Streven. Jaargang 78
(2011)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 810]
| ||||||||||
Herman Simissen
| ||||||||||
[pagina 811]
| ||||||||||
van grote werken als onder meer de oratoria The Messiah van G.F. Handel en The Dream of Gerontius van Sir Edward Elgar. Op vergelijkbare wijze werd in 1936 het eeuwfeest van de Huddersfield Choral Society op bijzondere wijze luister bijgezet. Het bestuur van het koor had de Engelse componist Ralph Vaughan Williams (1872-1958) uitgenodigd een nieuw werk te schrijven, dat bij gelegenheid van de viering van dit jubileum kon worden uitgevoerd. Hij componeerde de cantate Dona Nobis Pacem, die op 2 oktober 1936 - vijfenzeventig jaar geleden - haar première beleefde. In Huddersfield Town Hall werd zij, in aanwezigheid van de componist, gezongen door het jubilerende koor, dat werd begeleid door het Hallé Orchestra uit Manchester, onder leiding van dirigent Albert Coates. Solisten waren de Ierse sopraan Renée Flynn en de bariton Roy Henderson - die later ook bekendheid zou krijgen als zangpedagoog van de beroemde Engelse alt Kathleen Ferrier -, dezelfde solisten met wie Vaughan Williams als dirigent zijn cantate later in 1936 op langspeelplaat zou vastleggen, met het BBC Symphony Orchestra and Chorus. Vaughan Williams gold in de jaren dertig van de vorige eeuw - zeker na het overlijden van Edward Elgar in 1934 - onbetwist als de belangrijkste componist van Engeland. Het was dan ook geenszins verwonderlijk dat al de volgende dag een bespreking van zijn nieuwe werk verscheen in het dagblad The Times. De anonieme recensent schreef onder meer: Dr. Vaughan Williams is nooit een componist van de Ivoren Toren geweest, noch van overtuiging, noch in de praktijk, en zijn nieuwe werk Dona nobis pacem is een traktaat voor onze tijd [...] De moraal van het werk - want het artistieke hoogtepunt ervan is ongetwijfeld een boodschap voor vandaag - is de pracht en schittering van de vrede.Ga naar eindnoot2 Deze lofzang op de vrede was bepaald unzeitgemäß: zij werd geschreven in een weinig vreedzaam tijdsgewricht. Vaughan Williams was er in 1934 aan begonnen. In de jaren 1935 en 1936 woedde de tweede oorlog tussen Italië en Ethiopië, in juli 1936 was in Spanje de Burgeroorlog in volle hevigheid uitgebroken. In de internationale politieke verhoudingen heersten grote spanningen, onder meer door de Duitse bezetting van het Rijnland in maart van hetzelfde jaar. Door velen werd dan ook op korte termijn een nieuwe oorlog gevreesd, nog geen twintig jaar na het einde van de Eerste Wereldoorlog. Juist in dit klimaat kwam Vaughan Williams met zijn Dona Nobis Pacem. Heeft dit ‘traktaat voor zijn eigen tijd’, ook nu, driekwart eeuw na zijn première, nog betekenis, of is deze ‘boodschap voor vandaag’ een gelegenheidswerk dat zozeer op de eigen tijd was gericht dat het de hedendaagse luisteraar weinig meer te zeggen heeft? | ||||||||||
[pagina 812]
| ||||||||||
Gelooft hem die het heeft ervarenDe ode aan de vrede die Dona Nobis Pacem is, werd geschreven door iemand die de verschrikkingen van de oorlog uit eigen ervaring kende. Al snel na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog had Vaughan Williams zich, hoewel hij al tweeënveertig jaar was, als vrijwilliger aangemeld bij de Special ConstabularyGa naar eindnoot3 in zijn woonplaats Londen. Maar hij meende dat hij bij de vrijwillige politie toch niet voldoende kon bijdragen aan de oorlogsinspanningen van zijn land, en enkele weken later nam hij dienst in het Royal Army Medical Corps (RAMC), waar hij werd ingedeeld bij de tweede van vier London Field Ambulances. De volgende maanden kreeg hij een basale militaire training en een elementaire opleiding tot verpleger. Vooral de eerste viel hem zwaar: hij was de lichamelijke inspanningen niet gewend, en zijn overgewicht en platvoeten maakten het niet gemakkelijker. Maar hij volhardde vastbesloten. De eerste maanden was Vaughan Williams gelegerd in Londen en ging hij 's avonds naar huis; toen zijn eenheid werd overgeplaatst kwam aan dit voorrecht een einde. Ook in zijn nieuwe omgeving kon hij zijn roeping als musicus overigens niet loslaten: tijdens de uren die waren gereserveerd voor recreatie zette hij een koor op dat in wisselende samenstelling en op onregelmatige tijden onder zijn leiding repeteerde. Later probeerde hij ook, met een beperkt instrumentarium, een militaire band op te richten. In januari 1915 kreeg hij een brief van een van zijn voormalige docenten aan het Royal College of Music, de componist Hubert Parry (1848-1918). Parry zette vraagtekens bij het besluit van Vaughan Williams om dienst te nemen: Er zijn bepaalde individuen die hun land op bepaalde uitzonderlijke en heel kostbare manieren kunnen dienen, en zij staan niet op gelijke voet met gewone mensen die, als zij aan hun einde komen, niet meer zijn dan een individu dat er niet meer is. Jij hebt je land al op heel opmerkelijke en uitzonderlijke wijze gediend en dat zul je waarschijnlijk in de toekomst opnieuw doen: en dergelijke mensen moeten tegen risico's worden beschermd in plaats van eraan te worden blootgesteld.Ga naar eindnoot4 Vaughan Williams zag in de woorden van Parry, hoe goed bedoeld ook, geen reden op zijn beslissing terug te komen: hij voelde zich verplicht het zijne bij te dragen aan de oorlogsinspanning van zijn volk en bleef in dienst. In juni 1916 kwam een einde aan de lange maanden van oefening en voorbereiding: de eenheid waarin Vaughan Williams diende werd ingezet aan het westelijk front in Frankrijk, in wat de Vimy Ridge SectorGa naar eindnoot5 | ||||||||||
[pagina 813]
| ||||||||||
werd genoemd; zijn veldambulance werd gelegerd in Ecoivres (bij Arras). De taak van de veldambulance was drieledig: de eerste zorg aan gewonden en zieken, het vervoer van gewonden en zieken van het front naar veldhospitalen met betere voorzieningen, en het bergen van gesneuvelden om hun een laatste rustplaats te kunnen geven. Beide laatste taken werden bij voorkeur 's avonds of 's nachts verricht, als de gevechten veelal enigszins waren geluwd. Spoedgevallen werden uiteraard zo snel mogelijk naar de veldhospitalen gebracht. Bij dit alles dient te worden bedacht dat het vervoer van gewonden en het bergen van gesneuvelden voor een groot deel gebeurde met brancards, die vaak honderden meters - soms zelfs twee kilometer - moesten worden gedragen door modderige, glibberige loopgraven die uiteraard niet bijster geschikt waren voor dergelijk transport, terwijl steeds het gevaar van vijandelijk vuur dreigde. Naast deze eigenlijke taken werden de soldaten van de veldambulance ingezet voor allerlei ondersteunende werkzaamheden, zoals het vullen van zandzakken die werden gebruikt om de loopgraven te versterken. Ook in Ecoivres repeteerde Vaughan Williams, in de spaarzame vrije tijd die restte, met het koor dat hij eerder had opgezet. Bij de weinige gelegenheden dat er genoeg zangers aanwezig waren werden zelfs uitvoeringen voor andere militaire eenheden gegeven. In de uitgave met herinneringen die in de jaren dertig van de twintigste eeuw door leden van de veldambulance werd samengesteld, schrijft haar commandant, de arts kapitein Thomas B. Layton (1882-1964), met name verwijzend naar de ervaringen in Frankrijk, dat de divisie waartoe zij behoorde nooit een ‘tragische divisie’ was geweest: het was geen divisie die in krijgshandelingen betrokken raakte waarbij maar een handjevol manschappen overleefde, geen divisie die herhaaldelijk van de grond af aan opnieuw moest worden opgebouwd. Het gevaar waarin wij verkeerden was niet zo groot als dat waarin sommige andere eenheden verkeerden, maar we zagen genoeg om beter te beseffen wat het betekende een tragische divisie te zijn dan iedereen in het hoofdkwartier of thuis of dan wie ook die sindsdien is opgegroeid. Wij waren niet in Passchendaele, maar we hebben genoeg gezien [...] om de verschrikkingen ervan te beseffen [...]. Misschien zijn er daarom meer overtuigde pacifisten onder ons dan onder anderen - ik denk dat dit zo is. Wij durven terug te denken aan en zelfs te praten over wat we doormaakten zonder dat we verschrikkingen oproepen die beter kunnen worden vergeten; maar we zagen genoeg om te weten dat het allemaal verkeerd was, en om zonder uitzondering iedereen van leugens te beschuldigen die weer durft te spreken over oorlog als eervol.Ga naar eindnoot6 | ||||||||||
[pagina 814]
| ||||||||||
In het najaar van 1916 werd de eenheid waartoe de veldambulance behoorde teruggetrokken van het westelijk front, en overgeplaatst naar Thessaloniki en Katerini in Griekenland. Met Kerstmis zong het koor onder leiding van Vaughan Williams Christmas carols in de open lucht, met de berg Olympus op de achtergrond, hetgeen voor veel van de aanwezigen een dierbare en onvergefelijke herinnering werd. Maar Vaughan Williams voelde zich in Griekenland - het Macedonische front was stabiel, en tot aan het geallieerde offensief in september 1918 gebeurde er verhoudingsgewijs weinig - veel minder nuttig dan eerder in Frankrijk. Een van zijn officieren was hiervan op de hoogte, en uiteindelijk leidde dit ertoe dat hij in de loop van 1917 werd teruggestuurd naar Engeland om een opleiding te volgen tot officier in de Royal Garrison Artillery. Nadat hij deze had afgerond, werd hij in april 1918, met de rang van tweede luitenant, in Frankrijk ingezet bij het front in Rouen, waar hij de verantwoordelijkheid kreeg over tweehonderd paarden die werden gebruikt om zware kanonnen te trekken. ‘Ik werd er meteen op losgelaten’, schreef hij in een brief, ‘en voordat ik tijd had om uit te zoeken wat de paarden waren en wat de wagens, bevond ik mijzelf midden in een aftocht’Ga naar eindnoot7. Deze functie bleef hij tot aan het einde van de oorlog uitoefenen. Net als eerder in het RAMC zette Vaughan Williams in zijn nieuwe omgeving een koor op, waarmee hij repeteerde als de mogelijkheid zich voordeed. Na het einde van de oorlog werd hij opnieuw overgeplaatst: hij werd benoemd tot Director of Music van het Eerste Legerkorps van het Britse leger in Frankrijk. Tijdens de geleidelijke demobilisatie van de troepen werden de soldaten verschillende mogelijkheden geboden om opleidingen te volgen of vormen van ontspanning te zoeken, in afwachting van hun terugkeer naar het vaderland en naar een burgerbestaan. Alle van dergelijke activiteiten die met muziek te maken hadden, vielen onder verantwoordelijkheid van Vaughan Williams. Tijdens zijn jaren in het leger had Vaughan Williams zo goed en zo kwaad als het ging contact proberen te houden met vrienden en bekenden uit de wereld van de muziek. Hij correspondeerde, via zijn vrouw of rechtstreeks, zoveel mogelijk met zijn beste vriend, de componist Gustav Holst (1874-1934). Holst leed onder het gegeven dat hij vanwege zijn zwakke gezondheid en slechte gezichtsvermogen niet, zoals Vaughan Williams en anderen, kon bijdragen aan de oorlogsinspanningen van zijn volk. Aan het einde van de oorlog kreeg Holst overigens alsnog een benoeming waardoor hij verantwoordelijk werd voor de muzikale ontspanning van de troepen aan het Macedonische front. Vaughan Williams had, behalve met Holst, ook sporadische contacten met de eerder genoemde Hubert Parry, de dirigent Adrian Boult (1889-1983) en met de Franse componist Maurice Ravel (1875-1937), bij wie hij in 1908 enkele maanden orkestratietechniek had gestudeerd. | ||||||||||
[pagina 815]
| ||||||||||
Andere vrienden en bekenden had Vaughan Williams tijdens de oorlog verloren, onder wie zijn zwager Charles Fisher (1877-1916), die als luitenant ter zee omkwam bij de Slag bij Jutland, en zijn vriend George Butterworth (1885-1916), die sneuvelde bij de Somme. Vooral het overlijden van Butterworth trof hem zwaar: deze had hem gestimuleerd zijn eerste symfonie te schrijven, toen Vaughan Williams nog meende dat de symfonische vorm niet bij hem paste. Later zou blijken dat hij zich juist ook in dit genre zou ontplooien tot de belangrijkste componist van Engeland. Over Butterworth wordt gezegd, dat hij had kunnen uitgroeien tot een componist van hetzelfde niveau als Vaughan Williams zelf, als zijn ontwikkeling niet zo wreed was afgebroken door de dood op het slagveld. Vaughan Williams droeg de definitieve versie van zijn tweede symfonie, de London Symphony (1913; de definitieve versie dateert van 1918), op aan de nagedachtenis van Butterworth. In haar biografie van Vaughan Williams vatte zijn tweede echtgenote Ursula Vaughan Williams (1911-2007)Ga naar eindnoot8 zijn ervaringen in de Eerste Wereldoorlog als volgt samen: Ralph had de oorlog gehaat, maar hij had meegedaan aan wat hij meende dat moest worden gedaan. Hij wist dat hij in Engeland had kunnen blijven, maar hij wist ook dat hij dan niet in staat zou zijn geweest om te componeren: hij zou gebukt zijn gegaan onder het gevoel dat hij zijn verantwoordelijkheid als man had ontweken, zijn plicht als burger.Ga naar eindnoot9 | ||||||||||
Oorlogservaringen verklanktIn later jaren praatte Vaughan Williams, zoals zoveel veteranen, nooit over zijn ervaringen tijdens de oorlog. Mede hierdoor is het niet eenvoudig vast te stellen wat de invloed ervan op zijn werk was. Toch zijn deze ervaringen onmiskenbaar van betekenis geweest. Toen critici na de première van zijn derde symfonie, de Pastoral Symphony, op 26 januari 1922, opmerkten dat deze zou zijn geïnspireerd door Engelse landschappen met door elkaar dartelende schaapjes en door Engelse volksmuziek, reageerde Vaughan Williams niet publiekelijk, maar in een brief schreef hij later: In werkelijkheid is het muziek uit de oorlogstijd - een belangrijk deel ervan ontstond toen ik avond na avond met de ambulance in Ecoivres een steile helling beklom, en dan lag er in de ondergaande zon een prachtig Corot-achtig landschap.Ga naar eindnoot10 Tijdens deze tochten hoorde hij vaak in de verte een bugelspeler oefenen, en dat geluid inspireerde hem tot de lange cadens voor trompet in | ||||||||||
[pagina 816]
| ||||||||||
het tweede deel van de symfonie: het geluid van de bugel was voor hem deel gaan uitmaken van het landschap. Het vierde deel ervan, waarin een sopraan zingt zonder tekst, is niet minder dan een soms zeer emotionele treurzang voor de vele vrienden die hij in de oorlog had verloren, eerst en vooral George Butterworth. Niet toevallig bevat dit vierde deel een muzikale toespeling op diens A Shropshire Lad (1912). Zo is deze Pastoral Symphony het ‘War Requiem’ van Vaughan Williams: een tekening van een prachtig, maar door oorlogshandelingen verwond landschap, afgesloten met een elegie voor gesneuvelde vrienden. Deze symfonie kenmerkt zich door een grote rust: zij bestaat overwegend uit melodieuze, maar verstilde, meditatieve muziek. Zij getuigt van een opmerkelijke oorspronkelijkheid - onder meer omdat zij, afwijkend van wat gebruikelijk is, bestaat uit vier langzame delen. Het werk wordt met recht gezien als een van de hoogtepunten in het oeuvre van deze componist, en als een van de meest belangrijke composities in de klassieke muziek van de twintigste eeuw. Niet alleen de Pastoral Symphony, maar alle muziek die Vaughan Williams na de Eerste Wereldoorlog schreef, moet worden begrepen in het licht van zijn ervaringen tijdens deze oorlog. De werken die hij nadien componeerde, kenmerken zich door een grotere soberheid en door meer diepgang. En dit geldt bijvoorbeeld ook voor een ogenschijnlijk lyrische natuurstudie als The Lark Ascending (1920), waaraan hij net voor het uitbreken van de oorlog was begonnen. Dit stuk is evenzeer een elegie voor de onschuld die met de Eerste Wereldoorlog voorgoed verloren ging - ‘Never such innocence again’, zoals de Engelse dichter Philip Larkin (1922-1985) schreef in zijn gedicht ‘MCMXIV’Ga naar eindnoot11. Het lijkt erop, aldus de Engelse musicoloog Michael Kennedy, dat zijn ervaringen tijdens de Eerste Wereldoorlog Vaughan Williams er niet, zoals men wellicht zou verwachten, toe aanzetten zijn ontgoocheling uit te schreeuwen over wat mensen elkaar in deze oorlog hadden aangedaan. Zij verdiepten daarentegen zijn liefde voor de traditie en de natuur, en juist daarvan getuigt de muziek die hij na 1918 schreef. Een soortgelijke ontwikkeling laat zich overigens onderkennen bij andere Engelse componisten - in tegenstelling tot Engelse dichters als bijvoorbeeld Siegfried Sassoon (1886-1967), die in hun werk juist bij uitstek uitdrukking geven aan de ontgoocheling die hun oorlogservaringen voor hen betekendenGa naar eindnoot12. | ||||||||||
De cantate Dona Nobis PacemDe componist van Dona Nobis Pacem kende de verschrikkingen van de oorlog dus maar al te goed toen hij zijn lofzang op de vrede schreef. Deze cantate is opgezet rond een aantal verschillende teksten over oorlog en vrede - een werkwijze die later bijvoorbeeld ook de Engelse com- | ||||||||||
[pagina 817]
| ||||||||||
ponist Benjamin Britten (1913-1976) zou gebruiken in zijn bekende War Requiem (1962). Dona Nobis Pacem is geschreven voor sopraan, bariton, gemengd koor en orkest; de cantate duurt ongeveer vijfendertig minuten en bestaat uit zes delen, die zonder pauze in elkaar overlopen. De tekst van het eerste deel, dat de titel ‘Agnus Dei’ draagt, is ontleend aan de Latijnse mis. Dit deel wordt gezongen door de sopraan. Haar indringende bede ‘Dona nobis pacem’ wordt door het koor herhaald en vormt bovendien een motief dat steeds terugkeert in het vervolg van de compositie, ook als verbinding tussen de verschillende delen. De tekst van het tweede deel van Dona Nobis Pacem, getiteld ‘Beat! beat! drums!’, is ontleend aan de dichtbundel Drum-taps (1865) van de Amerikaanse dichter Walt Whitman (1819-1892), zoals ook de teksten van het derde en vierde deel van de cantate. In deze bundel had Whitman veel van zijn ervaringen tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) verwerkt, waarin hij als vrijwilliger in het leger werkzaam was geweest als verpleger, en zo de wreedheden van de oorlog van nabij had leren kennen. In de eerste decennia van de twintigste eeuw bestond onder Engelse componisten een voorliefde voor het werk van Whitman. Niet alleen Vaughan Williams zette poëzie van zijn hand op muziek, maar onder anderen ook Gustav Holst, Frederick Delius (1862-1934), Charles Wood (1866-1926) en Arthur Bliss (1891-1975)Ga naar eindnoot13. Vaughan Williams zelf had eerder teksten van de Amerikaanse dichter gebruikt, bijvoorbeeld in zijn Toward the Unknown Region (1907) voor koor en orkest, en in zijn eerste symfonie, de Sea Symphony (1909) voor sopraan, bariton, gemengd koor en orkest. De muziek van het tweede deel van Dona Nobis Pacem bevat een toespeling op het Requiem (1874) van de Italiaanse componist Giuseppe Verdi (1813-1901), op het ‘Dies irae’, om precies te zijn. In zijn ‘Musical Autobiography’ schreef Vaughan Williams dat hij bij zijn eerste kennismaking geschokt was door het openlijke sentimentalisme van deze muziek van Verdi, maar al snel overtuigd raakte van diens vakmanschap. Juist ook het onmiskenbare sentimentalisme van sommige passages in dit Requiem maakt deze compositie naar zijn mening tot een overweldigend meesterwerkGa naar eindnoot14. En juist daarom maakte Vaughan Williams in Dona Nobis Pacem, waarin hij alle muzikale middelen inzette om zijn boodschap over te brengen, deze toespeling op het Requiem. Is de muziek in het tweede deel van Dona Nobis Pacem, gezongen door het koor, luid en extravert, de muziek van het derde deel, dat de titel ‘Reconciliation’ draagt en wordt gezongen door de bariton en het koor, is daarentegen sober en intiem. Zij getuigt van het grote vermogen van Vaughan Williams om de betekenis van een tekst door zijn muziek volledig tot haar recht te laten komen. | ||||||||||
[pagina 818]
| ||||||||||
Het vierde deel van Dona Nobis Pacem, getiteld ‘A Dirge for Two Veterans’, is het oudste van de cantate. Het werd als afzonderlijke compositie al in 1911 geschreven, maar toen niet gepubliceerd. Mogelijk was daarvan de achtergrond dat deze tekst van Whitman kort voordien ook door Charles Wood, een voormalige docent van Vaughan Williams aan de universiteit van Cambridge, op muziek was gezet, en dat hij niet de indruk wilde wekken te willen wedijveren met zijn vroegere leermeesterGa naar eindnoot15. Ook Gustav Holst had ‘A Dirge for Two Veterans’ op muziek gezet, en diens toonzetting uit 1914 (voor mannenkoor, koperblazers, cello, bas en percussie) werd, nadat Holst in mei 1934 onverwacht was overleden aan de gevolgen van een maagoperatie, uitgevoerd tijdens zijn uitvaartplechtigheid. Wellicht bracht dit Vaughan Williams - die toen juist was begonnen aan Dona Nobis Pacem - op de gedachte, zijn compositie uit 1911 in haar geheel op te nemen in zijn cantate. Zij vormt er het langste deel van; de muziek, gezongen door het koor, kent een afwisseling tussen verstilde, contemplatieve passages en een statige, verheven treurmars. De tekst van het vijfde deel van de cantate begint met een citaat uit een toespraak uit 1854 van John Bright (1811-1889). Bright was een Quaker die van 1843 tot 1889 lid was van het Britse Lagerhuis, en zich er een van de felste tegenstanders toonde van de Britse buitenlandse politiek. In de betreffende rede keerde hij zich tegen de Krimoorlog (1853-1856). Vaughan Williams mocht in later jaren graag opmerken dat hij ongetwijfeld de enige componist was die ooit een gedeelte van een redevoering van een parlementslid op muziek had gezet. In zijn nog altijd indrukwekkende toespraak veroordeelde Bright de oorlog, in beelden die hij ontleende aan het boek Exodus: De Engel des Doods is rondgegaan door heel het land; je kunt bijna het klapperen van zijn vleugels horen. Er is niemand, zoals in vroeger tijden, om de bovendorpel en de twee posten van onze deuren met bloed te bestrijken, opdat hij ons zal sparen en voorbij zal gaan. De eerste woorden van deze toespraak, ‘The Angel of Death’, vormen ook de titel van dit vijfde deel. Het tweede gedeelte van de tekst van dit deel is ontleend aan de Klaagliederen van Jeremia. De muziek van het eerste gedeelte van het vijfde deel is sober: de bariton declameert de teksten welhaast, ondersteund door een ingehouden begeleiding: de muziek is ondergeschikt gemaakt aan de zeggingskracht van de tekst. Dan herhalen sopraan en koor de smeekbede ‘Dona nobis pacem’, voordat het koor het tweede gedeelte van de tekst zingt. De bariton zet ook het zesde en laatste deel van de cantate in, dat de titel draagt ‘O man greatly beloved’. De tekst ervan is door Vaughan | ||||||||||
[pagina 819]
| ||||||||||
Williams samengesteld uit passages van verschillende Bijbelboeken: Daniël, Haggai, Micha, Leviticus, de Psalmen, Jesaja, en het Evangelie volgens Lucas. De leidraad van de tekst is ‘vrede zij met u’. De muziek is levendig en bezingt met aanstekelijk optimisme de hoop op een betere, vreedzame toekomst. Zij mondt uit in een indrukwekkende toonzetting van de eerste zin van het ‘Gloria’ uit de tekst van de mis: ‘Glory to God in the highest and on earth peace, good-will toward men’. Dit is het hoogtepunt van dit deel en van de cantate als geheel; koor en orkest komen tot een even krachtig als meeslepend samenspel. Op dit hoogtepunt volgt een sobere afsluiting: het koor herhaalt a capella, en steeds zachter, de smeekbede ‘Dona nobis pacem’. Het laatste woord is aan de sopraan, die pianissimo ‘pacem’ herhaalt. | ||||||||||
BesluitDona Nobis Pacem is, zoveel mag duidelijk zijn, een compositie met een uitdrukkelijke boodschap: oorlog dient te worden vermeden, en de zegeningen van de vrede moeten worden genoten. De indruk die deze cantate bij de luisteraar achterlaat, met name door de overweldigende muziek van het afsluitende deel, is, opmerkelijk genoeg, een gevoel van optimisme, van hoop op een betere - vreedzame - toekomst. Juist omdat Vaughan Williams de verschrikkingen van de oorlog zelf had ervaren, kon hij deze boodschap doorleefd en met grote oprechtheid en overtuigingskracht naar voren brengen. Maar, zoals Simon Heffer, biograaf van de componist, met recht opmerkt: Vaughan Williams was geen appeaser: hij verafschuwde wat hij zag en hoorde over wat er in Duitsland gebeurde. Dona Nobis Pacem is geen schreeuw om vrede tegen elke prijs; het is een klaagzang bij voorbaat om het feit dat er vermoedelijk weer een oorlog noodzakelijk zal zijn, en om het lijden dat zal moeten worden veroorzaakt, voordat sommige elementen bij zinnen komen.Ga naar eindnoot16 Dona Nobis Pacem kreeg al bij de première veel waardering, en in de jaren tot aan de Tweede Wereldoorlog vond de cantate veel weerklank bij het Engelse publiek. Zij werd veelvuldig uitgevoerd, niet zelden gedirigeerd door de componist zelf. Dat zij tijdens de oorlog weinig werd gespeeld, zal vanzelf spreken. Maar ook in de jaren na de Tweede Wereldoorlog stond deze compositie zelden op het programma - wellicht paste haar geest van optimisme en hoop op een betere toekomst minder in de tijd van de Koude Oorlog. Juist de laatste vijftien, twintig jaar wordt Dona Nobis Pacem echter weer vaker uitgevoerd, niet | ||||||||||
[pagina 820]
| ||||||||||
alleen in Engeland, maar bijvoorbeeld ook in de Verenigde Staten, en zijn nieuwe opnames van het werk op cd uitgebracht. Dit nodigt uit tot de conclusie dat Dona Nobis Pacem oorspronkelijk weliswaar uitdrukkelijk een boodschap was voor de eigen tijd, maar dat deze cantate ook hedendaagse luisteraars nog veel te zeggen heeft: Vaughan Williams heeft zijn boodschap zo weten te verwoorden, dat zij de onmiddellijke actualiteit ontstijgt die aanleiding gaf haar te componeren. Juist de indringende, vaak prachtige muziek tilt Dona Nobis Pacem ver uit boven het niveau van een gelegenheidswerk. Maar niet alleen de muziek maakt Dona Nobis Pacem tot een compositie voor alle tijden: de boodschap dat de zegeningen van de vrede verre de voorkeur verdienen boven de verschrikkingen van de oorlog is, helaas, ook in de internationale politiek van vandaag onverminderd actueel. | ||||||||||
Literatuur
|
|