Streven. Jaargang 79
(2012)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 527]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
John A. Coleman
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 528]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verschillende landen scoren hoog op gespecialiseerde domeinen. Ik herinner me ooit een blog te hebben gelezen die aangaf waar het voor een bepaald iets de beste plaats was om te leven: de beste plaats om als homoseksueel te leven (Nederland), om oud te worden (Japan); om plastische chirurgie te ondergaan (Brazilië); om een baby te hebben (Frankrijk); om een hond te houden (België); om een vrouw te zijn (Zweden). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verfijning van de maatstafSinds de jaren 1990 hebben de Verenigde Naties en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) gepoogd hun maatstaf voor de bepaling van het welzijn te verfijnen. Er was een consensus gegroeid dat louter een meting van het BNP (Bruto Nationaal Product) daarvoor onvoldoende is, omdat die in feite niets zegt over andere, niet-economische maatstaven van welzijn of over hoe de rijkdom in het beoordeelde land is verdeeld. Vanaf 1990 hebben de Verenigde Naties een Menselijke Ontwikkelingsindex uitgewerkt die voor het eerst met de volgende drie factoren rekening hield: (1) de levensverwachting vanaf de geboorte, als een index van de gezondheid en de verschuivende ouderdomsgrens van de bevolking; (2) de graad van kennis en opvoeding, gemeten aan de lees- en schrijfvaardigheid van de volwassenen en aan het gecombineerde quotum van inschrijvingen in het lager, middelbaar en hoger onderwijs; (3) de levensstandaard, als resultaat van de logaritmische berekening van het BNP, gespreid over bevolkingsgroepen met dezelfde koopkracht. Na 2010 werd de Menselijke Ontwikkelingsindex van de Verenigde Naties verder verfijnd, tot een formule werd bereikt die zowel de levensverwachting bij de geboorte omvat als de gemiddelde jaren van scholing (de jaren die een 25-jarige of ouder in scholen heeft doorgebracht), evenals de te verwachten jaren van scholing (de jaren die een vijfjarig kind zal besteden in het onderwijs), én het BNP, gespreid over bevolkingsgroepen met dezelfde koopkracht. De OESO publiceert regelmatig rapporten waarin landen met elkaar worden vergeleken aan de hand van verschillende belangrijke economische en andersoortige indicatoren. Het is geen makkelijke klus het ware gehalte van het welzijn af te meten. Finland bijvoorbeeld kan vrij hoog scoren inzake economische indicatoren, en toch een beduidend hoger percentage zelfmoorden moeten registreren dan economisch zwakkere landen. Een ander land, China bijvoorbeeld, kan een enorme vooruitgang boeken inzake de aangroei van kapitaal en scholingskansen, en tegelijk een alarmerende verloedering van het milieu en van de luchtkwaliteit kennen. Om echt nauwkeurig te meten wat economen ‘duurzame ontwikkeling’ noemen, hebben we naast economische indicatoren voor het heden en de toekomst | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 529]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Japan en heel wat Europese landen kennen geen bevolkingsaangroei, maar wel een spectaculaire vergrijzing), ook sociale indicatoren nodig, door sociologen ‘sociaal kapitaal’ genoemd. Dit zijn hechte relaties met vrienden, kennissen en een woongemeenschap, zodat men weet op wie men in nood kan terugvallen, aangevuld met een reeks maatregelen om het milieu te beschermen, zoals de zorg voor de kwaliteit van water en lucht, het aanboren van natuurlijke hulpbronnen, afvalverwerking enzovoortGa naar eindnoot[1]. Verdere indicatoren die het welzijn beïnvloeden, zijn het percentage gepleegde misdaden, het percentage echtscheidingen enzovoort. Ook indicatoren betreffende goed bestuur, of over corruptie, het tegenovergestelde daarvan, leveren belangrijke aanduidingen van welzijn. De beste poging om de indicatoren voor welzijn per land vast te stellen is ongetwijfeld de studie, uitgevoerd in opdracht van Nicolas Sarkozy: Misleidende metingen van onze levenskwaliteit: waarom het BNP niet alles zegtGa naar eindnoot[2]. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gediversifieerd panoramaDe rapporten van de OESO geven ons een goed beeld van het welzijnspeil in een land. Naargelang de gehanteerde waardenschaal scoren landen heel verschillend. (1) De verhouding werk-vrije tijd. De maatstaf is hier de verhouding tussen het aantal werkuren en werkdagen per jaar en de vrije tijd en vakantie. Van de 34 OESO-landenGa naar eindnoot[3] staat Denemarken aan de top en nemen de Verenigde Staten slechts de 23ste plaats in. In de VS werken de arbeiders heel wat meer uren dan de doorsnee van de onderzochte landen, zodat minder tijd overblijft voor gezin en ontspanning. (2) Openbare veiligheid. Hier scoort Japan het hoogst, terwijl de VS pas op de 29ste plaats komt. Dit is te wijten aan het vrije wapenbezit, dat een hoge dodentol eist: 14,5 moorden op 100.000 inwoners, dat ligt stukken hoger dan in de Europese landen en wordt enkel overtroffen door Brazilië met een score van 26 en Jamaica met een score van 18. (3) Ervaring van tevredenheid. De hoogst scorende landen zijn hier Denemarken, Finland en Nederland, terwijl de VS pas op de 13de plaats komt. (4) Gezondheid. Hier staat Zwitserland aan de top, met Canada op de derde en de VS op de 16de plaats. Het laagst scorende Europese land is Slowakije. De VS kent meer gevallen van zwaarlijvigheid en dus van lagere levensverwachting dan de meeste Europese landen. Daar geeft men beduidend meer uit aan (privé te betalen) gezondheidszorg maar leeft men minder lang dan in de andere ontwikkelde industrielanden. (5) Degelijkheid van bestuur. Vooraan komt Australië, met de VS op de derde plaats en Israël helemaal achteraan. (6) MilieuGa naar eindnoot[4]. Een toppositie voor Zweden, met de VS op de 18de plaats, en Chili met de laagste score. (7) Behuizing. Deze index slaat op het aantal vierkante meter waarover een persoon beschikt om te wonen. Canada scoort het hoogst, de VS komt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 530]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op de vierde plaats; Turkije bungelt helemaal onderaan. (8) Inkomen per hoofd. Aan de top komt Luxemburg, gevolgd door de VS. Maar die score is misleidend, aangezien in de VS een felle ongelijkheid heerst inzake de verdeling van het inkomen, met als gevolg een hoog percentage ar-men en een tamelijk lage sociale mobiliteit, d.i. weinig mogelijkheid om op de sociale ladder omhoog te komen. (9) Gemeenschapsleven. Hiermee wordt iets in de trant van ‘sociaal kapitaal’ bedoeld. IJsland en Ierland scoren hier het hoogst. De VS komt op de 20ste plaats. (9) Degelijkheid van onderwijs. Canada, Finland en Zuid-Korea scoren hier het hoogst, de VS neemt de zesde plaats in. (10) Gevangeniswezen. Het percentage gedetineerden in de OESO-landen is gemiddeld 139 per 100.000 inwoners. IJsland heeft met een percentage van 44 het laagste aantal gedetineerden. Japan heeft een percentage van 63, terwijl dat in Australië op 129 ligt. Het aantal gedetineerden in de VS - 760 per 100.000 inwoners - is ontzettend hoog: drie tot vier keer zo hoog als elders. Het hoogste aantal gedetineerden na de VS komt op rekening van Polen met 225. In 2011 publiceerde de OESO een rapport over het welzijn in de verschillende landen. Ze had daartoe overal respondenten gevraagd hun perceptie van tevredenheid met het bereikte welzijn te rapporteren. De hoogste scores van tevredenheid werden behaald door respectievelijk Denemarken, Canada, Noorwegen, Zweden, Nederland, Australië, Ierland, Oostenrijk en de VS. België kwam op de 15de plaats. Het loont de moeite de scores omtrent de ongelijke verdeling van rijkdom en die van sociale mobiliteit in de diverse OESO-landen met elkaar te vergelijken. De landen met de hoogste relatieve inkomensgelijkheid waren in deze volgorde: Noorwegen, Oostenrijk, Zweden, Nederland, Duitsland, Zwitserland, Ierland, Canada, IJsland, Denemarken en Finland. België kwam op de 13de plaats en Frankrijk op de 14de. Het daar het laagst scorende OESO-land was Chili, dat dus de grootste ongelijkheid te zien gaf, gevolgd door Mexico, Turkije en de VS. De top tien van de landen met de grootste ongelijkheid na de VS waren in deze volgorde: Israël, Portugal, Groot-Brittannië, Italië, Australië en Nieuw-ZeelandGa naar eindnoot[5]. Een tweede set om het economische welzijn van de verschillende landen te meten, is de reële kans op sociale mobiliteit. Denemarken, Australië, Noorwegen, Finland, Canada, Zweden, Duitsland, Nederland en België halen allemaal hogere sociale mobiliteitsindicatoren dan de VS. Onder de landen met hoge economische ontwikkeling behalen alleen Italië en Groot-Brittannië een nog slechtere score dan de VS. Groeiende ongelijkheid, het OESO-rapport van 2008, stelt: Groeiende ongelijkheid zaait verdeeldheid. Ze polariseert de samenlevingen. Ze schept verdeeldheid tussen regio's binnen hetzelfde land en trekt scheidingslijnen tussen de rijken en de armen. Grote inkomens- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 531]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ongelijkheid remt de mobiliteit tussen de generaties af en maakt het moeilijker voor getalenteerde en hardwerkende mensen om naar verdienste beloond te worden. De ogen sluiten voor de groeiende ongelijkheid is geen oplossing. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verdere statistische gegevensVergelijkende statistieken dienen niet enkel om de landen bewust te maken van hun ranking; ze helpen ook de politici om bepaalde strategieën uit te werken. Zo wordt sociale mobiliteit begunstigd door een systeem van gemengde opvoeding vanaf de lagere school tot en met het middelbaar en hoger onderwijs. Maar ook studiebeurzen en staatssteun voor hoger onderwijs, progressieve belastingschalen en andere sociale maatregelen hebben een gunstig effect. In de VS echter blijft het aantal afgestudeerden in de colleges sinds de jaren 1970 nagenoeg ongewijzigd en, wat minstens even belangrijk is, de stijging van de lonen in de middenklasse en bij de arbeiders wordt in toenemende mate afgeremd. Blijkbaar is verbeterde scholing maar één element om de graad van sociale mobiliteit te meten. Een ander kenmerkend gegeven dat aansluit bij dat van de sociale ongelijkheid en de sociale mobiliteit is de armoedegraad van de kinderen in de verschillende landen. Volgens een OESO-studie van 2008 is 13% van de kinderen in de 34 OESO-landen arm. Maar er zijn grote verschillen tussen de landen onderling. In de Scandinavische landen ligt het percentage arme kinderen lager dan 8%, terwijl dit in Chili, Israël, Mexico, Turkije en de VS boven de 20% uitstijgt. In Nederland heeft men 8% kinderarmoede en in België 10%. In het algemeen ligt de armoedegraad voor kinderen hoger dan die voor de gehele bevolking, behalve in Australië, Estland, Duitsland, Japan, Korea en de Scandinavische landen. Ondanks de gerichte politiek van verschillende OESO-landen om de levenssituatie van arme kinderen te verbeteren, nam het percentage kinderarmoede in de laatste tien jaar met gemiddeld 1% toe. Voor de periode 1996-2008 was er een aanzienlijke toename in Israël en Luxemburg (met wel 5%) en een sterke daling in Chili, Italië, Hongarije en Groot-Brittannië. Bij de kinderarmoede speelt het een grote rol of de kinderen al dan niet bij één enkele ouder wonen en of die ouder een betaalde baan heeft of niet. Kinderen in een eenoudergezin hebben meer kans om in armoede te leven dan zij die bij twee ouders wonen. De kans op armoede hangt ook nauw samen met de werkloosheid van de oudersGa naar eindnoot[6]. Een summiere weergave van de vergelijkende statistieken over o.a. huwelijk, echtscheiding en buitenechtelijke kinderen in de OESO-landen, kan nuttig zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 532]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 1Aantal geboortes bij ongehuwde moeders 1980-2008 (% van alle geboortes)Ga naar eindnoot[7]
Het is duidelijk dat het aantal geboorten buiten het klassieke huwelijks-patroon in de ontwikkelde landen sinds 1980 enorm gestegen is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 2Aantal huwelijken en scheidingen per 1.000 inwoners tussen tussen 15 en 64 jaar, 1980-2008
Per land wordt telkens het aantal huwelijken aangegeven, gevolgd door het aantal scheidingen (in cursief).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 533]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 3Eenoudergezinnen in verhouding tot het geheel van de huishoudens met kinderen: 1980-2008 (in procenten)
Uit deze drie tabellen blijkt dat over de hele linie het aantal uit buitenechtelijke relaties geboren kinderen is toegenomen, evenals het percentage echtscheidingen. Het percentage huwelijken is over de hele lijn gedaald. Het zeer hoge percentage buitenechtelijk geboren kinderen in landen als Denemarken, Zweden, Nederland en Frankrijk betekent echter niet noodzakelijkerwijs dat die ook in eenoudergezinnen worden opgevoed. Stabiele cohabitatie van ongehuwden schijnt in deze landen meer en meer de regel te worden, veel meer dan bijvoorbeeld in de VS. Dat in Zweden het aantal kinderen in eenoudergezinnen tussen 2000 en 2008 is teruggelopen, gaat blijkbaar terug op een bewuste gezinspolitiek (zoals het verlenen van uitgebreid ouderschapsverlof aan gehuwden), die nader dient te worden bestudeerd. Eveneens verder onderzoek verdient het feit dat terwijl het aantal echtscheidingen tussen 2000 en 2008 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 534]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de meeste ontwikkelde OESO-landen steeg, de VS, Canada, Nederland en Zweden erin slaagden in diezelfde periode het aantal echtscheidingen te doen dalen. Als het waar is dat het huwelijk als institutie een belangrijke rol speelt bij het sociale welzijn, moet men vaststellen dat het in de ontwikkelde landen veel van zijn aantrekkingskracht heeft verloren. Twee verdere sets van statistieken kunnen een licht werpen op de welzijnsgraad in een land, namelijk het aantal zelfmoorden per land en de graad van corruptie in de publieke sector. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 4Aantal zelfmoorden per 100.000 bewoners: 2009Ga naar eindnoot[8]
De vier hoogst scorende OESO-landen zijn Zuid-Korea, Hongarije, Japan en Finland. Dit is heel bevreemdend, vooral voor Finland en Japan, die zoals boven vermeld, heel hoog scoren op tal van welvaartindicatoren. Toch moet men dit gegeven ernstig nemen en misschien een vraagteken plaatsen bij het zo geprezen welzijn van deze landen. België is nummer 7 in de OESO-lijst (na Slovenië en Estland). Ook hier staat het zelfmoordpercentage haaks op de andere maatstaven van het welzijn van dit land. Tussen België en de VS (nummer 18 in de lijst), komen nog heel wat landen waarvan het zelfmoordpercentage dat van de VS overtreft: Zwitserland, Frankrijk, Polen, Oostenrijk, de Tsjechische Republiek en Ierland. Nederland komt op de 24ste plaats en Groot-Brittannië op de 28ste plaats. Transparency International publiceert jaarlijks een ranking van de aan het licht gekomen corruptie in de publieke sector in 83 landen van de wereld. Die ranking dient mee te worden opgenomen in de indicatoren van het welzijn van een land. In die ranking gaat het om heel wat meer landen dan die van de OESO. De 25 minst corrupte landen in die ranking zijn in deze volgorde: Nieuw-Zeeland, Denemarken, Finland, Zweden, Singapore, Noorwegen, Nederland, Australië, Zwitserland, Canada, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 535]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Luxemburg, Hong Kong, IJsland, Duitsland, Japan, Oostenrijk, Barbados, Groot-Brittannië, België, Ierland, de Bahama's, Chili, Quatar, de VS en Frankrijk. De ranking gaat van 9,5 voor Nieuw-Zeeland tot 8,9 voor Nederland, 8,7 voor Canada, 7,5 voor België, 7,1 voor de VS en 7,0 voor Frankrijk. Opmerkelijk is dat een heel aantal landen, waaronder ook Europese, die deel uitmaken van de OESO (Spanje, Portugal, Slowakije, Israël, Polen, Zuid-Korea, Hongarije, de Tsjechische Republiek, Italië, Brazilië, Griekenland en Mexico) heel laag scoren in de index van de corruptie in de publieke sectorGa naar eindnoot[9] - met andere woorden erg corrupt zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BesluitHet is vrij onwaarschijnlijk dat velen van ons zouden kunnen of willen leven in andere landen dan in die waar ze nu leven. Het voornaamste voordeel van een vergelijkende welzijnsstudie is dat die stof oplevert voor reflectie, en wel op twee vlakken. In de eerste plaats richt ze onze aandacht op de politieke maatregelen die sociale mobiliteit bevorderen en de hindernissen die dit in de weg staan. Tevens maakt ze ons alert voor de trends in ons eigen land die wijzen op een toe- of afname van welzijn. De diverse indicatoren maken ons duidelijk dat welzijn veel lagen kent en dat veel verschillende factoren bijdragen aan een bloeiend leven. In het geval van mijn eigen land zou ik mijn beste krachten eraan willen wijden om mijn Amerikaanse medeburgers ervan te overtuigen dat ze moeten ophouden zichzelf als ‘nummer 1’ te zien en daar prat op te gaan. Het is immers duidelijk dat bij heel wat indicatoren van welzijn de Amerikanen in vergelijking met de meeste Europese landen en Australië ver achterop hinken. Ook moeten de planners van de toekomst en de comités van vernieuwing beslist voor ogen houden dat welzijn heel wat meer inhoudt dan materiële welvaart. Een eenzijdige nadruk op economische ontwikkeling kan heel misleidend zijn. Zoals het oude adagium zegt: ‘hebben’ kan nooit ‘zijn’ vervangen. Dit artikel werd voor Streven geschreven in het Engels, en in het Nederlands vertaald door Georges De Schrijver in samenwerking met Roger Lenaers. |
|