Streven. Jaargang 78
(2011)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 616]
| |
Guido Vanheeswijck
| |
Geen cultuurpessimismeOp het eerste gezicht schaart Baricco zich in de rij van de cultuurpessimisten. In zijn ogen bevinden we ons immers op een kantelpunt, waar de cultuur van de diepte geleidelijk wordt vervangen door een cultuur van de oppervlakte, waar de cultuur van de verticaliteit plaats begint te maken voor die van het horizontale. De eerste staat voor ‘beschaving’, de tweede voor ‘barbarij’: Het idee dat ‘begrijpen’ en ‘weten’ betekenen dat je diep in moet gaan op dat wat we bestuderen, tot we de essentie ervan bereiken, is een mooi | |
[pagina 617]
| |
idee dat aan het uitsterven is; daarvoor in de plaats komt de instinctieve overtuiging dat het wezen van de dingen niet een punt is maar een baan, dat het niet in de diepte verborgen zit maar over de oppervlakte verspreid ligt, dat het niet binnen in de dingen schuilt, maar zich vertakt aan de buitenkant ervan, waar ze daadwerkelijk beginnen, dat wil zeggen overal, (blz. 106) Het lijkt wel het gemopper van een oude zeur (Baricco is inmiddels de vijftig gepasseerd), en alleen al de titel De barbaren moet die indruk versterken. Maar reeds op de eerste bladzijden ondermijnt Baricco deze indruk. De titel is er gekomen onder al dan niet zachte druk van de uitgever. Oorspronkelijk wilde Baricco als titel van zijn boek De mutatie. Die vlag dekte nagenoeg volledig de lading, omdat zijn bijdragen voor de krant niet zozeer de huidige cultuuromslag wilden beoordelen en evalueren dan wel haar gewoon in kaart wilden brengen om ze te begrijpen. Maar omwille van de uitgeversvrees dat niemand De mutatie een mooie en aansprekende titel zou vinden werd het dus De barbaren. De barbaren mag dan wel over de geleidelijke teloorgang van onze beschaving gaan, die ‘degeneratie’ wordt getoonzet in een zwierige stijl via een breed publiek aansprekende (‘sexy’) onderwerpen als de tanende interesse voor de wijncultuur of de groeiende commercialisering van het voetbal. Deze onderhoudende schetsen van de transformatie in populaire domeinen van onze cultuur dienen als opstap voor bespiegelingen over ‘diepzinnigere’ onderwerpen, te beginnen met de veranderingen in het boekenbedrijf om via een analyse van de werking van zoekmachines zoals Google uit te komen bij het filosofische probleem dat hij omschrijft als ‘het verlies van de ziel’. Dit beeld ontleent hij aan een fragment uit No Country for Old Men, een roman van Cormac McCarthy (die vooral beroemd is geworden via de recente verfilming door de gebroeders Coen). Het fragment is een van de vier motto's die Baricco aan zijn boek laat voorafgaan: Het viel best mee om met hem te praten. Sprak me aan met sheriff. Maar ik wist niet wat ik tegen hem moest zeggen. Wat zeg je tegen iemand die van zichzelf zegt dat hij geen ziel heeft? Waarom zou je trouwens iets zeggen? Praten zonder te weten wat je moet zeggen. Is dat wat er gebeurt, wanneer verlies van de ziel optreedt? Maar zelfs al moet Baricco zich richten tot een toehoorder en een lezer zonder ziel, hij blijft vertellen in een - ik moet het herhalen - aanstekelijk ‘parlando’. Hij geniet er duidelijk van om de geleidelijke omschakeling van wereldbeeld vanuit diverse invalshoeken te belichten. Ongetwijfeld is ook voor Baricco onze westerse | |
[pagina 618]
| |
wereld de laatste decennia een andere plek geworden: ‘In tegenstelling tot anderen vind ik het een prachtige plek’ (blz. 200). | |
MutatieMomenteel bevinden wij ons dus in het stadium van de mutatie. Baricco analyseert haarfijn het mechanisme, met het scalpel. Eerst de dieptelaag, daarna de hogerliggende contreien: Wat betreft het doorgronden van waaruit die mutatie precies bestaat, kan ik alleen zeggen dat die volgens mij op twee belangrijke pijlers steunt: een ander idee van wat ervaring is, en een andere opstelling van betekenis in het weefsel van het bestaan. Dat is de kern van de zaak; de rest is enkel een verzameling gevolgen: het oppervlak in plaats van de diepgang, snelheid in plaats van reflectie, sequenties in plaats van analyse, surfen in plaats van verdieping, communicatie in plaats van uiting, multitasking in plaats van specialisatie, plezier in plaats van inspanning. Een systematische ontmanteling van het hele mentale arsenaal dat ons is nagelaten door de negentiende-eeuwse romantische burgercultuur. Tot aan het meest schandalige punt: de bruuske secularisatie van elke willekeurige handeling, de frontale aanval op de heiligheid van de geest, wat dat ook moge beduiden, (blz. 198-199) Die mutatie houdt ongetwijfeld een grondige wijziging in qua levensvisie en concreet gedrag. Maar dat betekent niet dat ze kan worden herleid tot een simplistische tegenstelling tussen ‘beschaving’ en ‘barbarij’. Het is zeker niet zo dat jongeren niet langer naar betekenis zoeken of ervaringen willen opdoen, zoals doemdenkers wel eens beweren. Waar het om gaat - tenminste als je de huidige mutatie wil begrijpen en niet bij voorbaat veroordelen - is dat ervaring en betekenis niet verdwijnen maar een andere invulling krijgen. Blijkbaar verstaan velen vandaag onder ervaring ‘zoveel mogelijk zones tegelijk bewonen met tamelijk weinig aandacht’ (blz. 113). Betekenis is niet langer het eindpunt van een reis in de diepte, veeleer is zij het product van een vluchtig bezoek aan plekken die als ‘doorgeefsystemen’ fungeren, als ‘links’ naar andere plekken die op hun beurt doorverwijzen naar weer andere plekken. En die mutatie van betekenis en ervaring leidt als vanzelf tot mutatie van kwaliteit. Kwaliteit wordt door de ‘mutanten’ bij voorkeur uitgedrukt in kwantiteit. Zo is de eerste site die je bezoekt na op Google een zoekwoord te hebben ingetikt, niet automatisch de belangrijkste of de meest informatieve site, wel de site die het vaakst is aangeklikt of de hoogste reclamegelden genereert. Ongeveer zoals het wetenschappelijk | |
[pagina 619]
| |
artikel met de grootste impactfactor het meest geciteerde artikel, maar daarom niet noodzakelijk het beste artikel is. Op die manier wordt kwalitatieve kennis dus beoordeeld aan de hand van kwantiteit, gemeten in termen van hoeveelheid of van snelheid. En de zoektocht naar kennis krijgt niet alleen een andere inhoud maar ook een andere benaming: ze heet voortaan surfen. Ogenschijnlijk is dit slechts een onschuldige terminologische verschuiving in de beschrijving van de methode waarmee we kennis verwerven. Maar ook Baricco is gevoelig voor de wereld van verschil die achter deze terminologische verandering schuilgaat, voor de ingrijpende mutatie die zich aan het voltrekken is of zich reeds voltrokken heeft: In de wereld van internet hebben ze die handeling een exacte naam gegeven: surfen (bedacht in 1993, niet eerder, geleend van die types die op een plank de golven bedwingen). Zie je de lichtheid van het brein dat op de schuimende golven balanceert? Over het net ‘navigeren’, zeggen we. Toepasselijkere namen hadden ze niet kunnen verzinnen. Oppervlakken in plaats van dieptes, reizen in plaats van omlaag duiken, spelen in plaats van lijden. Weet je waar die goeie ouwe Italiaanse term voor ‘zoeken’, cercare, vandaan komt, Die is afgeleid van de Griekse term kirkos, cirkel: daarbij dachten wij aan iemand die voortdurend in kringetjes loopt omdat hij iets kwijt is dat hij wil vinden. Hoofd gebogen, blik op een klein stukje grond gericht, heel veel geduld en een cirkel onder je voeten die langzaam maar zeker dieper wordt. Wat een mutatie, jongens, (blz. 107) | |
ReflectieDeze mutatie in het proces van kennisverwerving is verweven met - in het jargon van de barbaar: gelinkt aan - mutaties op andere terreinen. Baricco portretteert in de volgende afleveringen attitudes van de ‘mutant’ die gaandeweg de oude wereld van de ‘beschaving’ dreigen te overspoelen en die vooral hoogst herkenbaar zijn. Overal ontmoet je mutanten, ongemerkt ben je er zelf een geworden. Zo begint de mutant bijvoorbeeld een andere kijk te ontwikkelen op het fenomeen tijd. Hij is niet langer gericht op het verleden, zoals de bewoner van de vroegere beschaving. ‘Het verleden is, zoals het woord zelf aangeeft, verleden tijd. Einde discussie’; het is als ‘drijvende doodskisten, meegevoerd door de stroming’ (blz. 160-161). De mutant ziet alles in het perspectief van een toekomst, ook al beseft hij - al dan niet bewust - dat die toekomst zo goed als onvoorspelbaar is. De mutant bevindt zich tussen wal en schip. Hij is geprangd tussen het ‘beschaafde’ model van het onderwijs en de ‘barbarij’ van de media. | |
[pagina 620]
| |
's Morgens bestudeert hij het humanistische gedachtegoed van Lorenzo Valla, 's middags ‘ademt hij met de kieuwen van Google’. Behoort hij tot een bijzondere soort mentale amfibieënGa naar eindnoot2, of beleeft hij wat hij 's ochtends meemaakt met ingehouden adem, in een soort meegaande hypnose? Of andersom: leeft hij alleen 's ochtends, terwijl hij zich 's middags door elkaar laat klutsen in een glimmend apparaat waarvan hij eerder slachtoffer dan hoofdpersoon is? (blz. 178) Eigenlijk gelooft de mutant ook niet meer in de cultus van de vooruitgang, hij heeft een ander idee over de richting waarin we ons voortbewegen. We bewegen niet meer voorwaarts, maar zijwaarts; we zetten geen stap voorwaarts, maar zoeken alleen nog het ‘verschil’ (blz. 174-175). Commerciële televisiezenders zetten daarbij de toon. Zelfs hun journaals vertellen niet meer over de werkelijke wereld noch proberen zij de voortgang van de feiten als vooruitgang of desgevallend achteruitgang te interpreteren. Ze ‘produceren’ daarentegen als nieuws datgene wat zich als verschillend voordoet ten opzichte van de vorige dag, gewoon omdat het verschillend is. ‘Op het eerste oog een ramp, maar hoe komt het dan dat we dit toch elke ochtend weer opzoeken?’ (blz. 176). In dit perspectief verplaatst het zwaartepunt van gebeurtenissen zich van hun oorsprong naar hun gevolgen. Als er één notie door de mutant wordt verpulverd, dan is het wel de notie van authenticiteit, die hij wegwuift als een restant van een gedateerde romantische burgercultuur. Enerzijds blijft hij hunkeren naar een tijd toen handelingen en mensen nog authentiek waren, anderzijds handelt hij volgens de opvatting dat de betekenis van gebeurtenissen en de betekenis van mensen niet schuilt in hun authenticiteit en oorspronkelijkheid maar wel in het verband dat zij leggen met andere gebeurtenissen en andere mensen. Hun betekenis ligt niet in hun echtheid maar in hun vermogen tot networking. En ‘dat is nou niet bepaald een gemakkelijke positie’ (blz. 173). Eigenlijk werd de mutant reeds aangekondigd met de doorbraak van de democratie, voor Baricco niet alleen een van de eerste signalen maar wellicht ook het sterkste signaal van de afbraak van de oude beschaving. Democratie deelt met de ‘barbarij’ van de mutant de kenmerken dat macht en aanzien niet meer worden toegekend aan de beste, de sterkste of de meest rechtvaardige, maar aan degene die de meeste links (de meeste stemmen) heeft en dat de beslissingsmacht niet langer verankerd is in één punt, maar zich verspreidt over een veelheid van talloze punten (de stemgerechtigde burgers). Op die manier lijdt de democratie aan voortschrijdend betekenisverlies en worden burgers overvallen door het akelige gevoel rond te dwalen in een betekenisvacuüm: | |
[pagina 621]
| |
Dat gevoel dat de democratie intussen alleen nog maar een techniek is die loze rondjes draait, en slechts één werkelijk herkenbare waarde prijst, dat wil zeggen: zichzelf. Ik weet niet of dat mijn perverse manier van denken is, of een gevoel dat door veel mensen wordt gedeeld. Maar je wordt tegenwoordig wel heel vaak bevangen door de twijfel dat zelfs de principes van vrijheid, gelijkheid en solidariteit die de basis vormden voor het idee van democratie bij wijze van spreken naar de achtergrond zijn gegleden, en dat de enige daadwerkelijke waarde van de democratie de democratie zelf is. Wanneer individuele vrijheden worden beperkt in naam van de veiligheid. Wanneer morele principes worden afgezwakt om, met de oorlog, de democratie te exporteren. Wanneer de complexiteit van de politieke overtuiging wordt gecentraliseerd in de tegenstelling tussen twee polen die in feite vechten om een handvol weifelaars in het midden. Is dat niet een triomf van de techniek boven de principes? En lijkt dat niet verbluffend veel op diezelfde mogelijke barbaarse vervoering die dreigt een eenvoudige techniek heilig te verklaren en te verheffen tot een godheid die leunt op een inhoudelijke leegte? Kijk de democratie en de barbaarsheid eens recht in de ogen: je zult er dezelfde neiging in aantreffen om volmaakte mechanismen te worden die herhaaldelijk in werking treden zonder iets anders dan zichzelf te produceren. Klokken die perfect werken, maar die geen enkele wijzer verplaatsen. (blz. 168-169) Nu de Arabische wereld in Noord-Afrika en het Midden-Oosten aan de deur van de democratie klopt, zoekt de Europese democratie vruchteloos naar een inhoud die haar kan inspireren. | |
Geen Chinese MuurEn toch blijft Baricco herhalen dat de culturele veranderingen die vandaag op til zijn niet inpasbaar zijn in het sjabloon van ‘beschaving versus barbarij’. In de epiloog van zijn boek wandelt hij op de Chinese Muur, oorspronkelijk gebouwd met het oog op het buiten houden van de barbaren. Het was een project dat onvermijdelijk tot mislukken was gedoemd. In feite, zo meent Baricco, was de muur veeleer een filosofisch dan een militair concept, een ‘idee geschreven met steen’ (blz. 196), gebouwd op drijfzand. Je kan de mutatie immers geen halt toeroepen door ze als barbarij buiten te sluiten. Je kan niet oproeien tegen de stroom van de mutatie, je kan slechts datgene wat je dierbaar is in veiligheid brengen ‘in de mutatie’ (blz. 201). Het is in deze en gelijkaardige passages dat de ambiguïteit in de aanpak van Baricco zichtbaar wordt. Enerzijds wenst hij zich uitdrukkelijk te beperken tot een beschrijving van de hedendaagse culturele | |
[pagina 622]
| |
mutatie. Anderzijds wil hij te midden van een alomtegenwoordige mutatie datgene wat hem dierbaar is in veiligheid brengen: ‘De banden die we niet willen verbreken, de wortels die we niet willen kwijtraken, de woorden die we nog altijd willen uitspreken, en de ideeën die we willen blijven denken. Het is een verfijnd werkje, een zorg: in die grote stroom in veiligheid brengen wat ons dierbaar is’ (blz. 201). Maar welk criterium hanteert hij ter onderscheiding van wat al dan niet waardevol is, van wat al dan niet moet worden bewaard? Daarover heeft hij - als mutant - natuurlijk geen duidelijke ideeën (blz. 201). Duidelijke ideeën, heldere standpunten, grote verhalen behoren tot de beschaving waarvan de mutant afstand neemt. En toch heeft Baricco een verklaring voor de aversie van de mutant voor grote woorden en diepe gedachten. De huidige mutatie zou in zijn ogen te maken hebben met de verre herinnering aan wat er vorige eeuw in Europa is gebeurd, aan de verschrikkingen van twee wereldoorlogen en de Holocaust en aan de waanzin van de Koude Oorlog, ‘balancerend op de rand van een nucleaire holocaust’. Dat alles is immers gebeurd in naam van de beschaving en de verering van diepgang, zich koesterend in grote verhalen over de verheven idee van een natie of van een of ander ras. Baricco ontwaart bij de muterende jongeren een instinctieve reactie - zoiets als een ‘reflex, iets dierlijks’ (blz. 142) - tegen ideeën en ideologieën die tot verafgoding kunnen leiden. Hoe dan ook: ze zijn bang om serieus te denken, om diepzinnig te denken, om het heilige te denken. De analfabete herinnering aan het doorstane leed zonder heldendom moet ergens in hen nog nasudderen. Is dat niet een herinnering om te respecteren? Of in elk geval: om te begrijpen? (blz. 143)Ga naar eindnoot3 | |
ParadoxAlessandro Baricco heeft filosofie gestudeerd aan de universiteit van Turijn, waar hij promoveerde onder leiding van de bekende filosoofpoliticus Gianni Vattimo. De invloed van Vattimo is - zij het op de achtergrond en nooit expliciet - toch duidelijk voelbaar. Zoals zijn leermeester, blijft ook Baricco vooral beschrijvend en badinerend in zijn analyse van de hedendaagse westerse cultuur en wenst hij elk oordeel op te schorten. Te hooi en te gras laat hij optekenen dat hij slechts registreert wat hij ziet en dat hij dit doet om de huidige mutaties te begrijpen, niet om ze te beoordelen. Of die evolutie goed of slecht is, laat hij - naar eigen herhaaldelijk zeggen in nagenoeg elke aflevering - in het midden. Maar kun je die onthechte houding volhouden? Kun je je beperken tot een speelse en badinerende beschrijving en daarbij je oordeel op- | |
[pagina 623]
| |
schorten? Baricco doet zijn best, maar slaagt daar niet in. Zijn oordeel sluipt regelmatig binnen, zijn visie schemert onderhuids door, zijn keuze is selectief. Hij is boeiend, alert, spits en vooral vlot - als een echte mutant - maar soms gaat hij té vlug, is hij té oppervlakkig, surft hij té lichtvoetig (in de ogen van de gemuteerde is die ‘té’ wellicht een gedateerde ‘beschaafde’ oprisping). Als hij het bijvoorbeeld over het verlies van authenticiteit en van de ziel heeft, is zijn historische terugblik wel heel beperkt. Zo dateert hij de uitvinding van de ziel in de Romantiek, ergens rond de periode dat Beethoven zijn Negende Symfonie schrijft. Daarvóór, zo stipt hij aan, was er geen sprake van ziel: je vindt ze niet bij Homeros en ook niet bij Dante. Ze is een functionele uitvinding van de negentiende-eeuwse burgerij, die na de dood van God een vrijplaats moest creëren voor haar hang naar spiritualiteit: De Negende Symfonie was geen romantische muziek, maar zij definieerde wel het speelveld van de romantische muziek. Ze bedacht en bekrachtigde voor altijd het bestaan van een tussenruimte tussen het dier dat de mens is, en de godheid, tussen de tastbare elegantie van de mens, en de transcendente oneindigheid van het religieuze gevoel. Daar, precies dààr, zou de mens van de gegoede burgerij zichzelf geplaatst hebben. Wanneer wij, erfgenamen van de Romantiek algemene termen als ziel of spiritualiteit gebruiken, doelen we op die ruimte. Dat tussengebied, (blz. 126) Ik leg dit uiterst beknopte genealogisch portret van de geboorte van de ziel langs een werk van de Canadese filosoof Charles Taylor, die in dit tijdschrift geregeld ter sprake is gekomen. In zijn boek Sources of the SelfGa naar eindnoot4 beschrijft Taylor de geleidelijke evolutie van het mensbeeld in de westerse cultuur, waarbij hij uitvoerig en gedetailleerd de rol schetst van de ziel doorheen de diverse stadia - vanaf de Grieken tot vandaag. Natuurlijk speelt ook bij Taylor de romantiek een centrale rol, wanneer hij de betekenis tracht te peilen van noties als innerlijkheid en (be)ziel(ing). Door het romantische beeld van de ziel te plaatsen in de brede context van een beschavingsproces, ontstaat echter een veel genuanceerder beeld van het ontstaan en de betekenis van de ziel dan dit bij Baricco het geval is. Maar Taylor schrijft dan ook een kanjer van meer dan 500 bladzijden, een boek dat dateert uit de oude beschaving, vooraleer de plunderingen van de mutanten een aanvang namen en de barbarij lichtvoetig de ziel liet verdwijnen. En eigenlijk weet Baricco dat ook. Als een echte mutant erkent hij - in één beweging - ruiterlijk zijn eigen ongenuanceerdheid om ze vervolgens speels ironisch te relativeren: | |
[pagina 624]
| |
Ik vind het eigenlijk wel ver gaan, dat ik in een paar regeltjes een geschiedenis van eeuwen reconstrueer, maar dat zal wel komen door een barbaars kenmerk waardoor ik al ben aangetast: surfen. Het komt allemaal door die kieuwen die ik ineens heb gekregen. Maar goed, de bedoeling van de hele operatie was je van dichtbij te laten zien wat we bedoelen met termen als ‘ziel’ of ‘spiritualiteit.’ (blz. 127) Zijn zelfironie oogt sympathiek, zijn zelfrelativering is aantrekkelijk. Maar ze zijn ook bedrieglijk. Via zijn ‘barbaarse reconstructie van de geschiedenis’ zien we de hele evolutie van ziel en spiritualiteit van té dichtbij. Bijziendheid vertekent en, indien niet bijgestuurd, vervalst de getoonde werkelijkheid. Ook Taylor wijst op het grote gevaar inherent aan de grote verhalen, in naam waarvan oorlogen zijn uitgevochten en misdaden werden gelegitimeerd. Ook Taylor stelt de vraag of het niet meer is aangewezen - het is in elk geval veiliger - veeleer kleinschalige doeleinden dan grote verwachtingen te koesteren en van meet af aan liever wat cynisch te zijn over de menselijke mogelijkheden. Wellicht is daarom een ‘voorzichtige strategie’ gepaster: de eindigheid onder ogen zien en elke hogere, potentieel zo gevaarlijke aspiratie maar laten vallen. Het is de strategie van de mutant en als we Baricco mogen geloven is het zelfs het credo van de ‘barbaar’. Maar is daarmee het laatste woord gezegd, zo vraagt Taylor zich af? Zelfs al is de voorzichtige strategie een begrijpelijke reactie op de kwalijke gevolgen van hooggestemde verhalen en idealen, dan nog mag je de vraag blijven stellen of een houding van badinerende ironie geen uitdrukking is van geestelijke capitulatie: De voorzichtige strategie heeft maar zin vanuit de aanname dat het dilemma onvermijdelijk is, dat de hoogste spirituele aspiraties moeten leiden tot verminking of destructie. Maar ik aanvaard dit dilemma niet voetstoots als ons onvermijdelijk lot. Dit dilemma is geen ijzeren noodzaak, maar in zekere zin onze grootste spirituele uitdaging.Ga naar eindnoot5 Er zit iets paradoxaals in de onderneming van Baricco. Hij wil de oprukkende ‘barbarij’ van de mutant op een ‘beschaafde’ manier begrijpen. Om dat te doen, heeft hij niet alleen meer dan 200 bladzijden nodig, maar moet hij ook noodgedwongen blijven stilstaan te midden van een voortdurende ‘Mobilmachung’ (de term is van Sloterdijk). Kortom, hij moet met de middelen van de oude beschaving de hedendaagse mutatie te lijf gaan. Tegen die achtergrond is het niet voldoende om een knappe weergave te schetsen van de op handen zijnde overgang. De vraag wat in de mutatie kan en mag blijven en wat kan en mag teloorgaan, blijft ons toch bestoken. En deze vraag is op haar beurt verbonden | |
[pagina 625]
| |
met die andere vraag of en in hoeverre wij als individuen in staat zijn om in de loop van de geschiedenis in te grijpen, om ‘in de stroom een steen te verleggen’. Ontegensprekelijk worstelt ook Baricco met deze vragen. Wanneer hij voorstellen lanceert voor een toekomstig cultuurbeleid, wijst hij er met nadruk op dat beleidsmakers de taak hebben het waardevolle van de traditie te beschermen tegen ‘het gevaar van de pure, gemakkelijke commercie’ (blz. 181). Dàt iets zal overeind blijven, daarvan is hij overtuigd. Maar wàt zal overblijven, kan niemand bij voorbaat zeggen: De aarde zal beven, en pas daarna, als alles weer stilstaat in de prachtige permanente staat van een nieuwe beschaving, zullen we om ons heen kijken. En dan zal het verrassend zijn om te zien wat er nog over is van de landschappen uit onze herinnering, (blz. 187) Blijkbaar kunnen we ons niet verzetten tegen de loop van de geschiedenis. En toch moeten we dat. Die paradox tekent dit boek van de ‘denkende surfer’ Alessandro Baricco. Op de allerlaatste bladzijde balt hij ze samen in een bijna wanhopige vraag: ‘Waar geloven wij in, dat we nog steeds dat blinde instinct hebben om iets in veiligheid te brengen?’ Zijn antwoord is geen antwoord; er is slechts een verwijzing naar - opnieuw - een fragment uit No Country for Old Men, waarin McCarthy zijn hoofdpersonage laat dromen van een ‘verre belofte’. Maar wat die belofte inhoudt, aan wie hij ze doet, daarover vernemen we verder niets. Is het een verre belofte van blijvende betekenis, een hoop op beklijvende zin? De paradox lijkt onontkoombaar. We zijn onherroepelijk mutanten, meegezogen door de stroom van verandering. En toch moeten we ‘het weerloze dat van waarde is’ in veiligheid brengen en positie kiezen, tegen de stroom, tegen beter weten en vaak tegen sluipend defaitisme in: Het is een zinnig gevecht, daar ben ik me van bewust. Maar zodra je je realiseert dat je het gevecht hebt verloren, blijft het dan zinnig om gewoon door te strijden? (blz. 164) |
|