Streven. Jaargang 78
(2011)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 603]
| ||||||||||||
Herman Simissen
| ||||||||||||
[pagina 604]
| ||||||||||||
Dit proces, doorgaans aangeduid als Gleichschaltung, deed zich niet alleen voor ten aanzien van landelijke, maar ook van plaatselijke (afdelingen van) organisaties - zo ook in Hannover, de hoofdstad van Nedersaksen. In deze stad kenmerkten de weken voor de verkiezingen op 5 maart zich door veel geweld en bloedvergieten. Zo werden verschillende verkiezingsbijeenkomsten van de sociaaldemocratische partij, de SPD, en van de communistische partij, de KPD, verstoord door knokploegen van de Sturmabteilung (SA), de paramilitaire vleugel van de NSDAP. Bij deze gewelddadigheden vielen tal van gewonden. Op 21 februari werd het gebouw waarin het plaatselijke hoofdkwartier van Reichsbanner was gevestigd, overvallen door de SA - Reichsbanner was een samenwerkingsverband van verschillende organisaties, dat zich ten doel stelde de grondwet van de Republiek van Weimar te handhaven en te beschermen. De organisatie, opgericht op 22 februari 1924, werd gedomineerd door de SPD. Bij deze overval vielen twee doden, zeven zwaargewonden en rond de twintig lichtgewonden. De begrafenis van de beide slachtoffers werd massaal bezocht. De plaatselijke autoriteiten probeerden te voorkomen, dat de uitvaart zou uitlopen op een protest-manifestatie tegen de nieuwe regering. Daarom werd onder meer het meevoeren van vaandels in de rouwstoet verboden, evenals het spelen van treurmuziek. Wrang maar veelzeggend detail is dat Victor Lutze (1890-1943), leider van de plaatselijke afdeling van de SA, nog geen week eerder, op 15 februari 1933, was benoemd tot hoofdcommissaris van de politie van Hannover. Met andere woorden: degene die opdracht had gegeven tot de overval op het gebouw van Reichsbanner was ook degene die de genoemde verboden uitvaardigde. Op gezag van Lutze hadden de te hulp geroepen politieagenten overigens na de aanval de leden van de SA onmiddellijk laten gaan, terwijl alle andere aanwezigen - de slachtoffers! - werden vastgehouden en gefouilleerd op het bezit van wapens. Lutze zou in 1934 worden benoemd tot Stabschef ofwel commandant van de SA, als opvolger van de tijdens de Nacht van de Lange Messen - een interne afrekening binnen het Duitse nationaalsocialisme - vermoorde Ernst Röhm (1887-1934); hij bleef deze functie bekleden tot hij in mei 1943 bij een auto-ongeluk om het leven kwam. Na de brand in de Rijksdag in Berlijn, op 27 februari 1933, nam in heel Duitsland de repressie verder toe. De volgende ochtend werden in alle vroegte ongeveer tienduizend tegenstanders van het nieuwe bewind - voornamelijk communisten en sociaaldemocraten, maar ook liberalen en christendemocraten - opgepakt, mishandeld en opgesloten in gevangenissen of kampen. Onder hen waren leden van de Rijksdag: de parlementaire onschendbaarheid werd genegeerd. In Hannover werden meer dan honderd vijftig mensen gearresteerd, voornamelijk communisten en sociaaldemocraten, maar ook vakbondsleiders en journa- | ||||||||||||
[pagina 605]
| ||||||||||||
listen. In de volgende weken werden vakbonden en linkse persorganen, zoals de plaatselijke sociaaldemocratische krant Volkswille, verboden en werden sociaaldemocraten die leidende functies bekleedden in uiteenlopende maatschappelijke organisaties uit hun ambt ontslagen. | ||||||||||||
Ontslag en vluchtEen van degenen die door dit proces van Gleichschaltung hun baan verloren was Ada Lessing-Abbenthern, die sinds 1919 de leiding had over de Volkshogeschool Hannover, die zij samen met onder anderen haar man, de filosoof Theodor Lessing (1872-1933), had opgericht. Op 24 maart 1933 werd haar met onmiddellijke ingang ontslag aangezegd. Theodor Lessing was eerder al, op 1 maart 1933, gevlucht uit Duitsland, en had zich gevestigd in Marienbad in het toenmalige Tsjecho-Slowakije. Hij besefte terdege dat hij, als Jood, socialist en strijdbaar publicist, door zijn talrijke kritische artikelen de haat van de nationaalsocialisten over zich had afgeroepen, en dat zijn leven bij een langer verblijf in Duitsland onmiddellijk in gevaar zou zijn. Nadat zij was ontslagen, stuurde Ada Lessing een bericht aan haar studenten en medewerkers: Geliefde cursisten en geachte medewerkers van de Volkshogeschool, Ada Lessing bleef strijdbaar. In een brief aan haar man schreef zij, op 24 april 1933: Allebei waren wij onze vaderstad meer trouw dan wie ook van diegenen, die met alle winden meewaaiend van woonplaats veranderen. Dat zal steeds en steeds weer worden gezegd, dat spijker ik vast. Veertien jaar werk aan de Volkshogeschool, vijfentwintig jaar werk van jou, dat laat ik niet uit de geschiedenis van de stad Hannover wegpoetsen, dat wordt ingeschreven met onuitwisbare kleureninkt.Ga naar eindnoot2 | ||||||||||||
[pagina 606]
| ||||||||||||
De volgende weken richtte Ada Lessing, daarbij geholpen door hun dochter Ruth, haar aandacht op praktische zaken, zoals het in veiligheid brengen van persoonlijke bezittingen, waaronder manuscripten van haar man die nog in hun huis in Hannover lagen. Daarna voegde zij zich, in juli, bij hem, in Exil in Marienbad. Theodor Lessing bleek ook daar niet veilig: in de nacht van 30 op 31 augustus 1933 overleed hij aan de gevolgen van een aanslag die enkele uren eerder op hem was gepleegd door twee huurmoordenaars, op last van de SA. Hij was zo het eerste slachtoffer dat het Duitse nationaalsocialisme buiten de Duitse landsgrenzen maakte. Ada Lessing bleef na de moord op haar man in Tsjecho-Slowakije. Zij verhuisde naar Praag, waar zij zich onder meer inzette voor een uitgave van zijn verzamelde werken. Zij nam het initiatief tot de oprichting van een Theodor Lessing Fonds; in het comité van aanbeveling hadden onder meer Albert Einstein, Max Brod, Romain Rolland en Bertrand Russell zitting. Het fonds moest niet alleen de uitgave van de verzamelde werken van Lessing mogelijk maken, maar ook de vertaling in het Engels en Frans van zijn belangrijkste boeken. Daarnaast had Ada Lessing het idee, een Theodor Lessing Huis te stichten, waar geleerden uit verschillende landen zich konden terugtrekken om die filosofische onderwerpen te bestuderen die Lessing dierbaar waren geweest. Veel kwam er, als gevolg van de internationale politieke ontwikkelingen, van deze plannen niet terecht. Van de beoogde hen delen van de verzamelde werken verscheen er slechts één: de postuum gepubliceerde autobiografie Einmal und nie wieder (1935). In 1937 verkreeg Ada Lessing de Tsjecho-Slowaakse nationaliteit. Desondanks wist zij zich in haar nieuwe vaderland niet veilig: zij maakte plannen om naar de Verenigde Staten te emigreren. Zij vroeg daarbij de hulp van Albert Einstein, die - op diens verzoek om hulp - in 1933 al enkele vergeefse pogingen had gedaan om Theodor Lessing aan een baan als hoogleraar filosofie in Spanje of de Verenigde Staten te helpen. Door toedoen van Einstein kreeg Ada Lessing inderdaad toestemming om naar de Verenigde Staten te reizen, maar deze heeft haar nooit bereikt: het reisvisum lag in de Amerikaanse ambassade in Praag klaar, toen zij Tsjecho-Slowakije ontvluchtte. Nog voor de intocht van Duitse troepen in Sudetenland, op 10 oktober 1938, reisde zij naar Groot-Brittannië, waar zij ook de oorlogsjaren doorbracht, aanvankelijk als medewerkster van een tehuis voor kinderen van buitenlandse vluchtelingen - dat echter vanwege financiële problemen moest worden gesloten -, later als landarbeidster op een boerderij in Wales, waar zij samenwerkte met Engelse dienstweigeraars. Na de oorlog probeerde Ada Lessing haar baan aan de Volkshogeschool Hannover terug te krijgen. Haar herbenoeming werd echter tegengehouden: volgens de nieuwe | ||||||||||||
[pagina 607]
| ||||||||||||
autoriteiten was haar terugkeer in deze functie ‘niet wenselijk’. Waarom was deze overlevende ongewenst? | ||||||||||||
Jeugd en eerste huwelijkAda Lessing werd op 16 februari 1883 in Hannover geboren, als Adèle Minna Abbenthern. Zij was de oudste van drie kinderen, het enige meisje in het gezin. Haar vader, Bodo Abbenthern, was werkzaam in een brouwerij, maar in 1890 werd hij samen met zijn vrouw Bertha de nieuwe uitbater van de uitspanning Bisschofshol, gelegen midden in Eilenriede, een groot bos in de stad Hannover (ter vergelijking: Eilenriede is bijna twee keer zo groot als Central Park in New York). Zo bracht Ada Abbenthern een groot deel van haar kinderjaren door in dit bos, in welhaast idyllische omstandigheden, vaak omringd door dagjesmensen. In 1902 verliet zij, nog niet meerderjarig, het ouderlijk huis om te trouwen met Ernst Grothe, een veel oudere pachter uit het nabijgelegen Bemerode. Het huwelijk hield nog geen twee jaar stand: in 1904 keerde Ada Grothe-Abbenthern terug in het ouderlijk huis. In later jaren wenste zij met geen woord over haar eerste huwelijk te spreken - reden waarom niet bekend is waarom zij zo jong met Grothe trouwde, noch waarom het huwelijk mislukte. In 1907 overleed haar moeder, en toen haar vader na enige tijd hertrouwde viel het ouderlijk gezin uit elkaar. Ada Grothe-Abbenthern vatte het plan op naar Engeland te gaan, maar omdat zij de Engelse taal onvoldoende machtig was liep dit voornemen op niets uit. Zij vertrok naar Berlijn, waar zij cursussen in verschillende administratieve vakken volgde en enkele vreemde talen leerde. Ook doorliep zij een opleiding tot vroedvrouw. Aansluitend ging ze werken in een kindertehuis in de omgeving van Cottbus. Hier werd haar belangstelling gewekt voor uiteenlopende ideeën over de hervorming van opvoeding en onderwijs, die vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw in Duitsland opgang deden. Juist deze belangstelling bracht haar in contact met Theodor Lessing, die nadat hij in 1899 was gepromoveerd tot doctor in de filosofie, verschillende jaren als leraar in zogeheten Landerziehungsheime werkzaam was geweest, in achtereenvolgens Haubinda en Laubegast (bij Dresden). Dit waren kostscholen op het platteland, waar het onderwijs op niet-traditionele wijze werd gegeven, en waar het curriculum ook vakken omvatte als bijvoorbeeld het bewerken van landerijen. Lessing mengde zich in deze tijd, maar ook in later jaren in theoretische discussies over de grondslagen van opvoeding en onderwijs die in verschillende tijdschriften werden gevoerd; opvoeding en onderwijs zouden altijd zijn belangstelling houden. | ||||||||||||
[pagina 608]
| ||||||||||||
Huwelijk met Theodor LessingRond de jaarwisseling van 1908-1909 ontmoetten Ada Grothe-Abbenthern, zoals zij toen nog heette, en Theodor Lessing elkaar voor het eerst. Lessing, inmiddels Privatdozent in de filosofie aan de Technische Hogeschool van Hannover, stimuleerde haar belangstelling voor de theorie en praktijk van opvoeding en onderwijs. Een van de resultaten daarvan was, dat zij in 1911 van baan veranderde: zij werd medewerkster van de redactie van het tijdschrift Die SchönheitGa naar eindnoot3. In dit tijdschrift kwamen onder meer allerlei vraagstukken rond opvoeding en onderwijs ter sprake. Haar functie hield het midden tussen secretaresse en redacteur: enerzijds verrichtte zij allerlei ondersteunende, administratieve taken, anderzijds droeg zij ook zelf inhoudelijk bij aan het tijdschrift, met name door de boekbesprekingen die zij schreef. In deze jaren werd Ada Grothe-Abbenthern politiek en maatschappelijk actief. Zo zette zij zich onder meer in voor de strijd tegen prostitutie, en werd, vanaf ongeveer 1910, een van de voorvechters van het actief en passief kiesrecht voor vrouwen, en van de vrouwenemancipatie in het algemeen. Pas in 1912 werd de formele scheiding tussen Ernst Grothe en Ada Grothe-Abbenthern uitgesproken. Op 27 juli van datzelfde jaar trouwde zij met Theodor Lessing. Ook voor Lessing was dit het tweede huwelijk. In 1900 was hij, overigens tegen de zin van haar en van zijn familie, getrouwd met zijn eerste grote liefde, de adellijke Maria Stach von Goltzheim (1876-1948), met wie hij twee dochters had: Judith (1901-1989) en Miriam (1902-1912). In 1904 had Maria Stach von Goltzheim het gezin verlaten, omdat zij een verhouding was begonnen met een leerling van Lessing, Bruno Frank (1887-1945), die later bekendheid zou krijgen als schrijver. De formele scheiding tussen Theodor Lessing en Maria Stach von Goltzheim werd in 1907 uitgesproken. Voorafgaand aan hun huwelijk hadden Ada Abbenthern en Theodor Lessing in Hannover een klein schandaal veroorzaakt omdat zij enkele maanden ongetrouwd samenwoonden, hetgeen bepaald niet paste binnen de heersende moraal. Uit hun huwelijk werd op 8 februari 1913, de eenenveertigste verjaardag van Theodor Lessing, hun dochter Ruth (1913-1992) geboren. Nadat zij waren getrouwd beperkte Ada Lessing zich aanvankelijk tot haar rol als huisvrouw en moeder. In haar dagboeken beklaagde zij zich er echter bij herhaling over, dat Theodor Lessing weliswaar een bevlogen voorvechter van de vrouwenemancipatie was, maar daaraan voor zijn persoonlijke leven geen enkele gevolgtrekking verbond: hij hield in hun relatie vast aan het traditionele rollenpatroon, met hemzelf als kostwinner en zijn echtgenote als huisvrouw. Met de Eerste Wereldoorlog kwam hierin geleidelijk verandering - een van de gevolgen van | ||||||||||||
[pagina 609]
| ||||||||||||
de oorlog was immers, overigens niet alleen in Duitsland maar ook in bijvoorbeeld Engeland en Frankrijk, dat vrouwen noodgedwongen buitenshuis gingen werken, omdat er een gebrek aan arbeidskrachten dreigde nu zoveel mannen onder de wapenen waren. Samen met haar man behoorde Ada Lessing tot de kleine minderheid onder de Duitse intellectuelen die de oorlog niet met groot enthousiasme hadden begroet. Maar juist onder deze bijzondere oorlogsomstandigheden pleitte Ada Lessing voor het vrouwenkiesrecht: als vrouwen goed genoeg waren om tijdens de oorlog de industriële, agrarische en ook militaire productie op peil te houden, zo stelde zij, dan moesten zij ook in staat worden geacht om volwaardig deel te nemen aan de politieke besluitvorming. Deze opvatting droeg zij uit in enkele artikelen die zij tijdens de oorlog publiceerde, en in enige toespraken die zij hield. Bovendien wees zij bij herhaling op de toenemende militarisering van het dagelijks leven, een ontwikkeling die zij gevaarlijk achtte. Door dergelijke activiteiten maakte zij zichzelf geleidelijk los uit de traditionele rol als alleen huisvrouw - na de oorlog zou zij dan ook niet meer terugkeren in deze rol, maar werken naast haar verantwoordelijkheden thuis. Haar maatschappelijke en politieke engagement had zich zo tijdens de oorlogsjaren verdiept. Na de Novemberrevolutie van 1918 werd Ada Lessing lid van de SPD, hetgeen zij tot haar vlucht uit Duitsland zou blijven. Zij stond veel dichter bij de partijlijn dan haar man, die weliswaar ook enige tijd lid van de SPD was, maar met zijn onafhankelijke, vaak weinig orthodoxe opvattingen minder binnen een politieke partij paste. Als lid van de SPD zette Ada Lessing haar strijd voor de emancipatie van de vrouw voort. Bij de verkiezingen voor de Rijksdag in 1932 en in 1933 was zij kandidaat, al stond zij niet op een verkiesbare plaats. | ||||||||||||
De Volkshogeschool HannoverAl rond 1900 leefden er in Hannover ideeën over volwassenenonderwijs als bijdrage aan de vorming en scholing van brede lagen van de stadsbevolking. De achtergrond hiervan was, dat het stadsbestuur meende dat er een te grote kloof in ontwikkeling bestond tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Om die kloof tenminste gedeeltelijk te dichten zou aan die groepen, die om welke reden ook niet de kans hadden gehad hoger onderwijs te volgen tegen een bescheiden vergoeding een kennismaking ermee moeten worden aangeboden. Dit zou niet alleen goed zijn voor de betrokkenen, maar ook voor de stad als geheel - als brede lagen van de bevolking goed geschoold waren, zou dit bijvoorbeeld een stimulans kunnen betekenen voor de plaatselijke economie. Vanuit deze overwegingen werden in de jaren na de eeuwwisseling cursussen georganiseerd over zo uiteenlopende onderwerpen als onder | ||||||||||||
[pagina 610]
| ||||||||||||
meer ‘Klimaat en gezondheid’, ‘Het Duitse toneel van de dood van Goethe tot heden’, ‘Grondbeginselen van de astronomie’ en ‘Elektrisch licht’. De docenten van deze cursussen werden grotendeels betrokken van de plaatselijke Technische Hogeschool. Na de Eerste Wereldoorlog werd al snel het initiatief genomen, de organisatie van dergelijke cursussen beter te stroomlijnen door het oprichten van een volkshogeschool. Van wie dit initiatief oorspronkelijk uitging is niet bekend - wel dat Ada en Theodor Lessing er al in het vroegste stadium bij waren betrokken, en daarom in Hannover in de publieke herinnering voortleven als de oprichters van de Volkshochschule Hannover. Om deze reden draagt deze volkshogeschool tegenwoordig dan ook, overigens pas sinds 2006, de naam Ada und Theodor Lessing Volkshochschule. Achtergrond van het initiatief tot oprichting van de Volkshogeschool Hannover was een oproep van Konrad Haenisch (1876-1925), de Pruisische minister van Wetenschap, Kunst en Volksvorming, van 25 februari 1919. Hij vroeg steden en dorpen volkshogescholen te stichten, onder meer om de bestaande tegenstellingen tussen de verschillende bevolkingsgroepen te helpen overbruggen. Naar aanleiding van deze oproep werden in Hannover van april tot augustus voorbereidende besprekingen gehouden over de oprichting van een volkshogeschool; Ada en Theodor Lessing waren hierin vrijwel meteen betrokken. Besloten werd, zo veel mogelijk van de vroegere initiatieven - zoals de cursussen die al sinds de eeuwwisseling door docenten van de Technische Hogeschool werden gegeven, maar ook cursussen die door vakbonden voor hun leden werden georganiseerd - te bundelen in de op te richten volkshogeschool. Als officiële stichtingsdatum van de Volkshogeschool Hannover geldt 1 september 1919; in de loop van de maand september werd daadwerkelijk begonnen met de eerste cursussen. De dagelijkse leiding van de volkshogeschool werd toevertrouwd aan Ada Lessing. Theodor Lessing maakte tot 1927 deel uit van het bestuur, en was daarnaast, tot aan de machtsovername door de nationaalsocialisten, een van de meest actieve docenten. Net als hij waren ook de meeste andere docenten verbonden aan de Technische Hogeschool van Hannover. Ada Lessing gaf ook zelf enkele cursussen, over de maatschappelijke positie en de emancipatie van de vrouw. Tijdens de eerste jaren waarin zij de leiding had, ijverde Ada Lessing voor een eigen gebouw voor de volkshogeschool: de cursussen werden op verschillende locaties in Hannover gegeven, in schoolgebouwen maar zelfs ook ten huize van sommige docenten. Als gevolg van de economische problemen waarin Duitsland na de Eerste Wereldoorlog verkeerde, liepen haar voornemens om alle activiteiten in een gebouw samen te brengen op niets uit: rond 1930 werden de cursussen van de volkshogeschool nog altijd op achttien verschillende locaties in de stad gegeven. | ||||||||||||
[pagina 611]
| ||||||||||||
Ada Lessing, rond het midden van de jaren twintig
De economische omstandigheden leidden er bovendien toe, dat de Volkshogeschool Hannover vrijwel voortdurend in financiële problemen verkeerde. Ada Lessing schreef hierover bijvoorbeeld op 1 december 1931 aan het stadsbestuur van Hannover: Ondanks de allergrootste zuinigheid zal het nooit lukken, de uitgaven van de Volkshogeschool te dekken uit inkomsten uit cursusgelden, want de arbeiders en degenen in loondienst die de cursussen bezoeken zijn nauwelijks in staat het lage cursusgeld te betalen. Daarbij komt nog, als bijkomende last, dat vijftig procent van alle cursisten van de Volkshogeschool werkloos is.Ga naar eindnoot4 Op dat moment had de Volkshogeschool 185 Reichsmark in kas, terwijl nog 1863 Reichsmark aan openstaande rekeningen moest worden voldaan. Maar Ada Lessing weigerde cursisten die echt niet konden betalen weg te sturen; in plaats daarvan vroeg zij het stadsbestuur van Hannover aanhoudend om ruimere subsidies, die soms werden verstrekt, maar soms ook niet. Sommige docenten - met name degenen die uit andere werkzaamheden al een behoorlijk inkomen hadden - zagen af van de vergoeding die hen toekwam, anderen moesten soms maanden wachten tot zij werden betaald. Deze problemen stonden het onderwijs aan de Volkshogeschool echter niet in de weg: net als de cursisten waren ook de docenten zeer gemotiveerd, en Ada Lessing straalde zoveel bezieling en gedrevenheid uit dat dit aanstekelijk werkte op de andere medewerkers. | ||||||||||||
‘Macht, vrijheid, schoonheid’Het curriculum van de Volkshogeschool Hannover kende in vergelijking met dat van veel andere volkshogescholen uit deze tijd een veel duidelijker opzet - hetgeen een mogelijke verklaring is voor de verhoudingsgewijs grote belangstelling die zij trok. Het bestond uit drie verschillende lagen. De eerste laag omvatte elementaire vakken als Duits, | ||||||||||||
[pagina 612]
| ||||||||||||
rekenen, geschiedenis, aardrijkskunde, natuurkunde en buitenlandse talen. De tweede laag was gewijd aan die vakken die het beroepsperspectief van de cursisten verbeterden, bijvoorbeeld Duitse handelscorrespondentie, boekhouden, handelscorrespondentie in buitenlandse talen, economie, rechten, maar ook praktische vakken als machineschrijven. In deze laag konden cursisten erkende diploma's halen, die hun kansen op de arbeidsmarkt daadwerkelijk vergrootten. In de derde laag stond de algemene vorming centraal, met vakken als filosofie, kunstgeschiedenis, letterkunde en pedagogiek. In deze derde laag had het onderwijs vaak een wat informeel karakter: een groep studenten besprak onder leiding van een docent bijvoorbeeld de filosofie van Descartes, maar stopte niet aan het einde van het semester - men ging door zolang cursisten en docent het zinvol en interessant vonden. Bij de viering van het eerste lustrum van de Volkshogeschool Hannover hield Theodor Lessing een toespraak. Hierin vatte hij het curriculum samen aan de hand van drie zinnen: Elke zin verwijst naar een laag in het curriculum. Kennis op elementair niveau biedt, aldus Theodor Lessing, macht over de natuur - in vergelijking met dieren is de mens in de natuur fysiek een machteloos wezen, maar juist kennis stelt hem in staat zijn fysieke beperkingen te overstijgen, en zo te overleven. Met deze gedachten sluit Lessing aan bij de ideeën van de vroegmoderne Engelse filosoof Francis Bacon. Kennis op een voortgezet niveau maakt de mens vrij: zij ontwikkelt het vermogen kritisch, en vooral zelfstandig, te denken, en zich niet te laten misleiden door valse profeten met loze beloftes. In dezen bouwt Lessing voort op de filosofie van de Verlichting, met name zoals verwoord door Immanuel Kant. Algemene vorming ten slotte laat de mens kennismaken met de ervaring van schoonheid - met datgene wat uitstijgt boven de zorgen van alledag, en juist daardoor het leven mooi maakt. Uit het programma van de Volkshogeschool - zowel uit de uiteenzetting van Theodor Lessing, als uit de praktische invulling - spreekt overduidelijk het idealisme dat ten grondslag lag aan de inzet van Ada en Theodor Lessing, en van degenen die met hen samenwerkten. En zij hadden succes: de Volkshogeschool van Hannover was een van de best bezochte in Duitsland. Met pieken naar boven en naar beneden trok zij jaarlijks gemiddeld ongeveer 4.800 studenten. Juist vanwege de beroepsgerichte vakken die zij bood, bestond een flink deel van de cursisten - circa 40% - uit jongeren. En tot tevredenheid van Ada Lessing was ook | ||||||||||||
[pagina 613]
| ||||||||||||
het aandeel van de vrouwelijke cursisten behoorlijk: het schommelde tussen de 35 en 40%. De uitval van cursisten was verhoudingsgewijs laag, terwijl zij doorgaans lovend over de genoten cursussen waren. Vanwege dit alles geldt Ada Lessing nog altijd als een van de belangrijkste pioniers van het volwassenenonderwijs in Duitsland. | ||||||||||||
Terugkeer naar DuitslandJuist in het licht van het gegeven dat de periode waarin Ada Lessing leiding gaf aan de Volkshogeschool Hannover ook in haar eigen tijd al als zeer succesvol werd beschouwd, is het opmerkelijk dat zij na de Tweede Wereldoorlog niet in aanmerking kwam voor herbenoeming in haar vroegere functie. In april 1946 schreef zij vanuit Engeland naar vroegere bekenden van de Volkshogeschool, en gaf te kennen dat zij de leiding ervan graag weer op zich wilde nemen. Haar brief leidde niet tot het gewenste resultaat. Een mogelijke verklaring kan daarin worden gevonden dat haar naam niet voorkwam op de zogeheten White ListGa naar eindnoot6. Opvallend genoeg stonden op deze lijst geen vrouwen die, zoals Ada Lessing, Duitsland vanwege hun politieke tegenstand tegen het nationaalsocialisme hadden verlaten, en in Exil waren gegaan. Ook via andere kanalen probeerde Ada Lessing haar functie aan de Volkshogeschool Hannover terug te krijgen. Haar herbenoeming werd echter geblokkeerd door met name Heiner Lotze (1900-1958), die zelf de leiding nam over de Volkshogeschool Hannover. Zijn verzet tegen haar herbenoeming vloeide voort uit een richtingenstrijd in de Duitse sociaaldemocratie in het begin van de jaren dertig, waarin Lotze en Theodor Lessing tegenover elkaar hadden gestaan. Theodor Lessing liet zich in deze tijd bepaald kritisch uit over de SPD, die hij ‘conservatieve neigingen’ verweet, en een veel te lankmoedige houding tegenover het steeds sterker wordende nationaalsocialisme. Lotze sympathiseerde juist met de kringen die Lessing bekritiseerde. Na de Tweede Wereldoorlog benoemde Lotze louter vroegere medestanders in onderwijsfuncties in Hannover - aan onafhankelijke, kritische geesten uit de omgeving van Theodor Lessing had hij kennelijk geen behoefte. Ada Lessing was het voornaamste slachtoffer van dit benoemingsbeleid - tot haar teleurstelling, zelfs verbittering. Tegen het einde van 1946 keerde Ada Lessing dan toch naar Duitsland terug. Op uitnodiging van Adolf Grimme (1889-1963), de sociaaldemocratische minister van Onderwijs en Kunst van Nedersaksen, aanvaardde zij de functie van directeur van een instelling voor bij- en nascholing van leraren, in de buurt van Hameien. Een van haar medewerkers in deze instelling werd haar inmiddels gehuwde dochter Ruth | ||||||||||||
[pagina 614]
| ||||||||||||
Gorny-Lessing. Ada Lessing bleef haar nieuwe functie, met veel succes, uitoefenen tot aan haar overlijden; op 10 november 1953 stierf zij in een ziekenhuis in Hameien aan leukemie. Zij werd opgevolgd door haar dochter, die in functie bleef tot de sluiting van de instelling in 1970. | ||||||||||||
BesluitAda Lessing leidde een veelbewogen leven. Al op jonge leeftijd kende zij een mislukt huwelijk. Haar tweede huwelijk, met de filosoof Theodor Lessing, was zeer gelukkig, maar ook binnen deze relatie moest Ada Lessing ruimte bevechten voor haar maatschappelijke ambities. Zij slaagde daarin met verve, en ontpopte zich als een zeer gedreven en succesvolle zakelijk leidster van de Volkshogeschool Hannover. Na haar ontslag, haar vlucht uit Duitsland, de moord op haar man en haar verblijf in Groot-Brittannië kreeg zij haar functie in Hannover niet terug - de weerslag van een richtingenstrijd in de Duitse sociaaldemocratie vroeg in de jaren dertig. Ondanks dit alles bleef Ada Lessing strijdbaar en ongebroken. Met recht leeft zij in Duitsland in de herinnering voort - onder meer doordat verschillende scholen haar naam dragen - als iemand die zich moedig en vastberaden verzette tegen het opkomende nationaalsocialisme, en die zowel aan het volwassenenonderwijs als de vrouwenemancipatie belangrijke bijdragen heeft geleverd. | ||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||
[pagina 615]
| ||||||||||||
|
|