| |
| |
| |
Andrew Winnick
De Tea Party-beweging
Een oude Amerikaanse traditie, een nieuw verschijnsel
Voor een goed begrip van de Tea Party-beweging is het belangrijk te beseffen dat dit politieke verschijnsel, dat sinds 2008-2009 is opgedoken, drie verschillende lagen of elementen kent. Het is echter noodzakelijk, eerst de oorsprong ervan na te gaan.
| |
Politiek populisme en libertarianism
De term ‘Tea Party’ verwijst naar de prerevolutionaire Boston Tea Party in 1773, toen Amerikaanse kolonialen aan boord van Britse schepen klommen en balen thee overboord gooiden uit protest tegen belastingen die de Britse regering had opgelegd.
Belangrijker nog is dat vanaf het begin van de Amerikaanse geschiedenis de regering en de dominante politieke partijen heel regelmatig hadden af te rekenen met de ‘inmenging’ van populistische bewegingen die de confrontatie zochten met ‘de gevestigde macht’ en de heersende politieke partijen. Deze krachtige culturele stroming is diep geworteld in de Amerikaanse psyche, en volgens velen een direct uitvloeisel van de legenden, mythes en ook feiten rond de Amerikaanse Revolutie. Veel Amerikanen menen nu eenmaal het recht te hebben, gevestigde sociale en politieke krachten uit te dagen.
| |
| |
Uiteraard kenden ook de auteurs van de Amerikaanse grondwet deze stroming, en ze koesterden er aantoonbaar diepe angst voor. Dit blijkt bijvoorbeeld daaruit dat volgens deze grondwet senatoren niet rechtstreeks worden verkozen door de bevolking, maar door de parlementen van de staten; en de president en vicepresident niet rechtstreeks door het volk, maar door leden van een Kiescollege dat op zijn beurt wordt gekozen door de deelstaten (daarom werd G.W. Bush president, hoewel Al Gore honderdduizenden stemmen meer kreeg). Ook belangrijk is dat aanvankelijk het stemrecht niet alleen niet werd verleend aan slaven, ‘Indianen’ en vrouwen, maar evenmin aan blanke mannen zonder eigendom. Arbeiders in landbouw of industrie die geen ‘echt’ eigendom bezaten (een huis of hoeve) hadden geen stemrecht. Deze antidemocratische onderstroom verklaart, ten slotte, ook waarom Amerikaanse verkiezingen op dinsdag, en niet tijdens het weekeinde, worden gehouden. Men kan met recht concluderen dat al deze obstakels tussen het gewone volk en de politieke macht moeten verhinderen dat het ‘gepeupel’ directe invloed uitoefent op de regering.
Als reactie hierop en op de voortdurende invloed van verschillende elites zijn regelmatig zogenaamde ‘volkspartijen’ en bewegingen opgestaan. Een van de eerste was de Whiskey Rebellion van 1790 (over een belasting op sterke drank), tijdens het presidentschap van George Washington. In 1890 kwam een People's Party op, met als achterban vooral arme blanke katoenboeren uit het Zuiden en Texas en graanboeren uit Kansas en Nebraska. Later maakte Theodore Roosevelt zich los van de Republikeinse Partij en leidde tijdens de presidentsverkiezingen de Progressive Party, en bovendien namen kandidaten van deze partij deel aan 21 gouverneursverkiezingen en 200 verkiezingen voor zetels in het Huis van Afgevaardigden. Weinigen werden gekozen, maar de beweging bleef kandidaten presenteren tot ze in 1918 weer versmolt met de Republikeinse partij. Een ander voorbeeld van dergelijke populistische bewegingen is die tegen de oorlog in Vietnam binnen de Democratische partij in de jaren 1960. Veel van dergelijke populistische bewegingen richtten zich op regionale problemen, sommige waren nationaal actief. Sommige groeiden uit tot ‘derde partijen’ die op nationaal niveau de concurrentiestrijd aangingen met beide gevestigde partijen. Andere werden bewegingen of facties binnen één van deze gevestigde partijen, die probeerden deze inhoudelijk aan de populistische beweging aan te passen. Meestal bestonden deze derde partijen of bewegingen niet lang: het is kenmerkend dat ze na één of twee electorale cycli verdwenen.
De Amerikaanse libertarian movement is een andere vorm van populisme. Het Amerikaanse libertarisme heeft zijn wortels in de late Verlichting. Franse politieke bewegingen en filosofieën uit de jaren 1880
| |
| |
en 1890 bouwden deze traditie uit. De moderne Amerikaanse variant benadrukt liberty and freedom (in het Nederlands beide ‘vrijheid’). Ze stelt dat de regering deze vrijheden noch kan verlenen noch garanderen, en daarentegen zelfs de belangrijkste schender ervan is. Ze beschouwt de ‘bemoeienis’ van de regering met de levens van burgers en met ondernemingen als de grootste bedreiging van de vrijheid. Belastingen, pogingen het zakenleven te reguleren of het ‘recht op wapendracht’ te beperken worden alle gezien als uitingen van dit gevaar. Het zogenaamde ‘vrijemarktlibertarisme’, een verknochtheid aan het laissez faire-kapitalisme, behoort tot het wezen van deze beweging. Een onderzoek in 2006 heeft aangetoond dat ongeveer 15% van de Amerikanen zichzelf als libertarians beschouwen. De Libertarian Party, opgericht in 1971, heeft sindsdien bij alle presidentsverkiezingen kandidaten gesteld. Zij blijft de derde grootste politieke partij in de Verenigde Staten. Toen de Republikeinse president Ronald Reagan aan het begin van de jaren tachtig zei dat ‘de regering niet de oplossing, maar het probleem was’ en sprak over ‘dé regering’ in plaats van ‘ónze regering’, steunde hij deze overtuiging, hoewel hij toch zelf het hoofd van de regering was.
Het was dan ook niet verrassend dat enkele libertarians zichzelf in 2010 als aanhangers van de Tea Party-Beweging presenteerden. Het meest bekende voorbeeld is Rand Paul die, gesteund door de Tea Party-beweging, in de senaat werd verkozen voor Kentucky. Zijn vader, Ron Paul, was sinds 1976 lid van het Congres geweest, en door zijn stemgedrag bekend als het parlementslid met de meest conservatieve opvattingen. Ron Paul was in 1988 presidentskandidaat voor de Libertarian Party, maar nam in 2008 voor de Republikeinen deel aan de presidentiële voorverkiezingen (primaries).
De Tea Party-beweging beschrijft zichzelf uitdrukkelijk als libertarian èn populistisch. De belangrijkste conclusie uit dit beknopte historisch overzicht is, dat de Tea Party-beweging een traditioneel Amerikaans verschijnsel is, en geen afwijking daarvan.
| |
De drie niveaus van de beweging
Niveau 1: De meerderheid van het Amerikaanse publiek en van de media beperkt haar aandacht tot de publieke verschijning van de Tea Party-beweging. Zij zien grote massa's die overal samenstromen en betogen voor uiteenlopende doeleinden - om te protesteren tegen hervorming van de gezondheidszorg door de regering-Obama, bepaalde kandidaten voor publieke functies te steunen, druk uit te oefenen op het Congres om te bezuinigen en de federale en deelstaatregeringen te verkleinen, een kapitalisme van vrije ondernemingen te bevorderen dat niet lijdt onder inmenging door de regering, en gouverneurs te steunen die
| |
| |
ambtenaren het recht op collectieve arbeidsovereenkomsten willen ontnemen. Deze lokale groepen bestaan overal in de Verenigde Staten, maar vooral in het Midden-Westen en het Zuiden. Men kan de Tea Party-beweging niet begrijpen zonder een diepere analyse van deze lokale groepen, maar laten we eerst de andere niveaus van deze beweging bekijken.
Niveau 2: Boven deze lokale groepen bestaan vijf nationale organisaties die zorgen voor de opleiding van lokale activisten en het opbouwen van netwerken; zij richten de aandacht van lokale groepen op het nationale perspectief. Deze organisaties zorgen voor coördinatie, fondsenwerving, het organiseren van congressen, het uitzenden en opleiden van kaderleden en de opbouw van communicatienetwerken. Dit zijn de groepen:
- | The Tea Party Express, geleid door Sal Russo, betaald door de gebroeders Koch, miljardairs, met Sarah Palin en Michele Bachmann (afgevaardigde uit Minnesota) als woordvoersters. |
- | The Tea Party Nation Corporation, in 2009 opgezet door Judson Phillips uit Tennessee. Deze sponsorde het Tea Party-congres in 2010, dat Sarah Palin naar verluidt 100.000 dollar betaalde voor haar thema-speech. |
- | The Tea Party Patriots, die zichzelf omschrijven als een ‘nationale organisatie van onderuit die logistieke, educatieve en andere vormen van steun geeft aan meer dan 1000 Tea Party-verenigingen in lokale gemeenschappen’. Volgens een verslag zouden er meer dan 2800 van dergelijke lokale groepen bij zijn aangesloten. |
- | The National Tea Party Coalition lijkt een los verband tussen verschillende tientallen lokale Tea Party-groepen, waar wordt gepraat over het aanmoedigen van het ‘Tea Party Ecosystem’, een systeem van individuen en lokale organisaties die samenwerken voor ‘fiscale verantwoordelijkheid en de inperking van de regering’. |
- | The National Tea Party Federation, op de website van deze organisatie staan 85 namen van groepen die lid zijn of die ermee zijn verbonden. Zij werd gesticht om de belangrijkste leidende figuren te helpen een eensluidende boodschap aan de media te geven. |
Tussen de verschillende organisaties bestaat heel wat overlap. Deze vijf groepen bezorgden de Tea Party-beweging een nationaal imago en nationale invloed. Zo was er bijvoorbeeld een officieel (en traditioneel, hoewel niet grondwettelijk verplicht) antwoord van de Republikeinse afgevaardigde Paul Ryan, voorzitter van de Begrotingscommissie van het Congres, op de grondwettelijk verplichte State of the Union van president Obama in februari 2011. Dit jaar was er echter ook een antwoord
| |
| |
van Michele Bachmann, door haar omschreven als het officiële antwoord van de Tea Party-beweging. Terwijl elke grotere televisiezender de boodschappen van Obama en Ryan uitzond, heeft CNN ook het antwoord van Bachmann uitgezonden en het ‘officieel’ genoemd, ondanks bezwaren van sommige van hun eigen commentatoren. Bachmann en de Tea Party Express zijn er zo in geslaagd hun beweging onder de nationale aandacht te brengen.
Ook de groep Americans for Prosperity (AFP, Amerikanen voor Welvaart) en haar leider, Tim Phillips, hadden een dergelijk succes: het organiseren, betalen en vervoeren van honderden Tea Party-activisten naar Madison, Wisconsin. Dit voor een tegenbetoging tegen de vakbonden en hun aanhangers die op hun beurt betoogden tegen een onlangs gekozen Tea Party-gouverneur die het recht op collectieve arbeidsovereenkomsten van ambtenaren had afgeschaft. Zonder geld en logistieke steun van de AFP zou de tegenbetoging nooit hebben plaatsgevonden. Het was de bedoeling een deel van de aandacht die de nationale media schonken aan de situatie in Wisconsin, te leiden naar de Tea Party-beweging.
Niveau 3: Boven deze nationale groepen en de honderden, misschien zelfs duizenden lokale organisaties bestaat een minder zichtbare groep van uiterst rijke individuen en hun uitstekend ingevoerde politieke agenten, waarover veel minder wordt gesproken. Zij hebben de structuren van de nationale Tea Party-beweging gecreëerd en gefinancierd en de inspanningen van de lokale groepen gemanipuleerd en gekanaliseerd, ofwel via één of meer van de bovengenoemde groepen van Niveau 2, of door rechtstreeks voor coördinatie, strategieën en grote geldbedragen te zorgen. De belangrijkste van deze groepen zijn:
- | FreedomWorks: een afscheuring van een groep die werd opgericht door David en Charles Koch. Deze organisatie werd oorspronkelijk geleid door Dick Armey, Jack Kemp en C. Boyden Gray, allen topleiders in de Republikeinse partij. FreedomWorks, nog altijd gefinancierd door de gebroeders Koch en geleid door Armey, organiseert trainingskampen voor militanten van de Tea Party-beweging en voor diegenen die kandidaten steunen die door deze beweging werden goedgekeurd (de groep steunt ook een aantal meer traditionele conservatieven die niet door de Tea Party werden goedgekeurd, zelfs niet om goedkeuring hebben verzocht). |
- | Americans for Prosperity en de hiermee verbonden stichting, volgens onze informatie gefinancierd door de gebroeders Koch, beweren een netwerk te coördineren van ‘1,5 miljoen politiek actieve burgers in alle 50 deelstaten, met 31 organisaties met een door een staat erkend statuut’. Tim Phillips, de voorzitter van zowel de AFP
|
| |
| |
| als de AFP Stichting, beweert dat hij giften heeft ontvangen van ‘meer dan 80.000 Amerikanen’. Hij praat over het ‘combineren van de zogenaamde “best-in-class” (de best geslaagde) vaardigheden die op het nationaal niveau werden gerealiseerd met de lokale kennis van ...de soldaten te velde (het gaat hier over militanten van de Tea Party-beweging)...’ Het lijkt alsof Tim Phillips er prat op gaat vandaag de beste ‘grassroots organizer’ (animator van de gewone burgers) te zijn. |
- | American Crossroads en Crossroads GPS: (‘crossroads’ = kruispunt) Deze organisaties werden op touw gezet door Karl Rove, de vroegere stafchef van president G.W. Bush, en Ed Gillespie, oudvoorzitter van de Republikeinse partij. Deze groepen moesten toegeven dat ze in 2010 tientallen miljoenen dollars hadden uitgegeven ter ondersteuning van de meest conservatieve Tea Party-kandidaten. Men schat dat ze zelfs honderden miljoenen dollars hebben besteed. Er bestaat een sterk vermoeden dat ze ook een aantal Tea Party-organisaties van Niveau 2 hebben gefinancierd. |
Deze organisaties coördineren samen de politieke inspanningen van sommige van de machtigste bedrijven van de Verenigde Staten en vertegenwoordigen de belangen van een groot deel van de elite, de rijkste 0,1% van de Amerikaanse gezinnen (minder dan 11.500 families, die over vijf maal meer kapitaal beschikken dan alle bezittingen van de laagste 80% samen). Sommigen van deze rijke individuen zijn echte militanten. Deze politieke agenten en rijke individuen hebben een aantal van de groepen op Niveau 2 georganiseerd, betaald en enkele zelfs opgericht. Zij werden zich bewust van de potentiële politieke macht van spontane acties door lokale libertarians en populistische groepen, toen die reageerden op wat hun werd verteld over met name de poging, de ziekteverzekering te hervormen (een volkomen onjuiste interpretatie van rechtse media). Deze agenten kanaliseerden de reacties en gaven die ‘basisgroepen’ vervolgens een marsrichting door hen geld en coördinatie te bezorgen, waardoor ze hun emotionele en ideologische bezorgdheid konden gebruiken om steun te winnen voor de politieke thema's die volgens de agenten zelf de belangen van hun klanten in de ondernemingen en de elite dienden.
Er bestaan natuurlijk andere, meer bekende en langer gevestigde ondernemersgroepen, bijvoorbeeld de National Chamber of Commerce en The Business Roundtable (een vereniging van bedrijfsleiders van de belangrijkste ondernemingen in de Verenigde Staten) die evengoed politiek actief zijn. De eerste groep schonk meer dan 100 miljoen dollar subsidies aan conservatieve kandidaten in de verkiezingen van 2010. Toch is geen van deze groepen openlijk geassocieerd met de Tea Party-beweging.
| |
| |
| |
De oorsprong van de term
Het gebruik van de term ‘Tea Party-beweging’, als beschrijving van initiatieven uit 2009 tegen de voorgenomen hervorming van de gezondheidszorg door de regering-Obama en tegen Obama zelf als president, was grotendeels een initiatief van twee mediafiguren: Rush Limbaugh, een rechtse radiocommentator en Glenn Beek, een nieuwscommentator van Fox TV. Sommigen beweren dat de term werd uitgevonden door Sal Russo, van het conservatieve politieke consulentenbureau Russo, March & Rogers, dat de Tea Party Express groep heeft opgericht via Our Country Deserves Better (ons land verdient beter), het politieke actiecomité van de firma. De term ‘Tea Party Express’ werd door Russo gebruikt voor zijn tourbus met activisten die het land rondreed om betogingen te steunen tegen hervorming van de gezondheidszorg en tegen Obama.
In het voorjaar van 2009 vonden nog andere protestacties plaats, tegen pogingen de banken door middel van financiële injecties te redden en tegen de wet op een economische stimulus die door Obama in februari 2009 werd getekend, een paar dagen na zijn aantreden. Sommige protestvoerders droegen hoeden en jassen in koloniale stijl en toonden borden met boodschappen over overdreven staatsuitgaven en belastingen. Hun kostuums hebben wellicht de media en Russo geïnspireerd om de term ‘Tea Party-beweging’ te gebruiken.
Een van de symbolen die vaak door populistische bewegingen in de Verenigde Staten worden geadopteerd is de ‘Gadsden vlag’, een geel veld waarop een ratelslang met een staart van dertien ratels staat, en de spreuk ‘Don't Tread on Me’ (Trap niet op mij). Het was de eerste vlag van het Amerikaanse Marinecorps, die werd gedragen toen in 1775 Britse schepen werden tegengehouden die oorlogsmateriaal voor de strijd tegen de koloniale rebellen vervoerden. Deze vlag werd op veel betogingen in het voorjaar van 2009 getoond en verwees eveneens naar de koloniale periode en het revolutionaire Tea Party-thema.
| |
Leden en aanhangers
Het is moeilijk, precies de vraag te beantwoorden wie de leden en aanhangers van de Tea Party-beweging zijn. Omdat zij is verdeeld over een verscheidenheid aan organisaties, zowel op nationaal als lokaal niveau, bestaat er geen overzicht van formeel geregistreerde leden. We moeten afgaan op de inspanningen van enquêtebureaus die vragen of iemand met een of andere tak van de Tea Party-beweging is verbonden, en ten tweede of deze persoon de beweging om ideologische redenen steunt. Daarover bestaan heel wat enquêtes.
| |
| |
Het is interessant dat deze enquêtes een ander beeld schetsen dan hetgeen links Amerika veronderstelde, namelijk dat de Tea Party-beweging typisch bestond uit blanke mannen uit de arbeidersklasse met een inkomen van de lagere middenklasse en een opleiding die niet verder ging dan de middelbare school. Het militante deel van de Tea Party-beweging bestaat overwegend uit blanken (ongeveer 80%, vergeleken met 75% van de totale bevolking,) en telt meer mannen dan vrouwen (55% tegenover 45% vrouwen, vergeleken met 49% mannen in de totale bevolking), maar ze zijn rijker en ouder dan gemiddeld. Hun onderwijsniveau is volgens een Gallup-enquête vergelijkbaar, zelfs iets hoger dan dat van het gehele land: slechts 34% van hen heeft geen diploma van het hoger onderwijs. Volgens een CNN-enquête heeft ongeveer 75% van de aanhangers van de Tea Party-beweging een of andere vorm van hoger onderwijs genoten. Geografisch gesproken krijgen ze aanzienlijke steun in het hele land, hoewel het percentage hoger is in het Zuiden en het Midden-Westen dan in het Westen of het Oosten. In studies waarin een onderscheid werd gemaakt tussen actieve aanhangers van de Tea Party-beweging en burgers die passief instemmen met de opvattingen ervan, plaatst men doorgaans 10 tot 12% van de volwassen burgers in de eerste categorie en 22 tot 24% in de tweede. Vandaar dat het lijkt alsof de Tea Party-beweging wordt gesteund door 32 tot 35% van de volwassen Amerikanen. Een typische aanhanger van de Tea Party zou dus blank zijn, mannelijk, ouder dan 45, gehuwd, iets rijker en beter geschoold dan gemiddeld, en inwoner van het Midden-Westen of het Zuiden. Het wezenlijke punt is, dat een beweging met zoveel steun niet als randverschijnsel kan worden beschouwd.
| |
De belangrijkste ideologische elementen
Zoals gezegd, kan men de fundamentele ondergrond binnen Niveau 1 van de Tea Party het best beschrijven als libertarian en zeer conservatief. De toon die spreekt uit de vlag waarmee velen van hen zwaaien - ‘Don't Tread on Me’ - verwoordt deze mentaliteit. De gemeenschappelijke gevoelens die telkens opnieuw worden geuit luiden: ‘houd de regering uit mijn leven’, minimaliseer de regelgeving, laat de vrije markt haar werk doen, stimuleer de vrije onderneming (het kapitalisme), verminder de omvang van de regering en verlaag de belastingen.
Een van de eerste, nog steeds krachtige katalysatoren van de beweging was de succesrijke poging tot hervorming van de gezondheidszorg door de regering-Obama. Het is ironisch dat de meeste Amerikanen en zelfs velen binnen de Tea Party-beweging de ziekteverzekeringsindustrie haten vanwege haar schijnbaar willekeurige, maar in feite door kostenanalyses en winstoogmerk gedreven beslissingen over wie welke
| |
| |
zorg wordt terugbetaald. En iedereen verafschuwt de gestaag stijgende kosten van de gezondheidszorg. Maar het idee dat de regering beslist dat iedereen een medische verzekering moet hebben maakt de aanhangers van de Tea Party-beweging woest. Zij weigeren in te zien dat het zonder wetgeving en grote aantallen mensen onmogelijk is, de verzekeringsindustrie te dwingen iedereen te aanvaarden zonder voorafgaande voorwaarden en bijkomende lasten voor wie kampt met gezondheidsproblemen. Zij weigeren te aanvaarden dat het plan maatregelen omvat voor subsidies aan de armen en de meerderheid van de middenklasse, om te helpen met het betalen van de nieuwe, verplichte gezondheidszorgpremies. Ze willen niet aanvaarden dat ze worden gedwongen gedekt te zijn. Terwijl velen de willekeur van de gezondheidsindustrie verafschuwen, zijn ze razend omdat de regering nieuwe regels opstelt: hun afkeer van de regering is veel sterker dan hun woede tegen de industrie.
Ook waren de Tea Party-aanhangers kwaad op de banken en andere financiële instellingen die de financiële crisis hebben veroorzaakt, en wat vervolgens de Grote Recessie werd genoemd. Tegelijkertijd waren ze verontwaardigd omdat de regering honderden miljarden van ‘hun’ dollars uittrok om banken te ‘redden’ en de economie te ‘stimuleren’. Volgens de aanhangers van de Tea Party-beweging was het irrelevant dat zo de ernstigste gevolgen van de financiële crash werden vermeden en dat de redding helemaal bestond uit leningen die de regering inmiddels terug begint te krijgen. De banken werden gered door de regering, maar de bankmanagers krijgen opnieuw hoge premies terwijl het percentage werklozen hoog blijft - daarom beschouwen ze de operatie als een vergissing. Eveneens irrelevant voor hen is, dat het economische stimuleringsprogramma van Obama grotendeels heeft gewerkt, dat de instorting van de economie is voorkomen en dat in plaats van een verlies van 800.000 banen per maand er de laatste twee jaar elke maand jobs bijkomen. Volgens de aanhangers van de Tea Party-beweging was dit alles een inefficiënte, socialistische inmenging door de regering die heeft geleid tot het grootste fiscale deficit (bijna 10%) sinds de Tweede Wereldoorlog, en tot een nationale schuld die 90% van het BNP benadert. Dit versterkt de overtuiging dat de regering te groot en bemoeizuchtig is, dat de regeringsuitgaven de spuigaten uitlopen en dat de belastingen te hoog zijn (hoewel deze beduidend lager zijn dan tijdens Reagan). Over het algemeen tonen opiniepeilingen aan dat een verbazingwekkende 99% van de aanhangers van de Tea Party-beweging bezorgd is over de economie en het economische beleid.
Tegelijkertijd zijn de meeste aanhangers van de Tea Party-beweging tegen bezuinigingen op programma's van de Sociale Zekerheid of Medicare voor senioren. Tijdens debatten over de gezondheidszorg was
| |
| |
een van de ironische slogans ‘de regering moet met haar poten van mijn Medicare blijven’ - waarbij werd vergeten dat Medicare een regeringsprogramma is. Anderzijds zijn de Tea Party-aanhangers gezien hun economisch statuut perfect bereid het budget van Medicaid te verlagen, het programma voor subsidies aan armen en werklozen, en van andere programma's die dienen als ‘sociaal vangnet’.
De overweldigende meerderheid van de Tea Party-aanhangers gelooft niet dat menselijk gedrag veranderingen in het klimaat kan veroorzaken of dat de opwarming van de aarde een probleem is. Vandaar dat ze zich keihard verzetten tegen pogingen van de regering, de uitstoot van gassen via emissiehandel of anderszins te regulariseren. Ook hier helpt het niet om wetenschappelijke argumenten te presenteren. ‘De regering moet worden verhinderd zich met die regelgeving te bemoeien’ en ‘De regering moet ons niet voorschrijven in wat voor auto's we mogen rijden’, zijn hier de slogans.
De houding van de Tea Party-beweging tegenover sociale vraagstukken is niet eenduidig. Haar aanhangers verzetten zich meestal tegen illegale immigratie en verdedigen strenge wetten tegen immigranten. Meer dan andere Amerikanen twijfelen ze aan de godsdienstige overtuiging van Obama (is hij niet heimelijk moslim?), en aan of hij wel echt in de Verenigde Staten werd geboren. Over het algemeen zijn ze tegen rechten van homoseksuelen, in het bijzonder het homohuwelijk, maar dit vormt voor hen geen breekpunt. Er werden klachten gemeld over bepaalde elementen in de beweging die racistische opvattingen zouden uitdragen. Dit vooral wanneer ze argumenteren tegen de zorg voor armen (daarbij suggererend dat armen over het algemeen zwart of Spaanstalig zijn, wat niet klopt) of het over immigranten hebben. Hoewel veel van deze sociale problemen de kern vormen van de bezorgdheid van de bredere conservatieve beweging, vormen ze voor de Tea Party-beweging geen essentiële ideologische bestanddelen en ze staan niet centraal in hun politieke activiteiten. De centrale overtuigingen van de Tea Party-beweging betreffen het verminderen van de omvang, de uitgaven en de invloed van de regering. De doeleinden van deze beweging zijn meer libertarian dan traditioneel conservatief.
| |
Een nieuwe politieke partij?
Hier is het antwoord duidelijk neen. In vrijwel elke staat en plaats waar de Tea Party-beweging is opgestaan, ziet ze zichzelf als rebelse opstoot binnen de Republikeinse partij. De retoriek benadrukt voortdurend dat de Republikeinse partij het spoor bijster is, ‘haar principes en de doelstellingen van de Tea Party-beweging heeft verraden’. Ze wijst met de vinger naar ongefundeerde uitgaven van de regering Bush en naar de
| |
| |
mislukte poging van de Republikeinen in het Congres om de staatsuitgaven te beheersen en de belastingen te verlagen. Dat de Republikeinse afgevaardigden van het Congres er niet in zijn geslaagd de programma's van Obama tegen te houden, was de laatste druppel. De militanten van de Tea Party-beweging geloven dat de Democratische partij te sociaaldemocratisch (liberal), te progressief en zelfs socialistisch is en dat het daarom niet de moeite loont, zich ermee te bemoeien. Het is, tenminste momenteel, duidelijk dat ze geen zin hebben te beginnen met de bijzonder moeilijke opgave van het organiseren, financieren, registreren en verkrijgen van erkenning van een nieuwe partij. In plaats daarvan proberen ze de Republikeinse partij over te nemen, te domineren en in een nieuwe richting te keren.
Een dergelijke poging is heel traditioneel in de Amerikaanse politiek. Zo hebben bijvoorbeeld militanten tegen de oorlog in Vietnam in de jaren 1960 en het begin van de jaren zeventig getracht de Democratische partij te domineren, en ook zij meenden dat ‘hun’ partij op het verkeerde spoor was geraakt en in de juiste richting moest worden gekeerd. Zij deden geen moeite de Republikeinse partij te beïnvloeden, hetgeen ze als een hopeloze opdracht zagen. Dit is ook het geval bij de Tea Party-beweging.
Heel hun streven tijdens de verkiezingen voor het Congres in 2010 was erop gericht, kandidaten te stellen voor de voorbereidende (primary) verkiezingen binnen de Republikeinse partij, om te bepalen wie tijdens de verkiezingen tegen de kandidaten van de Democratische partij zou strijden. In bepaalde gevallen rekruteerden en steunden ze heel conservatieve en/of libertarian kandidaten tegen gevestigde Republikeinen die ze als te gematigd of weinig effectief beschouwden. In andere gevallen steunden ze een kandidaat, zoals Rand Paul, die zich al had aangemeld en hun ideologie deelde. In vele gevallen zochten meer gevestigde Republikeinen, die de tekens aan de wand gezien hadden, contact met lokale militanten van de Tea Party-beweging en beloofden, in ruil voor steun aan hun campagne, de principes van de beweging te verdedigen.
| |
Succes en mogelijke toekomst
Al vanaf haar start in het najaar van 2008 is de invloed van de Tea Party-beweging op de Amerikaanse politiek opmerkelijk geweest, tijdens de verkiezingscampagnes voor Huis en Senaat, en dit van de Oost- tot de Westkust. Zij steunde kandidaten in 138 verkiezingen voor het Congres. Naar schatting beschouwt meer dan de helft van de 87 nieuwe leden van het Huis van Afgevaardigden (een corpus van 435 mensen, die om de 2 jaar aan de campagne moeten deelnemen) zich als aanhanger van de Tea Party-beweging. 49 afgevaardigden sloten zich aan bij
| |
| |
de Tea Party-factie in het Congres (onder leiding van Michele Bachmann). In de Amerikaanse Senaat versloegen 13 kandidaten van de Tea Party-beweging gevestigde Republikeinen tijdens de voorverkiezingen; 7 van die 13 versloegen hun Democratische tegenstander. Ze zitten nu voor tenminste 6 jaar in de Senaat. Het is interessant dat sommigen van de 6 die de verkiezingen tegen Democraten verloren, het onderspit moesten delven tegen Democraten van wie werd gedacht dat ze gemakkelijk door gevestigde Republikeinen zouden worden verslagen. De meest opmerkelijke cases waren in Maryland en Nevada. Daar werden de libertarian posities verworpen, wat hielp om zwakke Democraten te verkiezen.
Lokale groepen van de Tea Party-beweging hebben, met de steun en coördinatie van nationale organisaties van de Niveaus 2 en 3, hun acties rond deze doelstellingen voortgezet. Onlangs nog boden ze steun aan pogingen, collectieve arbeidsovereenkomsten voor bedienden uit de openbare sector af te schaffen, onder het voorwendsel dat deze arbeidsovereenkomsten de ‘oorzaak’ zouden zijn van de fiscale problemen van de regering. Het gaat in feite om een poging, de Democratische partij, die de steun van deze vakbonden nodig heeft, nog vóór de verkiezingen van 2012 te verzwakken.
Wat houdt de toekomst voor de Tea Party-beweging in? In welke richting kan ze zich ontwikkelen? Het is belangrijk op te merken dat de lokale en regionale structuren van de Tea Party-beweging in 2010 noodzakelijk waren als een soort afspiegeling van de lokale verkiezingsgevechten voor het Congres en voor de op staatsniveau gevoerde campagne voor de Amerikaanse Senaat. Maar in november 2012 zijn er presidentsverkiezingen met Barack Obama als kandidaat van de Democratische partij. Wanneer de Republikeinse partij zich klaarmaakt om haar tegenkandidaat aan te wijzen zullen in de meeste deelstaten voorverkiezingen worden uitgevochten. Naar verwachting zal de Tea Party-beweging aan de meeste ervan deelnemen en proberen kandidaten aan te wijzen die haar voorkeur genieten, wellicht tot ontsteltenis van de meer gevestigde Republikeinse partij. Wanneer een van de favorieten van de Tea Party de voorkeur krijgt van de meerderheid van de Republikeinen zal de Tea Party-beweging er snel voor zorgen dat deze kandidaat zowel op nationaal niveau als, in zijn staat, door plaatselijke organisaties wordt ondersteund. Aangezien de Amerikaanse presidentsverkiezingen niet door het nationale aantal stemmen alleen worden beslist, maar veeleer door meerderheden in elke staat afzonderlijk (de voornoemde zogenaamde Kiescolleges), zal de regionale structuur van de Tea Party-beweging, die zo relevant was in de verkiezingen voor Senaat en Congres van 2010, opnieuw belangrijk zijn.
| |
| |
Indien, anderzijds, de Republikeinse partij een kandidaat kiest die niet aanvaardbaar is voor de meerderheid van de Tea Party-beweging, zullen we een moment van waarheid zien. Zal zij de Republikeinse kandidaat steunen als de beste manier om Obama, volgens hen een gehate socialist, te verslaan? Of zal zij een derde partij organiseren die zich afzet tegen beide gevestigde kandidaten? In 1968 was uitgerekend dát het dilemma van de beweging tegen de oorlog in Vietnam. Pogingen om Eugene McCarthy te nomineren werden tegengehouden op het Congres van de Democratische partij in Chicago, en de partij koos Hubert Humphrey in zijn plaats. Humphrey was een ‘goed en geëngageerd liberaal’ (te vertalen als ‘progressief’), maar hij had, wat de oorlog betrof, geweigerd met Lyndon Johnson te breken. Daarom werden in de ene staat na de andere, in het bijzonder in Californië, pogingen gedaan McCarthy als een onafhankelijke kandidaat te nomineren (het was te laat om nog een nieuwe officiële en geregistreerde politieke partij te stichten). Hoewel deze poging in de meeste staten werd verijdeld, nam ze veel van de energie van de campagne voor Humphrey weg en verzwakte zijn aantrekkingskracht aanzienlijk. Sommigen beweren dat de overwinning van Richard Nixon daarvan het resultaat was. Het valt te bezien wat de militanten van de Tea Party-beweging in 2012 doen, mochten ze niet de Republikeinse presidentskandidaat van hun keuze krijgen. Het is veel te vroeg om iets te voorspellen, maar het zal de moeite waard zijn het te volgen.
Uit het Engels vertaald door Ludo Abicht en Ina Antonis.
|
|