hadden trachten te vernietigen zouden voortaan samenwerken. Een belangrijk detail: het opnieuw op te bouwen continent zou zijn grenzen moeten openstellen voor Amerikaanse producten.
Vanaf 1947 pompte het Marshallplan op massale schaal geld in de wederopbouw van Europa. Niet alleen uit humanitaire overwegingen, maar ook omdat het continent nu eenmaal een belangrijke afzetmarkt was voor de Amerikaanse economie. De Sovjetunie, die even beschadigd uit de Tweede Wereldoorlog kwam, hoorde niet bij deze notie van ‘Europa’, want het functioneerde niet volgens dezelfde politieke en economische spelregels.
Samen met de grootschalige Amerikaanse investeringen in Europa werden ook enkele honderden Marshallplanfilms gemaakt, propagandafilms die uitleg verstrekten bij de geboden hulp en tegelijk het morele, politieke en economische kader scherp stelden.
In 2004 en 2005 werd op het filmfestival van Berlijn onder de titel Selling Democracy een uitvoerige retrospectieve gewijd aan de vele films die binnen dit kader werden gemaakt. Ik herinner me titels als Hunger (1949) met schokkende beelden niet alleen uit Duitsland, maar ook van Parijs, Londen en Napels; City Out of Darkness (1950) over de heropbouw van een grote elektriciteitscentrale in West-Berlijn; Houen zo van Herman van der Horst over de wederopbouw van Rotterdam, een film die in 1952 een prijs won op het filmfestival van Cannes. De meeste van deze films zijn ongegeneerd propagandistisch: Ich und Mr. Marshall (1949) gaat niet alleen over materiële hulp, maar laat ook zien dat daarachter een breed opgezet politiek en moreel heroriënteringsprogramma schuilgaat, bestemd voor de Duitse bevolking. Een film als The Hour of Choice (1951) toont de brede Europese dimensie van het Marshallplan door het te verbinden met het Schumanplan, de oprichting van de Economische Gemeenschap voor Kolen en Staal, de NAVO en de Raad van Europa.
De langspeelfilm Banquet des fraudeurs (1952) die de enige lange fictiefilm is die de Belgische cineast Henri Storck ooit draaide, ontstond in dezelfde context. De film pleit voor de oprichting van de Benelux en voor een verenigd Europa. Om die boodschap makkelijker te laten binnenglijden, creëert Storck een fictief dorp aan de grens van België, Nederland en Duitsland waar douaniers creatief samenleven met smokkelaars. Beide partijen hebben er belang bij dat de dingen bij het oude blijven. Maar dan wordt de dochter van een douanier verliefd op een smokkelaar en gaan de zaken aan het rollen: de liefde als breekijzer voor het geloof in Europa.
Films die expliciet over een Europees project gaan, zijn ook vandaag vooral promotiefilms, meestal gemaakt in opdracht van de Europese overheden, met de bedoeling het Europese gevoel bij de burger te bevorderen.