvan hij sinds 1876 hoofdredacteur, en sinds 1879 ook mede-eigenaar was -, vatte Zola zijn doelstelling met deze roman onomwonden samen: ‘Ik heb niet meer dan de wens gehad [de armen] te tonen zoals onze samenleving hen heeft gemaakt, en een dergelijk medelijden op te wekken, een dergelijke | |
[pagina 624]
| |
schreeuw om gerechtigheid, dat Frankrijk eindelijk ophoudt zich te laten verteren door de ambities van een handjevol politici, en zich gaat bekommeren om de gezondheid en het welzijn van haar kinderen’Ga naar eindnoot[9]. Daarmee reageerde hij ook op de critici uit socialistische hoek, die hem verweten een al te ontluisterend beeld van de mijnwerkersbevolking te hebben geschetst. Van de andere zijde van het politieke spectrum kwam overigens evenzeer kritiek op Germinal: daar verweet men Zola dat hij een veel te negatief beeld had gegeven van de omstandigheden waarin de mijnwerkers leefden en werkten, en dat het allemaal best meeviel. Ook tegen deze kritiek verzette Zola zich met klem: hij verde-digde Germinal als een oprechte en eerlijke poging de situatie in de noordelijke mijnstreken weer te geven - en hij was van mening dat hij daarin ook was geslaagd, en beschouwde deze roman ook in later jaren als een van zijn beste werken. Met een vergelijkbare doelstelling schreef George Orwell, op initiatief van zijn toenmalige uitgever Victor Gollancz (1893-1967), de reportage die het eerste deel vormt van zijn boek The Road to Wigan Pier - verslag van een rondreis die hij in de eerste drie maanden van 1936, voor een belangrijk deel te voet, had gemaakt door Midden- en Noord-Engeland, door die streken van Engeland die het zwaarst waren getroffen door de economische crisis van de jaren dertig. Ook in de reportage van Orwell is er veel aandacht voor de woon- en werkomstandigheden van de mijn-werkers in deze regio. In het tweede deel van The Road to Wigan Pier volgt dan een pleidooi voor een socialisme van het gezond verstand, volgens Orwell niets meer of minder dan een kwestie van fatsoen. Daarbij keert Orwell zich radicaal tegen traditionele verwoordingen van de socialistische en communistische ideologie, die zijn geschreven in een onbegrijpelijk jargon dat juist diegenen van zich vervreemdt die de ‘natuurlijke’ aanhang van deze bewegingen zouden moeten vormen. Kan zo worden gewezen op overeenkomsten in doelstelling en inhoud tussen Germinal en The Road to Wigan Pier, ook meer en detail zijn er allerlei gelijkenissen tussen beide boeken. Zo bevatten beide een beklemmende beschrijving van het afdalen in een liftkooi naar het diepste van een mijnschacht; van de helse hitte in de mijngangen; en van de stof en smerigheid waarin mijnwerkers dagelijks moeten werken om een loon te verdienen dat maar ternauwernood genoeg blijkt om in leven te blijven. Beide boeken werden met grote persoonlijke inzet geschreven: beide auteurs woonden enige tijd tussen de mijnwerkers om hun leven te kunnen beschrijven, en beiden daalden zelfs af in een mijn om met eigen ogen te zien hoe daar werd gewerkt. Zeker voor iemand met de lengte en de slechte longen van George Orwell was dat een zware inspanning. | |
[pagina 625]
| |
Germinal en Animal FarmHet ligt veel minder voor de hand, de invloed van Zola op Orwell ook te zoeken in diens meest beroemde boek, zijn ‘fabel met een politieke betekenis’Ga naar eindnoot[10] Animal Farm. Het verhaal van Animal Farm is bedrieglijk eenvoudig: het is een vertelling over de opstand van de dieren op een boerderij tegen Mr. Jones, hun wrede boer. Bij die opstand worden alle mensen van de boerderij verjaagd, en de dieren gaan zelf hun boerderij bestieren. Maar geleidelijk nemen de varkens de leiding van de boerderij in handen. Zijn aanvankelijk alle dieren gelijk, de varkens eigenen zich stapsgewijs een bijzondere status toe, met de bijbehorende privileges als beter eten en betere huisvesting. Orwell vat deze ontwikkeling samen door een verandering in de ideologie van de boerderij te laten zien: aanvankelijk was de zinspreuk van de opstand ‘all animals are equal’, alle dieren zijn gelijk, later werd dit ‘all animals are equal, but some animals are more equal than others’, alle dieren zijn gelijk, maar sommige dieren zijn gelijker dan anderen - ongetwijfeld de meest geciteerde zin uit het boek, en een even geestige als geniale vondst van de auteur. Was de leiding van de boerderij aanvankelijk in handen van twee varkens, Napoleon en Snowball, tussen deze beide komt het tot een machtsstrijd, die er uiteindelijk toe leidt dat Snowball van de boerderij wordt verdreven. Het leven op de boerderij wordt steeds moeilijker: de opbrengsten van de landerijen lopen terug. Ondertussen eisen de varkens de macht steeds nadrukkelijker op en eigenen zij zich meer en meer voorrechten toe. Bij dit alles handhaven zij hun positie door een groep wrede honden in te zetten, die onvoorwaardelijk trouw zijn aan alleenheerser Napoleon. Aan het einde van het boek wonen de varkens gerieflijk in de boerderij, terwijl de andere dieren in de stallen verblijven en vaak honger lijden. De varkens openen onderhandelingen met mensen van andere boerderijen over wederzijdse handel. Tijdens deze onderhandelingen kijken de andere dieren door de ramen naar binnen - en zij kunnen de varkens niet meer onderscheiden van de mensen. Deze simpele vertelling overtuigt als verhaal, niet in de laatste plaats vanwege het even prachtige als eenvoudige Engels. Maar Animal Farm is veel meer dan deze vertelling: het is ook een briljante satire op de Russische Revolutie en de Sovjet-Unie. Alle mensen en dieren in Animal Farm, en vrijwel alle verwikkelingen, hebben hun tegenhanger in de geschiedenis van Rusland tussen 1917 en 1944-1945, toen het boek werd geschreven. Het verhaal begint met Old Major, een oud varken dat de andere dieren op de boerderij vertelt over een visioen van een betere wereld dat hij heeft, waarvan hij hoopt dat het ooit zal worden verwezenlijkt. De kern van dit visioen vat hij samen in een lied, ‘Beasts of | |
[pagina 626]
| |
England’, dat alle dieren van buiten leren. Old Major staat voor Karl Marx (1818-1883), de Duitse filosoof wiens opvattingen de inspiratiebron vormden voor de Russische Communistische Partij; het lied ‘Beasts of England’ voor de Internationale. Mr. Jones, de oorspronkelijke eigenaar van de boerderij, vertegenwoordigt tsaar Nicolaas de Tweede (1868- 1918). De twee varkens die na de opstand de leiding van de boerderij aan zich trekken, Napoleon en Snowball, zijn de tegenhangers van Stalin (1878-1953) en Trotsky (1879-1940), de beide leiders van de Sovjet-Unie na de dood van Lenin (1870-1924). Het varken Squealer, dat de opvattingen van Napoleon verspreidt en bovendien tegenover de andere dieren alles goedpraat wat deze doet, staat voor de Pravda, de krant van de Russische Communistische Partij; de honden die Napoleon inzet om zijn macht te handhaven vertegenwoordigen de toenmalige geheime politie van Stalin, de NKVD (later de KGB). Zo is vrijwel ieder detail in Animal Farm een toespeling op de Russische geschiedenis. Een van de meest geliefde personages in Animal Farm is het trekpaard Boxer. Boxer is oersterk, en zet zich met grote trouw en vasthoudendheid in voor ‘Animal Farm’. Sterker nog, zonder de inzet van dit paard was er van ‘Animal Farm’ niets terechtgekomen: Zonder Bokser had men niets kunnen klaarspelen; zijn kracht leek wel even groot als die van alle andere dieren samen. Als een steenblok begon te glijden en de dieren onder angstige kreten de helling af werden gesleurd, was het altijd Bokser die zich schrap zette en het blok tot stilstand bracht. Het vervulde iedereen met bewondering hem centimeter voor centimeter de helling op te zien zwoegen, zijn hoeven zwaar in de grond gedrukt, terwijl het zweet uit zijn enorme flanken brak.Ga naar eindnoot[11] De opbouw van de boerderij nadat Mr. Jones was verjaagd, was zo voor het grootste deel het werk van Boxer. Boxer kan worden gezien als symbool voor de arbeidersklasse, die met grote inzet de Sovjet-Unie heeft opgebouwd, maar de intelligentie of ontwikkeling ontbeerde om kritisch naar de eigen leiding te kijken. De mentaliteit van Boxer is een afspiegeling van die van de zogeheten ‘modelarbeider’ in de Sovjet-Unie, Aleksej Stachanov (1906-1977), een mijnwerker die vermaard was om zijn enorme werkkracht en zijn trouw aan het communistische regime. De term ‘Stachanov-arbeider’ werd zelfs een vaste uitdrukking voor de ideale arbeider in de Sovjet-Unie: hardwerkend en zwijgzaam, en dit laatste wil vooral zeggen: iemand die zich onthield van alle kritiek op de leiding van zijn land. - De gegevens over de uitzonderlijke prestaties van Stachanov, die de Sovjetbevolking als voorbeeld werden voorgehouden, werden overigens stelselmatig vervalst: de opbrengsten van een of twee andere mijnwerkers werden | |
[pagina 627]
| |
opgeteld bij wat Stachanov daadwerkelijk presteerde. - Ondanks zijn enorme inzet voor ‘Animal Farm’ krijgt Boxer niet de waardering waarop hij recht zou hebben. Als hij na een ongeluk niet meer kan werken wordt hij verraden door de varkens, die hem verkopen aan de slager. Dit maakt Boxer tot de tragische held van Animal Farm: een held omdat zonder zijn inzet de opstand meteen zou zijn mislukt, tragisch omdat hij uiteindelijk aan zijn inspanningen voor de boerderij ten onder gaat zonder de waardering te krijgen die hem zou toekomen.
Opmerkelijk genoeg spelen ook in Germinal dieren een belangrijke (bij)rol: de paarden Bataille en Trompette, die hun leven ver onder de grond slijten, en karren met kolen door de mijngangen naar de liften trekken. Zola beschrijft het leven van de beide mijnpaarden bijvoorbeeld als volgt: Sinds het dier [Trompette] naar beneden was gebracht, had het nooit kunnen wennen. Het was steeds somber, had nooit lust om te werken, alsof het gekweld werd door heimwee naar het licht. Tevergeefs had Bataille, het oudste dier in de mijn, vriendschappelijk tegen zijn zijden gewreven, zijn hals gelikt, om hem wat van de berusting te geven die hij zich tijdens tien jaar leven onder de grond eigen had gemaakt. Deze liefkozingen maakten zijn droefgeestigheid alleen maar groter en de vertrouwelijke aanrakingen van de in de duisternis oud geworden kameraad bezorgden zijn vacht een huivering. En elke keer als ze elkaar tegenkwamen en besnuffelden, leken ze bij elkaar hun nood te klagen, de oude omdat de herinnering was uitgewist, de jonge omdat hij niet kon vergeten. In de stal waren ze elkaars buren aan de krib, leidden met hangende kop zo hun leventje, bliezen elkaar in de snuit en ruilden met elkaar hun eeuwige droom die bestond uit beelden van daglicht, groene weiden, witte wegen en eindeloze gele helderheid. Toen Trompette vervolgens badend in het zweet op het stro lag te zieltogen, had Bataille hem vertwijfeld besnuffeld, met korte ademstoten die klonken als snikken. Hij voelde hem koud worden. De mijn ontnam hem zijn laatste vreugde: deze vriend die op een dag, omringd door heerlijke geuren die hem aan zijn jeugd onder de vrije hemel herinnerden, uit de lucht was komen vallen. Toen hij ten slotte merkte dat de ander niet meer bewoog, had hij hinnikend van angst zijn halster stuk getrokken.Ga naar eindnoot[12] Deze beide mijnpaarden kunnen overigens ook worden opgevat als een spiegeling van de karakters van mensen in de roman: Bataille ondergaat, zoals lange tijd ook de bevolking van Montsou, zijn lot lijdzaam, Trompette kan noch wil het aanvaarden - evenmin als Lantier zijn lot kan of wil aanvaarden. De opstandigheid van Trompette levert niets op, net zo min als die van Lantier; Trompette laat er zelfs het leven bij, | |
[pagina 628]
| |
waar Lantier - die ternauwernood het instorten van een mijngang heeft overleefd - aan het einde van Germinal Montsou verlaat om elders een ander leven te zoeken. Hij is de tragische held van Germinal - hij heeft zich enorme inspanningen getroost om politieke en maatschappelijke hervormingen af te dwingen, lijkt even te slagen, maar blijft uiteindelijk achter met lege handen. Juist de wijze waarop Zola in verschillende scènes de mijnpaarden beschrijft - als personages met gevoelens, herinneringen, en dromen van een betere toekomst - doet sterk denken aan de wijze waarop Orwell in Animal Farm de verschillende dieren op de boerderij opvoert als personages. | |
BesluitGeorge Orwell heeft bij herhaling zijn grote waardering voor het oeuvre van Emile Zola uitgesproken. Dat de Franse auteur een bron van inspiratie voor hem is geweest, is eerder betoogd, waarbij erop werd gewezen dat beide schrijvers literatuur schreven met deels uitgesproken po-litieke bedoelingen: hun werk was ook een middel tot politieke en maatschappelijke bewustwording van de lezer, met politieke en maatschappelijke hervormingen als uiteindelijk ideaal. De invloed van Zola op Orwell is aanwijsbaar in het naturalisme dat zo'n belangrijk element in het werk van de Engelse auteur is; bovendien kan er worden gewezen op overeenkomsten tussen Germinal en The Road to Wigan Pier, de ‘mijnboeken’ van de twee schrijvers. Maar de betekenis van Zola voor Orwell is mogelijk nog groter dan tot dusver wordt gedacht: het valt niet uit te sluiten dat Orwell zich ook bij het schrijven van Animal Farm heeft laten inspireren door de Franse auteur. Wellicht vormden de paarden in Germinal een voorbeeld voor de dieren in Animal Farm, wellicht stamt Boxer af van Trompette. |
|