Streven. Jaargang 78
(2011)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 555]
| |
Georges De Schrijver
| |
Conflicten over water en grondstoffenWelzer gaat ervan uit dat de meeste mensen intussen weten dat er een serieuze klimaatwijziging op til is waarvan de gevolgen niet te overzien zijn. Tevens stelt hij vast dat ‘het onderzoek naar het verband tussen ecologie, geweld en ontwikkeling nog in de kinderschoenen staat’ (blz. 87). Klassieke studies over politieke veroveringen koppelen die aan een jacht naar natuurlijke rijkdommen, maar zelden aan ecologie. De Europese kolonisatie was ontegensprekelijk gelinkt aan de ontginning van grondstoffen: goud, ertsen, diamant en nadien ook olie. Dit merkt men hieraan: zelfs wanneer, zoals in Nigeria, de olie pas na de onafhankelijkheid ontdekt werd, kwam de oliewinning toch in handen van Europese oliemaatschappijen. Al was het hun in de eerste plaats om grondstoffen te doen, toch hebben koloniale heersers destijds al aandacht besteed aan water- | |
[pagina 556]
| |
winning. Die was immers nodig voor de teelt van monoculturen als koffie en thee. In de Indiase deelstaat Tamil Nadu bijvoorbeeld kan men nog altijd twee indrukwekkende bruggen bewonderen die door Britse ingenieurs in de jaren 1930 zijn gebouwd: met hun ingebouwde keersluizen houden ze het water van de brede Cauveryrivier op peil. Bij de hedendaagse omgang met die rivier wordt al plaats ingeruimd voor klimaatfactoren: zo werd vastgesteld dat het bij verandering in het ritme van de moessonregens in de rivier tot rampzalig lage waterstanden komt. Dit heeft recentelijk tot een harde botsing geleid tussen de deelstaat Kamataka, waar de rivier ontspringt, en Tamil Nadu. Zozeer zelfs dat een Water Disputes Tribunal in het leven geroepen moest worden om te bepalen hoeveel water uit de Cauveryrivier naar elk van beide deelstaten zou vloeienGa naar eindnoot3. Water is blijkbaar, naast olie en gas, een belangrijke grondstof geworden. Dit conflict, dat in Bangalore en Tiruchi heel wat betogingen en straatgeweld opriep, situeert zich binnen India. Maar ook tussen India en Bangladesh zijn spanningen ontstaan, omdat de bouw van een stuwdam op de Ganges in Farakka, India, tot woestijnvorming leidt in Bangladesh. Voorts zijn Syrië en Turkije in een vete verwikkeld omwille van de afdammingen op Turks grondgebied van de Eufraat, de rivier die het nodige water levert voor irrigatie in Syrië. Tot een regelrechte verovering is het gekomen tijdens de Zesdaagse Oorlog in 1967, toen Israël Libanon en Syrië binnenviel om zich bronnen toe te eigenen. Sommigen beschouwen ‘de Zesdaagse Oorlog als de eerste wateroorlog van de Nieuwe Tijd, omdat het Jordaanbekken na de oorlog bijna helemaal onder Israëlische controle kwam en Israël sindsdien een politiek van “hydrologische” apartheid bedrijft’ (blz. 236). Naast rivieren worden ook zeegebieden haarden van conflicten, vooral als men vermoedt dat op de zeebodem grondstoffen te vinden zijn, zoals olie en gas. In 1982 voerde Groot-Brittannië een regelrechte oorlog tegen Argentinië - de Falklandoorlog - waarin de grootste zeeslag sinds de Tweede Wereldoorlog plaatsvond en 900 soldaten sneuvelden. De inzet was, zoals later bleek, de aanspraak van Groot-Brittannië op een miljoen vierkante kilometer van Antarctica. Ook het Noordpoolgebied leent zich tot conflicten, nu het smelten van de ijskap nieuwe perspectieven opent: ‘De onder het ijs vermoede enorme voorraden grondstoffen zullen al gauw toegankelijk zijn en het is al lang omstreden wie het recht heeft om ze te exploiteren’ (blz. 108). De Russische poolexpeditie ‘Akademik Fedorov’ is alvast begonnen met in de zomer van 2007 op 4.200 meter diepte een titaniumvlag te planten. Hiermee maakt Rusland aanspraak op het hele gebied tussen de eilanden van Novosibirsk en de Noordpool. Deze claim werd meteen verworpen door de Verenigde Staten, Canada en Denemarken. | |
[pagina 557]
| |
GrensconflictenNog meer grensconflicten zullen ontstaan door het smelten van gletsjers en het uitdrogen van meren. De Indiase politieke journalist Rajeev Sharma merkt ironisch op dat men bij alle debatten over de al dan niet door de mens veroorzaakte opwarming van de aarde, één belangrijk gegeven over het hoofd dreigt te zien: dat door het smelten van de gletsjers binnen de kortste tijd grensdisputen zullen ontstaan. Hij stipt terloops aan dat de regeringen van Zwitserland en Italië vanwege het smelten van de Alpengletsjers al begonnen zijn hun grenzen opnieuw vast te leggen. Maar dan komt hij tot het punt waar het hem om te doen is: het angstwekkende scenario van een gewapend conflict tussen India, Pakistan en China, die elk over kernwapens beschikken. Waar die landen aan elkaar grenzen (met Tibet als onderdeel van China) bevindt zich immers de hoogste concentratie van gletsjers buiten de poolgebieden; daarom wordt dit gebied soms de ‘derde pool’ genoemd. Al een paar jaren twisten India en Pakistan over de Siachengletsjer op de oostelijke flank van het Karakorumgebergte in de Himalaya. Die gletsjer voedt via de Nibrarivier de Shyokrivier, voor Pakistan een belangrijke waterleverancier, die ook een aftakking heeft naar de Indus in India. ‘De Siachengletscher smelt weg met een snelheid van 110 meter per jaar - hij behoort tot de vlugst wegsmeltende gletsjers ter wereld’Ga naar eindnoot4. Wetenschappers houden hun hart vast bij het vooruitzicht dat binnen ettelijke decennia de Siachengletscher wellicht helemaal zal wegsmelten. Op dat ogenblik zullen de Shyokrivier en de Indus massaal buiten hun oevers treden, maar is die enorme overstroming eenmaal voorbij, dan zullen de twee rivieren fataal uitdrogen, aangezien er geen gletsjer meer zal zijn die hen voedt. Welzer gaat vooral in op de uitdroging van rivieren en meren, die al jaren aan de gang is. Vanwege het uitdrogen van rivieren zullen de grenzen van Ethiopië, Kenia en Sudan hertekend moeten worden. Dit probleem zal nog acuter worden bij het uitdrogen van meren. Het Aralmeer vormt de grens tussen Kazachstan en Oezbekistan, vroeger twee Sovjetrepublieken, maar nu onafhankelijke staten. In 1960 had het Aralmeer een oppervlakte van 68.500 km2; in 2004 bedroeg die nog amper 17.600 km2 en in 2006 was die oppervlakte al gekrompen tot 6.850 km2 of 10% van wat ze oorspronkelijk was. Wat nu overblijft van het immense zoetwatermeer, zijn twee kleine van elkaar gescheiden meren met brak water, omgeven door een zoutwoestijnGa naar eindnoot5. Vroeg of laat zal de vraag rijzen tot waar het gebied van Kazachstan reikt en tot waar dat van Oezbekistan; het kan tot een grensoorlog komen. Even erg, zo niet erger, is het gesteld met het Tsjaadmeer ‘dat inmiddels 95% van zijn oorspronkelijke oppervlakte verloren heeft’ (blz. 93). Het Tsjaadmeer is een ondiep meer, | |
[pagina 558]
| |
hooguit 10 meter diep. In 1960 had het nog een oppervlakte van 26.000 km2; in 2000 was die al gekrompen tot 1.500 km2Ga naar eindnoot6. Aan dit meer grensden vier landen: Niger, Nigeria, Tsjaad en Kameroen. Niger en Nigeria hebben momenteel geen meeroever meer; er is al een conflict losgebarsten tussen Nigeria en Kameroen omtrent de juiste grensafbakening. Het afsnijden van de watertoevoer kan daarenboven ingezet worden als oorlogswapen. De Taliban hadden dit begrepen. In 1998 sloten zij in Afghanistan de sluizen van een stuwdam in de Hirmandrivier. Hierdoor werd het Iraanse Hamounmerengebied afgesneden van zijn watertoevoer. De schade was enorm. De drie meren op Iraans grondgebied droogden op, terwijl de omliggende moerasgebieden veranderden in een droogtezone met bodemerosie. | |
Overstroming van megacitiesAls waarneembare gevolgen van de klimaatverandering somt Welzer op: ‘de verschuiving van regenzones en de regenvalfrequentie, de voortschrijdende woestijnvorming en het in toenemende mate voorkomen van extreme weersomstandigheden zoals hittegolven, stormen, zware regenval’ (blz. 45), en uiteraard ook het smelten van gletsjers en van de ijskappen aan de Noord- en Zuidpool. Dit laatste zal onvermijdelijk leiden tot een stijging van het zeeniveau met het dreigende gevaar van massale overstromingen. De meest bedreigde kustgebieden zijn al in kaart gebracht. In de Golf van Bengalen zijn al twee Indiase eilanden in zee verdwenen, Lohachara en Suparibhanga, en zijn ook de Malediven bedreigd. In Oceanië zijn dunbevolkte eilanden als Tuvali, tussen Australië en Hawaii, en Kiribati en de Marshalleilanden in het midden van de Stille Zuidzee, evenals het eiland Tonga in de buurt van Nieuw-Zeeland, bij verdere stijging van het zeeniveau gedoemd te verdwijnenGa naar eindnoot7. Niet alleen de dichtbevolkte kuststreek van Bangladesh, maar ook de hele westkust van Afrika zal af te rekenen hebben met overstromingen. Megacities als Bangkok in Thailand en Lagos in Nigeria (maar ook New Orleans, New York en Londen) zouden grotendeels onderlopen. Welzer kijkt naar deze dreigingen als sociaalpsycholoog; hij probeert zich de sociale gevolgen voor te stellen van het inbeuken van de oceaan op een megacity als Lagos. ‘De tot het jaar 2100 op 15 tot 59 cm geschatte stijging van de zeespiegel zal overstroming van delen van Lagos veroorzaken. Hier zullen de armste bewoners het ergst getroffen worden’ (blz. 91). In Lagos ‘leven 3 miljoen van de ongeveer 17 miljoen inwoners letterlijk tussen het afval, zonder voorzieningen zoals zuiver water, zonder riolering, zonder straten, zonder elektriciteit, zonder politie en zonder medische verzorging’ (blz. 88). Velen van hen zullen verdrinken of | |
[pagina 559]
| |
van ziekte en ontbering omkomen. De vluchtelingenstroom die op gang zal komen, zal immens zijn. De vluchtelingenkampen zullen barstensvol zitten met hulpbehoevende mensen en in de stad zal paniek en chaos uitbreken. Om een beeld op te hangen van wat Lagos bij een overstroming te wachten zal staan, grijpt Welzer terug naar wat zich in New Orleans heeft afgespeeld. Daar ‘heeft de overstromingsramp in 2005 tot de vlucht van honderdduizenden geleid en aangetoond dat de infrastructuren ook in een stabiele samenleving radicaal overbelast kunnen raken’ (blz. 91). Het was bijna onmogelijk om de tegenmaatregelen te coördineren. Het water kon niet weggepompt worden omdat de elektriciteit uitgevallen was. ‘De tot noodonderkomen omgebouwde Superdome was na korte tijd overvol, in de omgeving ervan escaleerde de gewelddadigheid in die mate dat de autoriteiten zich afvroegen of ze de noodtoestand niet moesten uitroepen en het oorlogsrecht toepassen. De goeverneur van Louisiana droeg de nationale garde op om plunderaars neer te schieten [...] Er waren aanvallen op reddingswerkers, schietpartijen, verkrachtingen, plunderingen van winkels, inbraken enz. Pas toen een legermacht van 65.000 man ingezet werd, kreeg men de situatie weer gedeeltelijk onder controle’ (blz. 34). In New Orleans escaleerde het geweld doordat zwarten blanken te lijf gingen en omgekeerd. In Lagos zal het etnisch geweld nog erger toeslaan omdat de stad een smeltkroes is van Yoruba's, Igbo's, Hausa's en Ibibio's. | |
GenocidenWelzer begint zijn bespreking van genociden met de uitroeiing van de Joden in Nazi-Duitsland. De holocaust geeft goed de motieven weer die een volk ertoe drijven het andere, gehate ras uit te roeien. Die uitroeiing wordt voorgesteld als een goede zaak: ‘In het nationaalsocialisme hield men de Joden in biologisch opzicht voor ongedierte op het volkslichaam; het was daarom logisch dat ze gedood werden met Zyklon B, een verdelgingsmiddel voor ongedierte’ (blz. 73). Dichterbij in de tijd, in 1994, vond de volkenmoord in Rwanda plaats, waar in 100 dagen tijd, van 6 april tot half juli, 500.000 tot 1 miljoen Tutsi's met machetes afgeslacht werden. De aanleiding was het neerschieten van een vliegtuig dat president Habyarimana, een Hutu, en zijn Burundese collega Ntaryamira aan boord had en waarbij beide presidenten omkwamen. De schuld van de aanslag werd bij de Tutsi's gelegd, de bevolkingsgroep die onder het Belgische koloniale bewind bevoorrechte posities ingenomen had. De meeste moorden werden gepleegd door twee extremistische Hutu-milities, de Interahamwe en de Impuzamugambi. Reeds maanden vooraf had radio Mille Collines opgeroepen de ‘kakkerlakken’ af te slachten en | |
[pagina 560]
| |
werden er machetes te koop aangebodenGa naar eindnoot8. ‘In Rwanda werd gedood zoals men het onkruid bestreed; het begrip “snijden” werd synoniem met het begrip “doden”, waardoor het doden met machetes een bijzondere betekenis kreeg’ (blz. 71). De oorzaak van de spanningen tussen Hutu's en Tutsi's was kennelijk overbevolking en tekort aan landbouwgrond. Van 1988 tot 1993 steeg het aantal bewoners per vierkante kilometer van 672 tot 788. Dit wijst erop dat niet zozeer de etnische verschillen als wel ecologische, demografische en geografische factoren de doorslag hebben gegeven. Gebrek aan landbouwgrond doet naar de wapens grijpen om de gehate etnische groep waarmee men op hetzelfde grondgebied moet samenwonen, uit te roeien. Dit gegeven is tien jaar later bepalend geweest voor de genocide in het Sudanese Darfur, volgens sommigen de eerste regelrechte klimaatoorlog in de geschiedenis. Etnische spanningen zijn er in Darfur, in het westen van Sudan, al sinds lang. In 1984 joeg een rampzalige droogte de ‘Afrikaanse’ boeren met donkerder huidskleur en de ‘Arabische’ nomaden tegen elkaar op. De noordelijke weilanden droogden uit en dit deed de ‘Arabische’ veefokkers naar het zuiden afzakken op zoek naar gras voor hun kudden: ‘De boeren, die volgens een oude traditie wild gras verbrandden, werden aangevallen, want wat voor hen onkruid was, was voor de uitgeputte kuddes van de nomaden het laatste voedsel’ (blz. 79). Tevens bracht de aanhoudende droogte een ware volksverhuizing op gang, zodat men vluchtelingenkampen moest organiseren. Tot 80.000 hongerende mensen trokken door het land om die kampen te bereiken. De regering vond er niets beters op dan hen tot ‘vluchtelingen uit Tsjaad’ uit te roepen en ze het land uit te drijven. Dit was het begin van de oorlog die de regering in Khartoem tegen een deel van zijn eigen volk begon te voeren. Van 1984 tot 1989 werden met steun van de regering bemiddelings-bijeenkomsten georganiseerd om het conflict tussen ‘Afrikaanse’ boeren en ‘Arabische’ nomaden bij te leggen. Maar toen generaal Al-Bashir door een staatsgreep aan de macht gekomen was, kwam aan die bemiddelingspogingen een eind: de regering trad hardhandig op om de orde te herstellen en huurde hiervoor de ‘Arabische’ Janjaweedmilities in. Om zich tegen deze aanvallers te beschermen richtten de ‘Afrikaanse’ boeren in februari 2003 het Darfur Liberation Front (DLF) op, later omgedoopt tot Sudan Liberation Army (SAL). De oorlog escaleerde toen de guerrillastrijders de luchthaven Al-Fashi aanvielen. Als represaille bombardeerden regeringsvliegtuigen de dorpen van de ‘Afrikaanse’ boeren en schakelden zij meteen de Janjaweed in om het ene dorp na het andere te liquideren: ‘Na de luchtaanvallen was het geweld nog niet voorbij; het begon dan pas goed. De Janjaweed - met paarden, kamelen of Toyota-terreinwagens uitgeruste milities - omsingelden een dorp, | |
[pagina 561]
| |
plunderden, verkrachtten de meisjes en vrouwen, brandden de huizen die nog overeind stonden plat, en vermoordden de overgebleven bewoners’ (blz. 77). 200.000 tot 500.000 ‘Afrikaanse’ boeren werden gedood. In april 2007 heeft het Internationale Strafhof in Den Haag Ahmed Haroun, de huidige Sudanese minister van Humanitaire Zaken, schuldig bevonden voor de genocide van 2003. | |
Privatisering van het gebruik van geweldWat in Darfur gebeurd is, kan zich in soortgelijke omstandigheden elders herhalen. Welzer voorziet dat in de klimaatoorlogen van de eenentwintigste eeuw meer en meer gebruik gemaakt zal worden van ingehuurde privémilities. De inzet van privémilities is niet nieuw. Men kan zelfs spreken van een privatisering van de uitoefening van geweld, in het kielzog van de wereldwijd bevorderde privatisering van de economie. De Verenigde Staten geven hier de toon aan. Het is algemeen bekend dat deze wereldmacht in haar oorlogen in Irak en Afghanistan gebruik maakte van militaire privébedrijven (PMCs ofwel Private Military Companies). Tot hun opdrachten behoren het opsporen van terroristen, de opleiding van plaatselijke politieagenten en milities en het doden van burgers. Alleen al in 2003, het jaar waarin de genocide van Darfur plaatsvond, ‘heeft de Amerikaanse regering 3.512 contracten gesloten met particuliere beveiligingsbedrijven’(blz. 116). Het aantal tewerkgestelde mensen in deze bedrijven loopt in Irak op tot 50.000. Ook multinationals nemen beveiligingsbedrijven in dienst. Dit verklaart bijvoorbeeld waarom Kenia naast 40.000 politieagenten 300.000 employees van particuliere beveiligingsbedrijven teltGa naar eindnoot9 die de belangen van firma's veilig moeten stellen. Als reeds hoogontwikkelde landen zoals de Verenigde Staten in hun oorlogsvoering gebruik maken van privémilities, is het niet verwonderlijk dat men ook in Somalië een dergelijke toestand aantreft. Somalië is het typevoorbeeld van een ‘ineengestorte staat’; al van 1991 tot 2005 heeft het geen effectieve regering meer. In dit klimaat van wetteloosheid betwist een groeiend aantal milities en krijgsheren elkaar de controle over wegen, havens, luchthavens, natuurlijke hulpbronnen en strategische punten. Ze persen de plaatselijke bevolking uit en breiden hun criminele activiteiten uit, zelfs tot het kapen van schepen in de Golf van Aden en de Indische Oceaan. Om die kapingen te bestrijden zijn al verscheidene oorlogsbodems, waaronder ook Belgische, naar dat gebied gestuurd. Bij zijn analyse van deze situatie gaat Welzer uit van de schaarste aan vruchtbaar weiland. De herdersgemeenschappen begonnen vuurwapens te dragen om hun recht op drinkplaatsen te verdedigen, omdat | |
[pagina 562]
| |
ze niet langer de uitspraken van stamrechtbanken of overheidsrechtbanken vertrouwden. De overheid tolereerde het wapengebruik en werkte zo de wetteloosheid in de hand. Buitenlandse verwikkelingen verergerden de toestand. De veehouders aan de grens met Ethiopië betrokken al geruime tijd voedsel en veevoeder uit Ethiopië voor hun kudden; ze profiteerden hierbij van de internationale hulp aan Ethiopië. Toen de Somalische regering de grenzen met Ethiopië sloot, slonk de veestapel en raakten ook de handelaars in moeilijkheden die het kleinvee van deze nomaden naar Yemen en Saudi-Arabië exporteerden. Daarom leverden de handelaars grote hoeveelheden wapens aan de nomaden, om ze in staat te stellen zich van de nodige hulpbronnen meester te maken en zo hun veestapel weer op peil te brengen: ‘Zo ontstond de zogenaamde militie van de stam Gadabuursi, een militie die al snel ontdekte dat ze met hun wapens ook kosteloos aan voedsel konden komen, en dat gijzelneming, het heffen van belasting op transport van voedingsmiddelen en bescherming van de drugshandel financieel zeer lonende activiteiten zijn’ (blz. 121). Met zijn analyse van de situatie in Somalië wil Welzer aantonen dat de strijd om water soms verstrekkende destabiliserende gevolgen heeft, die tot moord en doodslag leiden. Omgekeerd acht hij een escalatie van geweld mogelijk in streken waar sowieso al door privémilities conflicten uitgevochten worden. Die conficten zullen bij aanhoudende droogte alleen maar in heftigheid toenemen. | |
De dodentol aan de Amerikaanse en Europese grenzenWelzer trekt zijn visie op de privatisering van het gebruik van geweld door naar de bewaking van de Amerikaanse en Europese grenzen. Al lang worden er in de Verenigde Staten speciale detachementen ingezet om toezicht te houden op de ‘scheidingsmuur’ tussen Mexico en de Verenigde Staten. De grens met Mexico is 3.360 kilometer lang. In september 2006 heeft het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden een motie goedgekeurd om een 1.125 kilometer lang hightech-hek te bouwen om potentiële grensschenders af te schrikken. Bij dit project, waarvan de kosten op 2,5 miljard dollar geraamd worden, zijn ca. honderd privébedrijven en bewakingsfirma's betrokken. Er zullen honderden dertig meter hoge, met radar en camera's uitgeruste bewakingstorens oprijzen, die elk een radius van zestien kilometer bewaken. In juni 2007 waren er al negen dergelijke bewakingstorens aan de grens in het zuidwesten klaar. De Verenigde Staten kijken blijkbaar niet op geld of moeite om hun grenzen te beveiligen. ‘In 2006 gaf de regering van de VS 545 dollar per huishouden uit voor binnenlandse beveiliging; hiervoor werden meer dan 100.000 contracten gesloten met particuliere beveiligings- | |
[pagina 563]
| |
bedrijven’ (blz. 156). Deze bedrijven voeren, onder toezicht van de US Customs and Border Protection, grenscontroles uit en beschikken daarvoor over de nodige auto's, vliegtuigen en schepen. De bewakingstorens komen als versterking bij de reeds bestaande ‘drievoudige, viereneenhalvemeter hoge muur uit staal tussen San Diego en het Mexicaanse Tijuana en bij soortgelijke constructies in Arizona en Texas’ (blz. 155). Grensbeveiligingen als deze maken de overtocht naar de VS hachelijk. Men kan bezwaarlijk zeggen dat de bewakingsfirma's illegale immigranten doodschieten (desnoods doen ze dat wel); hun taak is ze terug te sturen. Maar onrechtstreeks dragen ze terdege bij aan de dodentol aan de grenzen. Hoe uitgebreider en verfijnder de grenscontroles worden, des te meer zoeken de ‘illegalen’ minder bewaakte overgangen op door bergketens en woestijnen. Wie zich in die woestijnen waagt, dreigt om te komen van de dorst, door insectensteken of slangenbeten, verwondingen door cactussen enz. Elk jaar sterven honderden mensen bij hun poging de grens over te steken. In Europa springt het uitbesteden van het gebruik van geweld nog meer in het oog. Hier zijn de meeste asielzoekers uit Afrika afkomstig. Met het oog hierop is Spanje met de steun van de EU aan de Straat van Gibraltar al sinds 2002 tientallen bewakingstorens aan het bouwen, uitgerust met infraroodcamera's en radarapparatuur. Hierdoor verminderde het aantal asielzoekers drastisch, evenals het aantal aangespoelde doden. Toen de migratiestroom zich verlegd had naar de Canarische eilanden en naar Lampedusa, kwam ook daar elektronische bewaking. De gevaarlijkste route blijft ondertussen die uit Mauretanië en Senegal, waarvandaan mensensmokkelaars de vluchtelingen op gammele boten naar de Canarische eilanden overbrengen; jaarlijks laten honderden mensen hierbij het leven. In 2005 is het tot de ophefmakende bestorming gekomen van de vier meter hoge omheiningen rond de Spaanse enclaves Ceuta en Melilla; hierbij zijn in gevechten met de grenspolitie veertien asielzoekers omgekomen. In dat jaar is de EU begonnen met een gecoördineerde politiek van grensbewaking, met de stichting van het agentschap Frontex, een afkorting van ‘Frontières extérieures’. Frontex werkt supranationaal; het kan weliswaar door de EU ter verantwoording worden geroepen, maar is voor de rest niet verplicht de EU op de hoogte te houden van zijn werking. Die bestaat in het coördineren van de bewaking van de hele grens van de EU (die van Oost-Europa en Griekenland/Turkije incluis), en in het uitwerken van strategieën om de vluchtelingenstroom in te perken. Via Frontex zijn met Marokko, Algerije en Libië diplomatieke akkoorden gesloten om ginder vluchtelingenkampen te organiseren, zodat daar reeds aan screening gedaan kan worden. Met geld van de EU runnen de betrokken landen deze kampen en sturen zo nodig de uitgerangeerden naar huis terug. | |
[pagina 564]
| |
Zo wordt de Europese grensbewaking verlegd tot buiten het eigen territorium en komt het tot een regelrechte uitbesteding van gewelddadig optreden: ‘Juridisch zowel als moreel betekent dit het geweld wegschuiven tot buiten het eigen verantwoordelijkheidsgebied. Want als Marokkaanse of Algerijnse instanties vluchtelingen in de woestijn droppen, geschiedt dat ver buiten het domein van de Europse veiligheidspolitiek; het kan zelfs als een schending van de mensenrechten betreurd worden’ (blz. 161). Welzer noemt de strategieën van de Verenigde Staten en Europa om zich tegen een toestroom van vluchtelingen te beschermen, ‘indirecte grensoorlogen’. Momenteel bestaat het statuut van ‘klimaatvluchteling’ nog niet. Daarom moet, aldus Welzer, dringend werk worden gemaakt van een quotasysteem voor klimaatvluchtelingen. De oude industrielanden mogen immers niet vergeten dat zij al decennialang de grootste milieuvervuilers zijn en dat de ontwrichting die ze hierdoor elders hebben veroorzaakt, op hun conto komt. |
|