| |
| |
| |
| |
| |
| |
Tiago Rodrigues
Kunnen we nog van elkaar houden, nu we getrouwd zijn?
Europa bekeken vanuit Portugal
De theaterproductie waaraan ik nu al enkele maanden werk, gaat over de censuur tijdens het fascistische regime in Portugal. Ik ben een vaste bezoeker geworden van het nationaal archief, omdat ik een tekst wil samenstellen die in feite een collage is van verslagen van censoren. Alle woorden die op het toneel uitgesproken worden, zijn van de hand van de censoren die voor de Nationale Inlichtingendienst werkten; hun taak bestond erin theaterteksten te controleren, en alles wat politiek of moreel gevaarlijk kon zijn ofwel te kortwieken ofwel te verbieden. En ik vermoed, vreemd genoeg, dat ik nu ik deze censoren transformeer tot toneelauteurs, een voorstelling maak die zijzelf zouden censureren. De opperste ironie ligt er nochtans in de erfenis van deze censoren te gebruiken om op zoek te gaan naar wat ook vandaag nog ‘gevaarlijk’ kan zijn in het theater.
Dit onderzoek maakt geen aanspraak op rigoureuze wetenschappelijke precisie, en wordt natuurlijk bemoeilijkt door de fragiele situatie van de theaterkunstenaar in Portugal, maar men vindt er wel alle mogelijke symptomen van de Portugese maatschappij van voor de democratische revolutie van 25 april 1974 in terug. Eén van deze symptomen, dat absoluut opgenomen moet worden in welke diagnostiek van het land dan ook, is de manier waarop Europa voor Portugal een bron van informatie, kennis en vrij denken was.
| |
| |
In de archieven die door mijn handen gingen neemt Europa verscheidene gedaanten aan. Er is het Europa van de grote universele theater-literatuur, van Shakespeare tot Racine. Het regime sneed er op chirurgische wijze meesterwerken uit weg, bevreesd als het was voor de subversieve interpretaties van de moderne theatermakers, en voor het ‘verraad’ van de Portugese vertalers die van Molière misschien een gevaarlijk communist zouden maken. Er is het Europa van de tijdgenoten, van Pirandello tot Beckett, en hier was het totaalverbod gemakkelijker, aangezien er geen precedenten of culturele pedigree bestonden om de censoren af te remmen. En ten slotte was er het Europa van de literaire invloeden, die duidelijk te herkennen waren in het werk van Portugese toneelauteurs. Zo was Sttau Monteiro schatplichtig aan de angry young men, en Santareno was een naturalist tot hij Brecht ontdekte.
Hoe bereikte dit verlichte Europa zo'n land in de periferie, op het uiteinde van een fascistisch schiereiland, een halve eeuw voor het internet? Brecht werd verboden in Portugal, maar hoe waren de werken van de Duitser, die in hun Portugese vertaling aan de censuur onderworpen werden, in dit land terechtgekomen? Via Frankrijk, een land dat niet alleen filosofie, film, muziek, literatuur en kunst produceerde, maar ook fungeerde als filter, verspreider en vertaler van artistieke creatie voor de rest van Europa. Zo kon Portugal, tijdens het fascisme, via het Frans kennis maken met Scandinavische of Duitse auteurs.
| |
Van het Europa van de ideeën naar het Europa van het geld
Sinds de achttiende eeuw was het Frans de tweede taal van de intellectuele elite geworden. In de twintigste eeuw, nog voor de dictatuur, besliste de jonge Antonio Ferro onder Franse invloed Fernando Pessoa en de modernisten te publiceren in het tijdschrift Orpheu. Deze invloed blijft voortduren wanneer Ferro minister wordt onder Salazar, bevoegd voor Propaganda en Cultuur. Daarbij neemt hij een positie in ‘tussen Goebbels en Malraux’, zegt Gra^a dos Santos in zijn studie over het theater gedurende de dictatuur. Paradoxaal genoeg is het ook de Franse invloed die de onrust van de jonge Portugese elites voedt ten tijde van de dictatuur, vooral in de jaren na mei '68 in Parijs. In die tijd was Frankrijk al het voornaamste ballingsoord, voor zowel politieke als economische vluchtelingen. Geografie is hier een belangrijke factor: als iemand Portugal wilde verlaten was Frankrijk de eerste democratie die hij over land kon bereiken, nadat hij het arme Spanje van Franco (dat dus noch voor politieke noch voor economische ballingen aantrekkelijk was) achter zich had gelaten. Frankrijk, en vooral Parijs, werd de natuurlijke keuze voor wie besliste clandestien te emigreren toen de koloniale oorlog escaleerde. Dat was het geval voor mijn vader, die Portugal verliet nauwelijks en- | |
| |
kele uren nadat hij had gewaakt bij het lichaam van zijn oudste broer, die in Angola gevallen was.
Ook na de installatie van de democratie in 1974, en de terugkeer van vele ballingen, bleef het francofiele Portugal voortbestaan tot aan de vooravond van zijn opname in de EEG. In het midden van de jaren tachtig veranderde dat drastisch. Portugal bekeek Europa steeds minder als een bron van ideeën en steeds meer als een bron van geld. Europa hield op cultuur en ideeënpolitiek te exporteren, en voerde in plaats daarvan geld en economische politiek uit. In het lexicon van de Portugezen werd het woord ‘Europa’ stilaan op een andere manier verbogen, dankzij de introductie van uitdrukkingen als ‘Europees geld’ of ‘een beslissing van Europa’. De structurele fondsen van de EEG gaven de Portugese economie een nieuw gezicht en veranderden Europa in een enorme bankkaart, waarvan je absoluut de geheime code moest kennen.
Eveneens rond het midden van de jaren tachtig moest het Frans plaats maken voor het Engels, de lingua franca van dit ‘nieuwe’ Europa. Portugal was geen uitzondering, en het Engels werd de tweede taal van de jongeren, eerst spontaan, later officieel. Misschien was dit samenvallen van de dominantie van het Engels en van ‘het Europa van het geld’ toeval, maar het is niettemin een historisch toeval. Ik weet natuurlijk dat het niet rechtvaardig is tegenover Marlowe, Byron en Wilde om dit zo op de spits te drijven. Er bestaat een Engels van een weelderige schoonheid, maar dat is niet de taal die een generatie Portugezen waartoe ik behoor zich aanleerde, en die nog aan belang won omdat men ervan overtuigd was dat de ‘ouderen’ Frans spraken en de ‘jongeren’ Engels. Het Engels dat wij leerden was pan-Europees, en eerder Amerikaans getint; een soort Erasmus-Engels dat iedereen overal spreekt en dat tegelijk arm is in zijn technocratische efficiëntie en rijk in zijn semantische anarchie.
Het is waar dat, gedurende het einde van de twintigste eeuw, Europa voor Portugal de ‘utopische horizon’ bleef waarover Eduardo Lourentjo spreekt, wanneer hij het heeft over de betovering die ons land voelt voor de meer vooruitstrevende Europese landen. Europa werd rond 1990 nog bekeken als een soort avant-garde van de beschaving. Maar nu, anno 2012, is het juist de opvatting over beschaving die drastisch veranderd is; de utopische dimensie werd opgeofferd, en het meest mercantiele streefdoel kwam in de plaats. Dat Portugal aan de staart van Europa bungelt werd reeds in de negentiende eeuw gevat ontleed door Antero de Quental in zijn beroemde lezing ‘Causas da Decadência dos Povos Peninsulares’. Een eeuw later worden door de EU dagelijks statistieken geproduceerd die de historische achterstand van Portugal op ongeveer alle terreinen van de maatschappij bewijzen en kwantificeren.
| |
| |
| |
Het verstandshuwelijk
De liefde tussen Portugal en Europa draaide rond het einde van de twintigste eeuw uit op een huwelijk, maar bij de eeuwwisseling, toen de euro werd geïntroduceerd als eenheidsmunt, veranderde dat huwelijk symbolisch in een verstandshuwelijk. Het zijn geen politieke ideeën of een of andere culturele en identitaire matrix die het vuur van de passie onderhouden. Er is geen vuur meer. Er zijn assen van een passie: de gelegenheidswoorden die de Portugese politici gebruiken, met een luid gebrek aan welsprekendheid, wanneer ze het hebben over de ‘Europese droom’. Al meer dan tien jaar zijn hun redevoeringen niets anders dan de protocollaire retoriek die een puur commerciële verhouding parfumeert.
Deze verhouding met Europa is slechts een symptoom van een veel meer omvattende ziekte waaraan Portugal lijdt. De grootste politieke partijen zien het besturen van het land als de publieke versie van bedrijfsadministratie. Of anders gezegd: in hun kosmologie, die zo dicht staat bij het barbarendom, is een gezagvoerder de CEO van een land. De bestuurders van vandaag zijn gevormd in de jongerenafdelingen van de partijen, en ze worden tewerkgesteld door de grote bedrijven, die er ongestraft van profiteren als ze aan de macht komen; ze zijn ongevoelig voor de passionele aantrekkingskracht van Europa, want ze kennen de geschiedenis van deze liefde niet. Het enige wat hen in Europa bezighoudt zijn de regels en de baten van het verstandshuwelijk.
Het is daarom dat de gezagvoerders vandaag, in tijden van crisis, niet kunnen uitleggen aan ons, Portugezen, in naam van welke idee wij de ‘onvermijdelijke soberheid’ zouden moeten accepteren. Het is ook daarom dat - steeds erger sinds de intrede van het IMF - het Europa waarmee we trouwden veranderde in een economisch monster, dat de Portugezen wil beroven van de mogelijkheid om zelf over de begroting en de politiek van het land te beslissen. En ten slotte is het daarom dat we nu, na de Europese wittebroodsweken, toen het einde van de geschiedenis van Portugal als periferie leek aan te breken, door de schuldencrisis nog meer aan de staart van Europa zijn beland. Voor het eerst begint de meerderheid van de Portugezen te voelen dat het verstandshuwelijk een blok aan het been wordt.
| |
De cultuur als verliefdheid
In een recent interview met The Guardian deed Umberto Eco een dringend beroep op het geheugen, toen hij zei dat in tijden van crisis en van speculaties over een scheiding het ‘de cultuur is die dienst kan doen als cement voor de Europese Unie’. Hij stelt dus voor de ‘kille landschap- | |
| |
pen’ op de eurobiljetten te vervangen door de gezichten van Dante of Shakespeare, om zo een iconografie te scheppen waarin de markt de cultuur erkent als een ‘lijm’ die de verschillende delen van het continent bijeen kan houden. Eco's opinie klopt voor wat het grote geheel betreft, maar wordt nog pertinenter als we inzoomen op de verhouding Portugal-Europa. Portugal loopt steeds achterop in de Europese kwantitatieve parameters, en kan zich dus onmogelijk bewijzen als het op kwantiteit aankomt, maar wel als we het hebben over kwaliteit. Die kan Portugal op de kaart plaatsen. Mijn land mag dan niet de grootste uitgeversmarkt van Europa hebben, maar het is het land van Saramago. Aansluitend bij de idee van Eco zou ik zeggen dat Portugal niet tevreden moet zijn met het gezicht van Pessoa of Camoes op een eurobiljet, maar dat het, denkend aan heden en toekomst, een afdruk wil zien van de gezichten van Saramago en Lobo Antunes.
Dit is, en ik ben daar absoluut zeker van, het ogenblik waarop Portugal opnieuw naar het Europa moet kijken waarop het verliefd werd. Dat is noodzakelijk, als het wil blijven meegaan in eender welke idee over een Europese gemeenschap. Vele jaren lang weigerde Portugal te zien dat het de oude liefde voor de kunst en de ideeën van Europa is, die aan de basis ligt van deze relatie. Verblind door het vrije verkeer van goederen vergat het het vrije verkeer van ideeën. Wie vandaag dit huwelijk met Europa wil redden moet, meer dan ooit, naar de cultuur kijken als de vlam die de passie weer kan aanwakkeren.
Voor de wetenschappen heeft de Portugese staat wel degelijk een strategische visie ontwikkeld, door in te zetten op uitmuntendheid en internationale samenwerking. Dat komt omdat Portugal al meer dan tien jaar dezelfde minister van Wetenschappen heeft, die politiek zeer geloofwaardig is en zorgt voor toenemende financiële ondersteuning. Hij overtuigde het land, in te zetten op technologische ontwikkeling, en daarvoor is wetenschappelijke avant-garde essentieel. Maar men heeft niet begrepen dat de technologische ontwikkeling alleen dan een vooruitgang van de beschaving betekent als ze samengaat met de ontwikkeling van ideeën en cultuur. En zoals er geen technologische ontwikkeling bestaat zonder wetenschappelijke avant-garde, kan er geen vooruitgang van de beschaving bestaan zonder artistieke avant-garde.
Dit gebrek aan globale visie verklaart dat, terwijl de wetenschappen bestendig groeien, het ministerie van Cultuur haast elk jaar een nieuwe minister heeft, een wispelturige politiek volgt, en schandalige besparingen doorvoert, die een duidelijk bewijs leveren van de politieke irrelevantie van cultuur voor de Portugese gezagsdragers. Vorig jaar overtrof dit gebrek aan visie alles, en werd het absurde bereikt. De auteur Jacinto Lucas Pires noemde het ‘de cultuur van het vuurwerk’, waarmee hij verwees naar de derdewereldtendens van Portugal om grote
| |
| |
evenementen te organiseren, in plaats van duurzaam te investeren in de toekomst. Hoe anders dan door het provinciale enthousiasme voor vuurwerk kun je verklaren dat in hetzelfde jaar dat Guimaraes, de wieg van de staat, Europese culturele hoofdstad wordt, de Portugese regering beslist het ministerie van Cultuur af te schaffen. Hoe verklaar je dat, wanneer de Europese Unie voor het cultuurbudget de grootste verhoging ooit aankondigt, de Portugese regering de grootste besparingen ooit doorvoert voor de onafhankelijke cultuurmakers?
| |
De clandestiene liefde
Ikzelf werd verliefd op Europa. Van het begin van mijn artistieke loopbaan werkte ik met Belgen, Nederlanders, Kroaten, Fransen, Noren. De structuur die ik leid werkt samen met culturele partners in Helsinki, Boekarest of Istanbul. Ik heb mijn werk voorgesteld en cursussen gegeven in praktisch heel Europa. Ik heb ook tientallen vreemde kunstenaars uitgenodigd om in Portugal te komen werken, overtuigd als ik was dat internationalisering tweerichtingsverkeer is. Dit jaar ben ik ook een van de curatoren van Try Angle, een project voor artistiek onderzoek, gesteund door de EU, gericht op artistieke samenwerking tussen culturele centra in Portugal, Duitsland en Frankrijk, en dat als onwaarschijnlijke project leader een ‘perifere’ Portugese partner heeft. Mijn eigen ondervinding, en ook die van vele kunstenaars en producenten op het terrein, vertelt me dat het feit Portugees te zijn de arbeidsomstandigheden kan bemoeilijken, wegens het gebrek aan steun, maar het is geen negatieve factor wanneer er artistieke partnerschappen worden gesloten op Europees niveau, want de artistieke creatie verkiest kwalitatieve criteria boven kwantitatieve. Portugal moet blijven inzetten op kwaliteit, en daarbij moet het zich opnieuw uitvinden als centrum, ervan uitgaand dat doorgangsplekken in moderne maatschappijen ook centra zijn. Dat is de enige oplossing. Zoals de choreograaf Rui Horta onlangs schreef: ‘Portugal is geen land aan de periferie, het is een schamierland voor drie continenten’. Geografisch bekeken is de kaart van de ‘lusofonie’, de Portugees sprekende landen in Europa, Afrika en Latijns-Amerika immens, en zo kan Portugal als een ander centrum worden gezien.
Ook de essayist Antonio Pinto Ribeiro zei dat het nodig is ‘nieuwe centraliteiten’ te creëren, en richt zijn inspanningen daarop. Dat doet ook de programmator Mark Deputter, die de idee van Lissabon als een brug van culturen verdedigt.
In mijn persoonlijke poging om naar Europa te kijken vanuit een nieuwe Portugese ‘centraliteit’ had ik de gelegenheid om samen te werken met verscheidene cultuurmakers die deze idee delen. Sommige daar- | |
| |
van, zoals Teatro Maria Matos of Culturgest, behoren tot het officiële theater, of worden door stichtingen gesponsord. De meeste echter zijn onafhankelijke organisaties, zoals bv. het Alkantarafestival (Alkantara is het Arabische woord voor brug), of twee mooie voorbeelden uit het binnenland: Espaço do Tempo en het festival Materiais Diversos. Dit zijn slechts een paar organisaties die ik van dichtbij ken, en die aantonen dat de Portugese vertegenwoordigers van de podiumkunsten in staat zijn de ‘cafés’ te creëren waarover George Steiner het heeft wanneer hij beweert dat het echte Europa een ‘landkaart van cafés’ is, plaatsen waar ideeën en kennis worden uitgewisseld. Zolang er cafés bestaan, bestaat Europa, zegt Steiner ons.
Hoewel de Portugese artistieke gemeenschap zich constant ergert aan de arrogante onwetendheid van veel politieke besluitvormers, heeft ze haar eigen Europese weg kunnen banen en is ze erin geslaagd om ‘met één voet in de lente te leven’, zoals de dichter Fernando Assis Pacheco zou zeggen. Ze gaat alleen en eenzaam verder op een weg die ook de politieke besluitvormers zouden moeten volgen. De moderne Portugese creatie is weliswaar in de steek gelaten in de budgetten, maar legt niettemin een absoluut voorbeeldig parcours af op het gebied van opvoeding, gemeenschapswerk in achtergestelde gebieden, internationale samenwerking en avant-garde onderzoek. Anders gezegd: de cultuurmakers weten dat ze de opdracht hebben als motor te fungeren bij de vernieuwing van de maatschappij, en ze vervullen deze burgerdienst zeer bewust.
Nochtans staat de regering op het punt de chronische verwaarlozing van het culturele veld voor te stellen als een ideologische optie, en ze wil de artistieke creatie onderwerpen aan de wetten van de markt. Dit zou ons politiek gezien tientallen jaren achteruit zetten. Zoals in andere sectoren van de maatschappij zien steeds meer Portugese kunstenaars, die eraan gewend zijn in een internationale context te werken, zich verplicht te emigreren, en uit te wijken naar andere centra waar de politieke moed groter is. Deze tendens moet absoluut gekeerd worden. We moeten van de politieke leiders erkenning eisen en een financiële ondersteuning die overeenkomt met het werk dat de onafhankelijke cultuurmakers verrichten om de vlam brandend te houden die dit Europese huwelijk kan redden.
Er is geen andere manier om vanuit Portugal naar Europa te kijken dan in het volle besef dat we opnieuw moeten leren kijken. Wat ik nu zeg, vermoed ik, is dat we in zekere zin naar Europa moeten kijken zoals we dat vroeger deden, toen we nog onder een fascistisch regime leefden, met dat verschil dat we nu leven in een systeem dat veel dichter bij de democratie staat. Alle provocaties terzijde: we moeten deze relatie met Europa opnieuw leven inblazen. We moeten herhalen dat
| |
| |
dit de enige echte relatie is. Dat betekent ook dat we opnieuw naar onszelf moeten kijken, en keuzes moeten maken die ons engageren voor de toekomst. Ofwel gaan we opnieuw van de Europese idee houden, en legaliseren we deze clandestiene liefde die de Portugese kunsten bleven koesteren voor Europa, of anders moeten we misschien scheiden om de liefde opnieuw te ontdekken.
Dit artikel werd voor Streven geschreven in het Portugees en vertaald in het Nederlands door Ina Antonis.
|
|