kunnen worden als een exponent van het typisch laat-twintigste-eeuwse ‘post-nationalisme’: elk menselijk wezen, overal ter wereld, krijgt de toelating om zijn of haar specifieke architectuur-als-lifestyle bot te vieren, aangezien we leven in een geglobaliseerde en kapitalistische wereld waarin universele waarden als de vrije markt, de mensenrechten en de democratie de gelijkheid van iedereen garanderen - en de absolute futiliteit van elke vorm van nationalisering.
Precies deze laatste tegenstelling klopt niet. De architecturale wereld die Bekaert voorstelt is zeker niet post-nationaal. We mogen immers niet vergeten dat hij blijft praten over België, over het belang van België, over dit land dat eigenlijk geen land is. Hij beoefent met andere woorden de enige vorm van historiografie die hij nog mogelijk acht: nationale grenzen en veralgemeningen worden op alle mogelijke manieren aangevallen (en zeker niet alleen in het geval van België), maar de eigenlijke categorie van de natie wordt niet helemaal vernietigd. De ‘notie van de natie’ wordt niet alleen onophoudelijk gebruikt om de epistemologische zinloosheid ervan aan te geven, maar om tegelijkertijd de irrationele en bijna libidineuze noodzaak ervan te onderstrepen. Hetzelfde geldt voor de claim op universaliteit: wat voor een historiografie is het, die schrijft over de geschiedenis alsof zij overal hetzelfde is? Naties worden nog steeds geconstrueerd, geschiedenis wordt nog altijd geschreven, maar dan als antinaties en als antigeschiedenissen. Dit maakt België overigens tot het gedroomde land voor moderne en bewuste mensen: omdat het als constructie zo absurd is, toont het de absurditeit van het nationalistische verlangen aan, maar komt het er tegelijkertijd toch aan tegemoet.
Een blik op Bekaerts boek Hedendaagse architectuur in België, gepubliceerd in 1995, bewijst dan ook - ten eerste - hoe moeilijk het is om een architectuurgeschiedenis te schrijven van dit land, aangezien niemand er zich sindsdien aan gewaagd heeft - en ten tweede: hoe we nog altijd het epithethon ‘België’ nodig hebben om aan geschiedschrijving te doen - maar het gaat om een geschiedschrijving die zichzelf van binnenuit losmaakt of zelfs saboteert.
Het is daarom niet zo makkelijk om eenvoudig te stellen ‘omdat we moderne architectuur hebben, hebben we geen naties meer nodig’ of ‘omdat we onszelf kunnen verenigen met behulp van de globale architectuur, is er geen enkele nood meer aan andere vormen van eenheid of groepering’. Bekaert beschouwt architectuur niet als postnationaal maar als prenationaal. Architectuur gaat aan de natie vooraf, architectuur vervangt niets, omdat ze alleen maar dingen mogelijk maakt. Zoals in het geval van de Franse Revolutie: er is architectuur voorhanden, er wordt nieuwe architectuur gemaakt, maar ze zal altijd als een historische en concrete achtergrond dienen voor het doen en laten van mensen. En dat doen en laten bevat nu eenmaal ook het keer op keer heruitvinden van het eigen geboorteland.
□ Christophe Van Gerrewey