| |
| |
| |
Irene Dankelman
Klimaatverandering heeft een menselijk gezicht
Ik heb zeven kinderen. [...] Ons huisje is ingestort door de overstromingen, en onze gewassen - maïs en gierst - zijn weggespoeld. Honger staart ons in de ogen.
(Mw. Atibzel Abaande, 45 jaar, Bawku West District, Ghana (WEDO I))
Menigeen zal zijn schouders ophalen als er wordt gesproken over klimaatverandering als een mondiaal vraagstuk dat velen bedreigt en in de toekomst een veel groter probleem zal vormen. Het is óf te ver van ons bed, óf valt onder het kopje ‘ontwikkelingshulp’, en dat staat, gezien de huidige economische, sociale en politieke constellatie dichtbij huis, bepaald niet bovenaan onze prioriteitenlijst. Voor velen is het klimaatprobleem louter een milieuprobleem, en daar lijken we - in elk geval veel van onze politici - de buik al van vol te hebben. Dat is onterecht.
Ik heb me van kinds af aan drukgemaakt over de aantasting van ons leefmilieu. Aanvankelijk was dat dichtbij huis; latere werkzaamheden op het gebied van milieu en (duurzame) ontwikkeling brachten me steeds verder de wereld over. Het waren ontmoetingen met eenvoudige mensen, zoals met mevrouw Abaande hierboven, die me lieten inzien dat er zonder een gezond milieu geen toekomst voor mensen is, en dat de kwetsbaren door degradatie en achteruitgang van hulpbronnen over steeds minder bestaansmogelijkheden beschikken. Wat boerinnen en boeren, mensen in sloppenwijken, vrouwen en mannen, en zelfs kinderen mij leerden, was dat ze daar een visie op hebben, dat ze een kritische analyse kunnen maken, en bovenal, dat zij en hun levens ertoe doen.
Wat mij steeds meer bezig ging houden is het feit dat er voor miljarden vrouwen en meisjes in deze wereld al bij voorbaat minder mogelijkheden, minder kansen en minder zekerheden zijn dan voor veel
| |
| |
mannen. Steeds meer zien we dat veranderingen in natuur, milieu en klimaat een versterkend effect hebben op dergelijke genderongelijkheden. Aan de andere kant heb ik ook gezien dat waar vrouwen en meiden kansen krijgen, ze belangrijke aandrijvers zijn op weg naar een duurzamere en rechtvaardigere samenleving (Dankelman (red.), 2010).
| |
Sociale gevolgen van klimaatverandering
Assessmentrapporten van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC, 2007) en andere deskundigen liegen er niet om: we hebben ontegenzeggelijk te maken met veranderingen in het mondiale klimaat - die zich op lokaal niveau heel divers manifesteren. Soms gaat het om heel langzame processen, een andere keer worden we met zeer plotselinge klimaatrampen geconfronteerd. Geheel voorspelbaar zijn dat soort processen echter nauwelijks, al weten we intussen al veel over de trends en de gevolgen.
De watersnoodramp in Pakistan deze zomer was een van de ergste natuurrampen van de laatste decennia. Zeker 20 miljoen mensen zijn getroffen door de overstromingen die zo'n 20 procent van het land onder water hebben gezet, meer dan vier miljoen Pakistanen zijn dakloos en volgens het ANP zijn zeker 1.600 mensen omgekomen. [...] Pakistan is niet het enige land dat deze zomer te lijden heeft onder extreem weer. Ook China kampt met overstromingen en dodelijke modderstromen, terwijl Rusland extreme droogte en de heetste zomer ooit beleefde. (KNMI, Persbericht, 1 september 2010).
Enkele van de eerste sectoren die door deze klimaatveranderingen worden geraakt zijn de landbouw, de bosbouw en de visserij. Niet alleen wilde planten en dieren zijn gedwongen zich aan te passen, maar ook landbouw- en bosbouwgewassen, vee en waterorganismen hebben steeds meer moeite zich te handhaven en te overleven in extremere omstandigheden. Het smelten van gletsjers, extreme droogtes, maar ook overstromingen en stijgend zeewater bedreigen de beschikbaarheid en kwaliteit van drinkwater en water voor landbouw en andere doeleinden. Energievoorziening, vooral voor de ruim 2 miljard mensen die afhankelijk zijn van brandhout en andere biomassa, wordt steeds problematischer. En het aantal locaties dat niet veilig is voor natuurrampen neemt schrikbarend toe.
Het spreekt voor zich dat dit de veiligheid van tal van gemeenschappen op de wereld ernstig bedreigt: een veilige woonplek, voedsel- en waterveiligheid, en energiezekerheid staan op het spel. Ook de gezondheid wordt aangetast - dat gebeurt direct door natuurrampen en indi- | |
| |
rect door verslechterende leef- en voedselomstandigheden. Er is een schaarste aan veilig water en een toename van ziektedragende vectoren, waardoor bijvoorbeeld malaria en dengue sterk dreigen toe te nemen. Zo vertelde Andrew Githeko, een prominent malariaonderzoeker aan het Kenya Medical Research Institute: ‘Het is nu duidelijk dat de temperatuurveranderingen in de stad Nairobi hebben geleid tot een groei van het aantal malariaparasieten en -muggen’ (Gitigo Njeru, 2010).
Door een toename van het aantal natuurgerelateerde rampen staan overleving en gezondheid van miljarden mensen op het spel en dreigen tal van humanitaire crises. Tot die conclusies komen de vele rampenstudies, zoals die van de United Nations International Strategy for Disaster Reduction (UNISDR, 2009). Sinds 1975 hebben rampen het leven van meer dan 2,2 miljoen mensen gekost; daarvan komt twee derde voort uit weergerelateerde fenomenen. Hierbij dient een belangrijke kanttekening te worden gemaakt: het gaat niet alleen om plotseling optredende rampen. Juist langzame processen zoals bijvoorbeeld een toenemende droogte en een daarmee samenhangende degradatie van het milieu hebben een enorme humanitaire impact.
Het IPCC stelde: ‘Vooral arme gemeenschappen, die vaak geconcentreerd leven in hogerisicogebieden, zijn kwetsbaar. Ze hebben een kleiner vermogen om zich aan te passen en zijn afhankelijker van klimaatgevoelige hulpbronnen zoals water en lokaal geproduceerd voedsel’ (IPCC, 2007, blz. 9).
De kwetsbaarheid en de capaciteit van individuen en gemeenschappen om zich aan te passen aan klimaatveranderingen, zijn gerelateerd aan de toegang en controle die zij hebben over natuurlijke, sociale, fysieke, politieke en financiële hulpbronnen. Het ontbreken daarvan draagt significant bij aan de problemen veroorzaakt door klimaatverandering. Andersom hebben dergelijke problemen in toenemende mate weer andere gevolgen voor gezinnen en lokale gemeenschappen: economische onzekerheden en het verlies van banen en handel, met name in de informele sector, minder kans om educatie of training te volgen en een toename van geweld. Kortom: bestaanszekerheden worden op kortere en langere termijn bedreigd. Juist mensen die in armoede leven of gemarginaliseerd zijn, zoals vrouwen, kinderen, ouderen, gehandicapten of minderheden, lijden daar het meest onder (Ehrhart e.a., 2009).
| |
Genderproblematiek
Een van de meest hardnekkige ongelijkheden in onze samenleving betreft de (sociaal geconstrueerde) ongelijkheid tussen vrouwen en mannen (UNDP, 2007). Dit ondanks de vooruitgang die de afgelopen jaren is geboekt in het tot stand brengen van Millenniumdoelstelling 3 (rond
| |
| |
gendergelijkheid), die vooral te danken is aan de verbetering van de toegang van meisjes tot onderwijs. Wereldwijd, ook in Nederland en België, bestaat er nog steeds een verschil tussen mannen en vrouwen. Vrouwen zijn minder betrokken in de besluitvorming, bekleden minder vaak een topfunctie en worden lager beloond voor hetzelfde werk. In veel landen en gemeenschappen vormen ook onderdrukking, slechte leef- en gezondheidsomstandigheden en geweld tegen vrouwen een belangrijk probleem. Niet voor niets wordt nog steeds onderstreept dat de meerderheid van de mensen die in armoede leven vrouwen en kinderen zijn. Dat geldt zeker voor het groeiend aantal eenoudergezinnen met vrouwen aan het hoofd.
Sociale en culturele normen hebben ertoe bijgedragen dat mannen en vrouwen verschillende rollen krijgen en andere verantwoordelijkheden dragen: zijn traditioneel in zowel de westerse wereld als in ontwikkelingslanden het runnen van het huishouden en de dagelijkse zorg voor kinderen, zieken en ouderen vrouwentaken; mannen hebben meestal een baan buiten de deur. Ook zien we dat juist in veel ontwikkelingslanden vrouwen tevens zorg dragen voor de landbouwproductie, en inkomensgenererende werkzaamheden verrichten in de informele sector.
Gedurende de afgelopen decennia werd steeds duidelijker welke belangrijke rollen vrouwen spelen in het gebruik en beheer van natuurlijke hulpbronnen. Meestal zijn zij degenen die verantwoordelijk zijn voor de voorziening van water en biomassa-energie voor het huishouden, voor de aanvoer van veevoer, voor lokale landbouw. Zij beschikken over belangrijke kennis van planten, bijvoorbeeld over hun medicinale of voedingseigenschappen.
Het klinkt dan ook logisch dat juist zij degenen zijn die het hardst worden getroffen door veranderingen in de beschikbaarheid en de kwaliteit van natuurlijke hulpbronnen. Als er geen schoon drinkwater of brandstof meer beschikbaar is dichtbij huis, zal er verder gelopen moeten worden - vaak met zware lasten over ruw terrein. Als er minder voedsel beschikbaar is, en je bent gewend om als laatste te eten, zal er minder voor je overschieten. Daarbij zie je dat de vaak gebrekkige gezondheid van vrouwen extra onder druk komt te staan. Zij worden veel blootgesteld aan vervuilende stoffen afkomstig van inferieure brandstoffen en gevaarlijke industrieën. Zij leven in sterk vervuilde wijken, gebruiken vervuild water, en de toegenomen lasten dragen daar niet bepaald positief aan bij. En ook hun fysieke gesteldheid maakt vrouwen extra gevoelig.
Deze interface tussen leefomgeving (ecosfeer) en menselijke samenleving (sociosfeer) - waar genderverhoudingen zich afspelen - wordt extra evident als zich klimaatveranderingen voordoen. Immers: de landbouwproductie komt onder druk, schoon water en (biomassa)ener- | |
| |
gie worden schaars, hittestress en ziekten nemen toe, en klimaatgerelateerde rampen worden frequenter. De lasten en de stressfactoren op vrouwen worden groter, zij krijgen minder kansen om zich daaraan te onttrekken door training of opleiding, en er treedt een toename van geweld op.
Een veel geciteerde studie van de London School of Economics e.a. (Neumayer en Plümper, 2007) laat zien dat tijdens 141 geanalyseerde natuurrampen in de periode 1981 tot 2002 de kans voor vrouwen om te overlijden significant groter was dan de kans die mannen hadden. Hoe sterker de ramp, des te groter is dat effect; en hoe groter de genderongelijkheid, des te groter deze gendergedifferentieerde impact. De auteurs concluderen dat de sociaal geconstrueerde genderspecifieke kwetsbaarheden de belangrijkste oorzaken zijn.
We zien overal vergelijkbare situaties optreden: tijdens de tsunami in 2004 bleek dat in Bandah Aceh, Indonesië, vrouwen 55 tot 70% van de slachtoffers vormden (UNIFEM, 2005). Als vrouwen die in armoede leven hun levensbasis verliezen, dreigen zij verder af te glijden in nog grotere armoede. Zo droeg de orkaan Katrina in 2005 er in Louisiana en Mississippi toe bij dat juist alleenstaande vrouwen van Anglo-Afrikaanse afkomst, die reeds tot de meest achtergestelde groepen behoren, het zwaarst werden getroffen. Niet alleen verloren zij schaarse bezittingen en droegen zij vaak alleen de zorg over kinderen, maar zij waren ook afhankelijk van slecht betaalde baantjes die na de orkaan wegvielen. Er is ook hier sprake van inter-sectionality: ras, gender en sociaaleconomisch niveau bepalen in sterke mate de gevoeligheid voor klimaatverandering (Harris, 2010).
Een waarschuwing is hier echter op zijn plaats. Ook in deze omstandigheden is de vrouw niet slechts het slachtoffer. In bijna alle situaties waar ik bij betrokken was of die ik heb bestudeerd, zag ik vrouwen bijeenkomen, zich organiseren. Ook is duidelijk waarneembaar dat zij activisten en leiders worden in de bestrijding van klimaatproblemen, bij rampenbeheer en in de wederopbouw. Ook zijn zij actief bij het opnieuw en anders vormgeven van hun samenleving. Er zijn tal van voorbeelden waar vrouwen actief werden in klimaatactie en/of bij de aanpassing aan de veranderende klimaatomstandigheden.
Eén voorbeeld wil ik hier noemen. Sahena Begun woont in het dorp Kunderpara in Bangladesh, dat door steeds sterkere overstromingen wordt getroffen. Maar ze voelt zich geen slachtoffer: ‘We zijn niet geboren om te lijden: we zijn geboren om te vechten’, stelt ze. Tegen de wil van haar familie volgde de nog jonge Sahena, die haar school niet af heeft kunnen maken, een cursus rampenbestrijding en is zij gekozen tot voorzitter van het lokale rampencomité, dat geheel uit vrouwen bestaat. Ze leert de vrouwen in het dorp om gereed te zijn voor als zich weer een
| |
| |
ramp voordoet. De vrouwen maken draagbare oventjes van klei en slaan die samen met droog brandhout hoog in huis op. Ze bewaren zaden voor na de overstromingen, ze bouwen hun huizen op plateaus. De vrouwen in het dorp zijn nu veel beter voorbereid op weer een natuurramp, al worden die steeds heftiger (Oxfam-GB, 2009, Sisters on the Planet).
Een ander relevant aspect in dit verband is de vraag in hoeverre vrouwen en mannen op verschillende wijze bijdragen aan klimaatverandering. Enkele recente Europese studies wijzen erop dat juist mannelijk gedrag bijdraagt aan de opwarming van de aarde. De studie van Gerd Johnsson-Latham (2007) uit Zweden laat zien dat vrouwen op een meer duurzame wijze leven en een kleinere ecologische voetafdruk hebben. De auteur Frédéric Chomé toonde aan dat een Franse vrouw gemiddeld 32,3 kilogram CO2 per dag uitstoot, terwijl een man in dezelfde periode 39,3 kilogram uitstoot. Berekeningen zijn ontleend aan genderspecifieke gegevens van het Nationaal Instituut voor Statistiek en Economische studies in Frankrijk (IPS, 2011).
Vergelijkbare conclusies worden getrokken door de Zweedse Annika Carlsson-Kanyama en de Finse Riita Räty. Zij onderzochten het gedrag van mannen en vrouwen in tien dagelijkse activiteiten in Duitsland, Griekenland, Noorwegen en Zweden. Zij concluderen bijvoorbeeld dat mannen meer vlees eten dan vrouwen en dat ze vaker over een langere afstand auto rijden. Dit alles leidt tot een hogere CO2-uitstoot (IPS, 2011). Ook hier vormen sociaal geconstrueerde rollen weer een belangrijke factor. Terecht wijzen alle bovengenoemde auteurs erop dat ook andere factoren, zoals sociale status, locatie en educatie een belangrijke rol spelen in al dan niet milieuvriendelijk gedrag en CO2-belasting.
| |
Klimaatvluchtelingen
Onlangs stond het groot in de krant: ‘50 miljoen “milieuvluchtelingen” rond 2020’ (Trouw, 22 februari 2011). Het artikel verscheen naar aanleiding van het congres van de American Association for the Advancement of Science (AAAS), waar Cristina Tirado van de University of Califomia vertelde: ‘Als mensen moeten leven in niet meer vol te houden omstandigheden, dan migreren ze.’ Het zijn juist degenen die te kampen hebben met voedseltekorten, wijdverbreide werkloosheid en armoede die hun leefomstandigheden willen ontvluchten, aldus Ewen Trodd van de Michigan State University op hetzelfde congres.
Het aantal vluchtelingen zal enorm groeien - door toenemende ontbossing, droogte en woestijnvorming, maar ook door toegenomen regenval en overstromingen ten gevolge van klimaatverandering (Trouw, 2011). Exacte data ontbreken, en er zijn veel onzekerheden, maar de ecoloog Norman Myers (2005) had het over 200 miljoen klimaat- | |
| |
vluchtelingen in 2050, terwijl ChristianAid in 2007 zelfs het getal noemde van 1 miljard vluchtelingen in 2050.
De toegenomen aandacht voor klimaatverandering doet veel alarmbellen rinkelen over de verwachte toename van het aantal migranten. En al is er reden tot zorg, migratie is niet alleen maar negatief. Migratie geldt namelijk als een van de belangrijkste adaptatiestrategieën bij veranderende milieuomstandigheden (Tacoli, 2009). Neem bijvoorbeeld de herdersvolken die over de hele wereld van de ene vruchtbare en vochtige plaats naar de volgende trekken. Door hun migratiepatronen hebben zij hun leefwijze al eeuwenlang aan de situatie aangepast. Echter, door de om zich heen grijpende droogten ten gevolge van de klimaatverandering, moeten deze herders hun routes nu ingrijpender aanpassen (Tacoli, 2009).
De relatie tussen klimaatverandering en vluchtelingenstromen is vaak complex, zo meende ook Scott Edwards (2008) toen hij vaststelde dat droogte en hongersnood zeker hebben bijgedragen aan de conflicten in Darfur, maar dat dit niet de enige factoren waren. Ook is er een misverstand als zouden alle klimaat- en milieuvluchtelingen naar de westerse wereld trekken. Dat is zeker niet het geval: het merendeel van de migranten verplaatst zich binnen een land, of tussen buurlanden. Slechts enkelen maken de oversteek naar ver weg gelegen, onbekende oorden. Degenen die zulke grote stappen wel maken, zijn van groot belang vanwege de financiële en technische ondersteuning die zij hun achtergebleven families en gemeenschappen bieden (Laczko en Aghazarm (red.), 2009).
William Lacy Swing, directeur-generaal van de International Organization for Migration (IOM), zegt het als volgt: ‘De gevolgen van klimaatverandering voor migratie vormen een enorme uitdaging voor de mensheid. Het aantal stormen, droogten en overstromingen is in de afgelopen 30 jaar verdrievoudigd, met verwoestende gevolgen voor kwetsbare gemeenschappen, met name in ontwikkelingslanden. In 2008 zijn 20 miljoen mensen op de vlucht geslagen voor extreme weersomstandigheden, in vergelijking met 4,6 miljoen interne vluchtelingen ten gevolge van conflicten en geweld in datzelfde jaar [...]’ (Swing, in: Laczko en Aghazarm, 2009, blz. 5-6). Hij waarschuwt hier tevens voor een misvatting: alhoewel extreme weersomstandigheden zoals stormen, cyclonen en tornado's in de media de meeste aandacht krijgen, zullen het in de toekomst waarschijnlijk de langzame klimaatveranderingen zijn, zoals opwarming en droogte, die de grootste gevolgen hebben voor migratiestromen.
Ook in deze context blijkt er een verschil te zijn tussen vrouwen en mannen. Naik (2009) stelt vast dat veel vrouwen na natuurrampen reageren door in hun gemeenschap sociale netwerken te mobiliseren, terwijl mannen juist neigen weg te trekken, op zoek naar werk of een andere
| |
| |
woonplaats. Steeds weer, zo constateert zij, zie je dat mannen vertrekken en vrouwen achterblijven. Dat heeft zowel positieve als negatieve effecten voor de vrouwen: de facto worden zij hoofd van het gezin, wat hen ook meer macht verschaft; aan de andere kant zie je dat ze door de uitbreiding van taken ernstig overbelast raken. Wanneer vrouwen toch migreren, lopen ze tal van extra risico's. Zo stelde Enarson (2000) naar aanleiding van haar studie in India, dat gedurende droogten vrouwen werden gedwongen hun dorpen te verlaten, te (her)trouwen of in de prostitutie te gaan.
Een belangrijk onderwerp vormt het feit dat er momenteel geen wettelijke bescherming bestaat voor milieuvluchtelingen. Dit betekent dat de rechten van milieuvluchtelingen nog niet goed zijn geregeld. Al maken sommigen zich hard voor de officiële erkenning van een status voor milieuvluchtelingen (incl. klimaatvluchtelingen); anderen wijzen er weer op dat het niet verstandig is om het bestaande UN Refugee Convention uit 1951 en het daarbij horende Protocol, of het mandaat van de UN High Commissioner for Refugees (UNHCR) open te breken. Maar dat deze groeiende groep mensen op de vlucht voor een veranderend klimaat extra bescherming behoeft, staat buiten kijf.
| |
Tot slot
Dit artikel heeft laten zien dat de sociale dimensies van klimaatverandering urgent aandacht behoeven. Daarbij is het van belang dat deskundigen en politici erkennen dat de klimaatverandering niet alleen een technisch en politiek vraagstuk, maar vooral ook een ontwikkelingsprobleem is. En dat zij in onderzoek, beleid, programma's en projecten juist de groepen die het meest kwetsbaar zijn extra aandacht geven, compenseren voor klimaatschade en veiligheid bieden. Dat kan niet zonder naast mannen vrouwen, naast volwassenen kinderen, naast welgestelden armen en vluchtelingen te horen en te betrekken bij planning en uitvoering van beleid. De participatie en versterking van bestaande organisaties is hierbij een belangrijk aandachtspunt. Denk aan vrouwengroepen, jongerenorganisaties en scholen, vluchtelingenorganisaties, en de sociale sector in het klimaatwerk.
Zelf ben ik ervan overtuigd dat de vereiste holistische aanpak een verschuiving vereist in de wijze waarop we mensen opleiden tot deskundigen. Interdisciplinair opleiden kan zorgen dat er mensen komen die begrijpen over de grenzen van de disciplines heen, en die met lokale mensen kunnen samenwerken aan duurzame oplossingen. Die interdisciplinaire houding is in deze eeuw van het veranderende klimaat uiterst waardevol. Al blijft de allerbeste garantie voor het voorkomen van humanitaire rampen natuurlijk een strikt en duurzaam klimaatbeleid.
| |
| |
Dat de grootste veroorzakers erger trachten te verhoeden, is immers een kwestie van klimaatrechtvaardigheid.
De titel van dit artikel is ontleend aan het thema van het Global Humanitarian Forum in 2008: ‘The Human Face of Climate Change’, Genève 2008.
| |
Literatuur
‘50 miljoen “milieuvluchtelingen” rond 2020’, Trouw, 22 februari 2011. Bron: http://www.trouw.nl/tr/nl/4332/Groen/article/detail/1850752/2011/02/22/50-miljoen-milieuvluchtelingen-rond-2020.dhtml |
|
Christian Aid, Human Tide: the Real Migration Crisis. A Christian Aid Report, Christian Aid, Londen, 2007. |
|
Irene Dankelman (red)., Gender and Climate Change: An Introduction, Earthscan, Londen, 2010. |
|
Scott Edwards, ‘Social Breakdown in Darfur’, in: Forced Migration Review, nr. 31, 2008, blz. 23-24. |
|
Charles Ehrhart, Andrew Thow, Mark de Blois en Alyson Warhurst, Humanitarian Implications of Climate Change: Mapping Emerging Trends and Risk Hotspots. Second Edition. CARE International and Mapplecroft, Londen, 2009. |
|
Elaine Enarson, ‘Gender and Natural Disasters’, in: Focus Programme on Crisis Response and reconstruction, Working Paper No. 1, ILO, Genève, 2000. Beschikbaar via: http//www.unisdr.org/eng/library/Literature/7566.pdf |
|
Humanitarian Forum, Forum 2008: The Human Face of Climate Change, Global Humanitarian Forum, Genève, 2008. |
|
Rachel Harris, ‘Gender Aspects of Climate Change in the US Gulf Region. Case study’, in: Irene Dankelman (red.), a.w., blz.152-158. |
|
International Panel on Climate Change, Climate Change 2007: Impacts, Adaptation and Vulnerability, Contributions of Working Group II (WG2) to the Fourth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change, IPCC, Genève, 2007. |
|
IPS, ‘Aarde warmt op door mannelijk gedrag’, International Press Service, 15 februari 2011. |
|
Gerd Johnsson-Latham, A Study on Gender Equality as a Prerequisite for Sustainable Development: What we Know about the Extent to which Women around the World Live in a More Sustainable Way than Men, Leave a Smaller Ecological Footprint and Cause Less Climate Change. Report 2007:2. Environment Advisory Council, Stockholm. |
|
Frank Laczko en Christine Aghazarm (red.), Migration, Environment and Climate Change: Assessing the Evidence, International Organization for Migration (IOM), Genève, 2009. Norman Myers, ‘Environmental Refugees: An Emerging Security Issue’, artikel gepre- |
| |
| |
senteerd op het 13th Economie Forum, Organization for Security and Co-operation in Europe, Praag, 23-27 mei 2005. |
|
Asmita Naik, ‘Migration and Natural Disasters’, in: Frank Laczko en Christine Aghazarm, a.w., blz. 245-317. |
|
Eric Neumayer en Thomas Plümper, The Gendered Nature of Natural Disasters. The Impact of Catastrophic Events on the Gender Gap in Life Expectancy, 1981-2002, London School of Economics, University of Essex en Max Planck Institute for Economics, Londen, 2007. |
|
Gitigo Njeru, ‘Wet, Warming Weather Brings Surge in Malaria in Kenyan Highlands’, 3 maart 2010, Gedownload 22 februari 2011 van http://www.trust.org/alertnet/news/wet-warming-weather-brings-surge-in-malaria-in-kenyan-highlands |
|
Oxfam-GB, Sisters on the Planet: Four Inspirational Women and the Fight Against Climate Change, DVD, zie: www.oxfam.org.uk/sisters |
|
Cecilia Tacoli, ‘Crisis or Adaptation? Migration and Climate Change in a Context of High Mobility’, in: José Miguel Guzmán, George Martine, e.a. (red.), Population Dynamics and Climate Change, UNFPA en IIED, New York en Londen, 2009, blz. 104-118. |
|
UNDP, Human Development Report 2007, United Nations Development Programme, New York, 2007. |
|
UNIFEM, Unifem Responds to the Tsunami Tragedy - One Year Later: A Report Card, United Nations Development Fund for Women (UNIFEM), New York, 2005. |
|
UNISDR, Global Assessment Report, United Nations International Strategy Disaster Reduction, Genève, 2009. |
|
WEDO, (i.c.w. Abuntu for Development, Ghana) ‘Case Study Ghana’, in: Gender, Human Security and Climate Change. Lessons from Bangladesh, Ghana en Senegal, Women's Environment and Development Organization, 2008, New York, gedownload op 22 februari 2011 van http://www.wedo.org/wp-content/uploads/hsn-study-final-may-20-2008.pdf (WEDO I). |
|
WEDO, Gender, Human Security and Climate Change: Lessons from Bangladesh, Ghana and Senegal, Women's Environment and Development Organisation, New York, 2008 (WEDO II). |
|
|