Streven. Jaargang 78
(2011)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 148]
| |
Stijn De Cauwer
| |
[pagina 149]
| |
toont hem een geagiteerde naakte man die in een cel is opgesloten. De man maakt een overweldigende indruk op Musil. Hij kan zijn opwinding enkel uitwerken door zijn lichaam heen en weer te bewegen als een pendel, met bruuske, gewelddadige bewegingen, steeds heftiger ondanks de vermoeidheid. De geagiteerdheid wordt op deze manier enkel maar ergerGa naar eindnoot2. De beelden van het bezoek aan het psychiatrisch ziekenhuis zijn Musil de rest van zijn leven blijven volgen. | |
De waanzin van versteende moraliteitMusil zou herhaaldelijk de periode tussen de twee wereldoorlogen vergelijken met een gekkenhuis. De mensen leken volledig elke vorm van oriëntatie kwijt te zijn. De razendsnelle veranderingen die hun leefwereld op korte tijd had ondergaan maakten het heden tot een onbegrijpelijke chaos, waarin niemand wist wat te doen. In hun verwarring waren ze op zoek naar slogans, theorieën, profeten, politieke ideologieën... kortom, naar iets waaraan ze zich konden vastklampen. Men hemelde de ene dag deze persoon op, om hem de volgende dag te verketteren en te vervangen door iemand met compleet tegengestelde opvattingen. Het was alsof al die nieuwe opvattingen tegen elkaar in werkten. Wat leek op een overweldigende golf van nieuwe ideeën, leidde in de praktijk tot een chaotische vorm van stilstand. Het was, om een beeld van Horkheimer en Adorno te gebruiken, als een motor die met veel kabaal ter plekke bleef draaienGa naar eindnoot3. Niet alleen in zijn hoofdwerk maar ook in vele essays heeft Musil een scherpe analyse van zijn tijd gemaakt. Volgens hem zaten de mensen, inclusief de intellectuelen, politici en kunstenaars, vast in een verouderde moraal die als het ware versteend was. Tot het einde van de negentiende eeuw konden mensen gemakzuchtig de moraal volgen waarin ze geboren waren, met alle symboliek en rolpatronen die er bij hoorden. Maar door de razendsnelle verandering van de samenleving was deze moraal hopeloos verouderd geworden. De literatuur van die tijd werd bevolkt door personages die zich niet langer konden vinden in de maatschappelijke rol die hun werd toebedeeld, maar zich desondanks angstig vastklampten aan een verouderde moraal. Pasenov in De slaapwandelaars van Hermann Broch is hier het perfecte voorbeeld van. Alle nieuwe opvattingen die overal leken te ontstaan waren volgens Musil gewoon meer van hetzelfde. De verouderde, zich herhalende patronen waren alle volstrekt ontoereikend om met de uitdagingen van het heden om te gaan. Men kon voor oplossingen enkel nostalgisch naar het verleden kijken. In De man zonder eigenschappen heeft Musil de chaos van de laatste jaren van het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk beschreven. Dit rijk zou | |
[pagina 150]
| |
uiteindelijk samen met het Duitse keizerrijk ten onder gaan in een wereldoorlog van ongeziene omvang. Deze oorlog rekende voorgoed af met de oude maatschappelijke orde zoals die decennialang had bestaan. Musil was van mening dat de periode na de Eerste Wereldoorlog ongeziene mogelijkheden bood om de maatschappij op nieuwe ethische grondvesten op te bouwen. Maar tot zijn ontsteltenis zag hij al snel dezelfde verwarring en chaos als voor de oorlog, met mensen die des te meer teruggrepen naar een rigide morele orde en dweepten met het verleden. In plaats van meer flexibiliteit verkoos men het nationaalsocialisme met zijn morele politiek van Gleichschaltung. De man zonder eigenschappen was niet alleen maar een beschrijving van de laatste jaren van het Habsburgse rijk, maar ook een commentaar op de periode tussen de twee wereldoorlogen. Die periode werd volgens Musil geteisterd door dezelfde problemen die geleid hadden tot het cataclysme van de Eerste Wereldoorlog, men was nu op weg naar een zo mogelijk nog grotere catastrofe. In een discussie over de chaos waarin de maatschappij zich bevindt, verduidelijkt Ulrich, het hoofdpersonage van De man zonder eigenschappen, de waanzin van de tijd: U ziet dat de wereld zich tegenwoordig niet meer herinnert wat zij gisteren wilde, dat zij zich in stemmingen bevindt die zonder toereikende reden wisselen, dat zij altoos opgewonden is, dat zij nooit tot een resultaat komt, en als men zich in één hoofd verenigd zou indenken wat er zoal in de hoofden van de mensheid omgaat, zou dat heus onmiskenbaar een hele reeks degeneratieverschijnselen te zien geven die men tot de geestelijke minderwaardigheid rekent...Ga naar eindnoot4 Wat op grote schaal blijkbaar gangbaar is, zou, als één persoon dit gedrag zou vertonen, als volslagen krankzinnig worden beschouwd. Musil spreekt onverbloemd over de symptomen van zijn tijd als een vorm van pathologie. Het net aangehaalde citaat wordt gevolgd door een verduidelijking van wat Musil beschouwt als pathologisch: ‘...dat is beslist niet het beeld van een bepaalde geestesziekte; want wat een gezonde onderscheidt van een geesteszieke is toch juist dat de gezonde álle geestesziekten heeft en de geesteszieke maar één!’Ga naar eindnoot5 Een normale persoon heeft alle geestesziekten, en een waanzinnige slechts één? Musil beschouwt een pathologische geestestoestand niet als een surplus bovenop de normale toestand, maar als een toestand van reductie. Terwijl een ‘normale’ geest een diversiteit aan mentale capaciteiten heeft, die elkaar in balans houden, corrigeren, in toom houden of stimuleren, wordt een pathologische geest gedomineerd door één en slechts één mentale ingesteldheid, die zo overheersend is dat het niet mogelijk is om zelf uit | |
[pagina 151]
| |
die ingesteldheid te geraken. Het is als ronddraaien in cirkels, steeds vervat in dezelfde volstrekt inadequate toestand. Kort voor Musil het land uit moest vluchten voor de nazi's, gaf hij in Wenen zijn allerlaatste publieke lezing, gewijd aan het komisch klinkende onderwerp domheid. Het bleek echter een bijtende commentaar op de politieke toestand. Musil beschreef erin een toestand die hij een gevaarlijke vorm van domheid noemt, maar ook een vorm van mentale pathologie. Die toestand is het onvermogen om een situatie waarmee men geconfronteerd wordt adequaat te kunnen analyseren, waarna men enkel in paniek emotioneel en afkeurend kan reageren. In plaats van een precieze analyse van de situatie te maken die kan leiden tot constructieve handelingen, toont deze emotionele toestand enkel een machteloosheid aan. Doordat men niet over de geschikte denkkaders beschikt, kan men ook niet tot de vereiste handelingen komen. Deze frustratie probeert men uit te werken door luide afkeuring, door een kwantiteit aan emotie. Musil vergelijkt dit met iemand die in het wilde weg begint te schieten of zomaar een handgranaat gooit in de hoop dat een verdwaalde kogel of granaatscherf wel doel zal treffen. Deze vorm van domheid is gevaarlijk en destructief, en volgens Musil is ze in zijn tijd institutioneel geworden. De nazi's kunnen niet omgaan met de uitdagingen van de moderne tijd en proberen die uit de weg te gaan door met alle geweld een reactionaire en gekunstelde orde op te leggen. Wat Musil zo hevig beroerde tijdens zijn bezoek aan de psychiatrische instelling was de compulsieve dwang van de patiënten tot ruwe, onzinnige en uitputtende bewegingen, die ze uitvoerden alsof hun leven en welzijn ervan afhing. Die toestand, het gevangen zitten in heftige en volstrekt inadequate handelingen die enkel de frustratie maar vergroten, was in Musils tijd institutioneel geworden. Wat leek op enorme dadendrang met veel kabaal, was niets anders dan de inadequate destructiviteit van mensen die vast zaten in eenzijdige, verouderde denkkaders en niet konden omgaan met de moderne tijd. Musil geeft het veelzeggende voorbeeld van iemand die een boek tegen de grond smijt alsof zo het gif dat het bevat zou kunnen worden geneutraliseerd. Drie jaar eerder waren de nazi's begonnen met hun publieke boekverbrandingen, waaronder ook de boeken van Musil. | |
Waanzin als eenzijdigheidNet zoals Musils indrukken van de patiënten in het psychiatrisch ziekenhuis bepalend waren voor zijn latere analyses, zo leek ook Elias Canetti levenslang onder de indruk te zijn van het zien van psychiatrische patiënten. Canetti kreeg die in grote aantallen te zien - hij woonde zes jaar lang in Wenen met uitzicht op het omvangrijke complex van de | |
[pagina 152]
| |
psychiatrische instelling Steinhof. Een zo ambitieus project als Steinhof was in de psychiatrie nog nooit vertoond; het was als het ware een stad in de stad, ontworpen door de befaamde architect Otto Wagner en speciaal gebouwd voor psychiatrische patiënten. Voor Canetti was Steinhof een miniatuurversie van de wereld. Wat hij zag als hij uit zijn venster keek was een ongelooflijke chaos. Hij zag talloze mensen die op een kleine plaats dicht bij elkaar woonden en toch allen, elk voor zich, opgesloten zaten in hun eigen universum vol wanen, eigenaardigheden en obsessies. Elk individu bezat een eigen uitdrukkingsvorm, die Canetti het ‘akoestisch masker’ noemde. Al die individuen wriemelden door elkaar en stootten hun klanken uit tegen elkaar, zonder ooit echt uit hun cocon te treden. Hun obsessieve leefwerelden waren niet vertaalbaar naar elkaar. Er bestond geen enkel aanrakingspunt of punt van overeenstemming tussen al die individuen. Dit was volgens Canetti de toestand waarin de wereld zich bevond, een onoverzichtelijke chaos, een gekkenhuisGa naar eindnoot6. Dit beeld werd nog versterkt door een kort bezoek aan Berlijn. Daar werd hij geïntroduceerd in de bars waar iedereen met naam en faam elkaar ontmoette en zag hij een duizelingwekkende hoeveelheid van meningen, levensstijlen, uiterlijkheden die samen een volstrekte kakofonie opleverden, botsend en in conflict met elkaar, nooit leidend tot iets wat meer solide en bestendig leek. Het Berlijn dat hij te zien kreeg werd treffend uitgebeeld door Georg Grosz, met zijn schilderijen vol dicht op elkaar gepakte karikaturen die door elkaar heen wriemelden in een grote, gewelddadige orgie. Terug in de eenzaamheid van zijn kamer in Wenen wist Canetti zich met zijn herinneringen van Berlijn geen blijf. Zijn geheugen bleef hem monsterlijke wezens vertonen, maar met een menselijk gelaatGa naar eindnoot7. Daar in zijn kamer met uitzicht op Steinhof vatte Canetti het krankzinnige plan op om maar liefst acht romans tegelijk te beginnen. Die zouden de wereld als het ware bij de keel moeten grijpen. Maar één boek kon onmogelijk volstaan om de chaos van deze wereld te bevatten. Canetti had niets minder voor ogen dan een nieuw soort comédie-humaine-cyclus, zoals Balzac die voor de vorige eeuw had geschrevenGa naar eindnoot8. De romans moesten stuk voor stuk personages beschrijven die onherroepelijk vervat zaten in hun enggeestige universum. Vooral hun eenzijdigheid moest worden getoond, want dit was in wezen wat de waanzin van de wereld uitmaakte. Elk personage was een soort karikatuur die op het krankzinnige af onophoudelijk eenzijdige opvattingen bezigde en monomane handelingen verrichtte. Aan het einde van de cyclus zouden al deze karikaturale personages elkaar ontmoeten in een climax waarin hun eenzijdigheden scherp tegen elkaar zouden afsteken. En waar zou deze ontmoeting beter kunnen plaatsvinden dan in | |
[pagina 153]
| |
een paviljoen van Steinhof? Het enige werk van deze acht projecten dat Canetti ook effectief geschreven heeft was Het martyrium, tevens zijn enige roman. In dit werk lijkt een sinoloog zijn obsessief geordende bibliotheek belangrijker te vinden dan de buitenwereld. Steinhof was voor Canetti duidelijk een miniatuurbeeld van de wereld. Musil en Canetti waren beiden duidelijk diep onder de indruk van het zien van een psychiatrische instelling en haar bewoners. Deze indruk was van cruciaal belang voor hun analyse van de toestand waarin de maatschappij zich bevond. Met Musil en Canetti heb ik niet alleen twee van de meest complexe en misbegrepen schrijvers uit de Duitse literatuur uitgekozen, maar ook twee schrijvers van wie het werk berucht is voor het duizelingwekkende en ronduit uitzinnige karakter. Nog los van het feit dat ze beiden de neiging hadden volstrekt onmogelijke projecten aan te vatten waar ze vervolgens decennialang aan zouden werken, een feit dat op zich al grenst aan het waanzinnige, hebben hun werken op de lezers ook het effect alsof ze in een compleet losgeslagen wereld zijn terechtgekomen. Het martyrium van Canetti is bevolkt met bekrompen, monsterlijke en egocentrische figuren die er geen seconde voor terugdeinzen elkaar de duivel aan te doen. Musil moet niet onderdoen voor Canetti wat de thematiek van zijn roman betreft. Stefan Jonsson begint zijn bespreking van Musils biografie in de New Left Review op deze wijze: ‘Robert Musil lezen is het aanvoelen van een naderende catastrofe. Zijn verhalen zijn als een neerwaartse spiraal van het daglicht van bourgeois conventies naar de nacht van waanzin, de negativiteit van wanorde, criminaliteit en oorlog.’Ga naar eindnoot9 In De man zonder eigenschappen volgen we de tot mislukken gedoemde pogingen om de Parallelactie - het kroningsjubileum van keizer Franz Joseph - te organiseren, de vruchteloze moeite om zich gezamenlijk achter één groot idee te scharen. We volgen de bizarre gedachtegang van de psychotische vrouwenmoordenaar Moosbrugger. We lezen hoe Clarisse, die een gevaarlijke obsessie met Nietzsche heeft waardoor ze uiteindelijk Moosbrugger als een soort Übermensch of verlosser gaat zien, geleidelijk haar verstand verliest. Verder in de roman zijn we zelfs getuige van de incestueuze romance tussen Ulrich en zijn zus Agathe. Het excessieve karakter van De man zonder eigenschappen is zo opvallend dat sommige critici het gebruikt hebben als argument tegen Musil. De meest scherpe en ondubbelzinnige kritiek werd verwoord door Georg LukàcsGa naar eindnoot10. Lukàcs was van mening dat al te veel modernistische schrijvers, en hij vond Musil een uitgelezen voorbeeld hiervan, een obsessie met het pathologische hebben als doel op zich, en niet als middel in een meer overkoepelende cultuurkritiek. Volgens hem waren schrijvers als Musil aanhangers van de leuze dat de enige mogelijkheid om nog te ontsnappen aan de chaos van de moderne kapitalistische tijd een vlucht | |
[pagina 154]
| |
in de waanzin is. Men moest zelf gek worden om te kunnen ontkomen aan de waanzin van de moderne tijd. Volgens Lukàcs heeft een dergelijke visie uiteindelijk geen concrete inhoud. De realiteit wordt in zijn geheel afgewezen en het resultaat is nog meer verwarring. Volgens Lukàcs was een schrijver als Musil niet in staat, een concrete richting te geven aan zijn cultuurkritiek. Musil zou geen concreet doel formuleren dat mensen uit de huidige situatie kon leiden. Lukàcs' kritiek is op zich zeker belangrijk, maar is ze wel van toepassing op Musil? Maar al te vaak wordt Musil geprezen als iemand die haarscherp de chaos van zijn tijd heeft beschreven, maar ook niet meer dan dat. Mede door de omvang en moeilijkheid van zijn werk vergeet men soms dat het wel degelijk Musils bedoeling was om uitwegen te zoeken uit de huidige situatie. En hetzelfde geldt voor Canetti. Wat was het dan dat deze twee complexe auteurs zagen als een uitweg uit de waanzin van hun tijd? Het antwoord op die vraag luidt: het vermogen van de mens tot transformatie, al vulden ze dat allebei op een heel andere manier in. | |
Het vermogen tot transformatie als weg uit de waanzinVoor beiden lag het vast dat pogingen om een overkoepelende eenheid of totaliteit op te leggen aan de chaos, aan de veelheid van opvattingen en leefwijzen, tot falen gedoemd zijn. Het is een dergelijke poging die Musil heeft beschreven in De man zonder eigenschappen. Ze zou leiden tot escalerend onbegrip en destructief conflict. Maar hoe kon men dan uit die chaos iets bestendigs condenseren, iets waarop mensen konden voortbouwen, iets waardoor mensen de complexe uitdagingen van de moderne tijd konden trotseren? Voor Canetti kwam de openbaring op de vijftiende juli 1927, toen hij deelnam aan een spontane massabetoging in Wenen waarbij het justitiepaleis door een woedende massa in brand werd gestokenGa naar eindnoot11. Agenten die vier arbeiders hadden neergeschoten waren vrijgesproken in de rechtbank, wat die dag in de kranten een rechtvaardige beslissing werd genoemd. Die dag voelde Canetti voor het eerst wat een onwaarschijnlijke kracht een massa kon zijn. De massa had zich spontaan gevormd uit gedeelde verontwaardiging. Voor het eerst voelde Canetti hoe de massa als het ware één lichaam werd en het individu werd overstegen. Het was alsof men niet langer werd geleid door het eigen lichaam, maar door het lichaam van de massa. In die massa werd de gebruikelijke afstand, het wantrouwen en onbegrip tussen de mensen opgeheven en leken de personen te versmelten tot één wezen, dat plots tot veel meer in staat was dan één individu. Canetti had het gevoel dat deze ene dag hem meer had geleerd dan wat boeken hem ooit konden leren. Hij had lichamelijk gevoeld wat een massa teweeg kon brengen en tot welke | |
[pagina 155]
| |
transformatie deze dynamiek kon leiden. Deze ervaring zou decennia later uitgroeien tot zijn hoofdwerk: Massa en macht. In dat werk prees Canetti de onderschatte menselijke capaciteit tot metamorfose, iets wat bij hem vrij letterlijk genomen moet worden: Het vermogen van de mens om van gedaante te verwisselen [...] behoort tot de grootste raadsels: iedereen bezit het, iedereen gebruikt het, iedereen beschouwt het als heel natuurlijk. Maar slechts weinigen geven zich er rekenschap van dat ze hieraan het beste van wat ze zijn te danken hebben.Ga naar eindnoot12 Canetti was gefascineerd door de ervaring waarbij men zodanig meevoelt met een ander mens of zelfs een dier, dat men als het ware tijdelijk transformeert in dat wezen, alles voelt wat hij of zij voelt. Hij beschouwde een boek van Bleek en Lloyd over de Bosjesmannen als een van de belangrijkste documenten van de mensheid. In Massa en macht haalt hij dan ook gretig aan uit dit boek, waarin een vermeend vermogen van de Bosjesmannen wordt beschreven. Een Bosjesman zou de komst van een persoon kunnen aanvoelen door plots met het eigen lichaam een fysiek kenmerk van die persoon te voelen. Jagers voelen een geritsel in hun voeten, net als de springbokken die hen naderen. Ze beschikken over een ervaringskennis die ze letterlijk met hun lijf verwervenGa naar eindnoot13. Het is alsof hun lichaam tijdelijk transformeert in de mens of het dier dat nadert. Volgens Canetti is het van de Bosjesmannen dat de mensheid veel kan leren. Behalve in het vermogen tot metamorfoseren en het vermogen om zichzelf te ontstijgen in de massa, zag Canetti ook heil in de kracht van de mythe. Veel meer nog dan de droge kennis van de wetenschap, bezit de mythe de capaciteit om mensen echt te bewegen en tot transformatie aan te zetten. Het was om deze reden dat Canetti niets moest weten van de pogingen van Freud of Lévi-Strauss om een specifieke interpretatie te geven aan een mythe. Op die manier zou de mythe van haar magische kracht worden ontdaan en machteloos worden. Het blijft eigenaardig dat Canetti, die maar al te goed wist dat de nazi's op destructieve wijze gebruikmaakten van mythen en massahysterie, uitgerekend de mythe en de massa als bronnen van ongeziene mogelijkheden bleef aanwijzen om uit de huidige waanzin te geraken. Iets heel anders zien we bij Musil. Net als Canetti geloofde Musil dat de mens een veel plastischer wezen is dan doorgaans wordt aangenomen. Hij schreef dat de mens in wezen vormeloos was. Met deze gedachte ging hij radicaal in tegen al wie menselijk gedrag wilde zien als de uitdrukking van een aangeboren essentie, zoals dat in de nationalistische rassentheorieën werd voorgesteld. Deze vormeloosheid is zowel | |
[pagina 156]
| |
een zegen als een probleem. Om de onmogelijke hoeveelheid van existentiële keuzes uit de weg te gaan, nemen mensen de gangbare normen, rolpatronen en opvattingen aan. Vervolgens vereenzelvigen zij zich daar volledig mee, als gesmolten ijzer dat in een gietvorm wordt gegoten. Dan gelooft men dat deze orde de enig mogelijke, en zelfs natuurlijke is. Musil wilde radicaal ingaan tegen een dergelijke versteende moraal en pleitte voor meer mogelijkheidszin (Möglichkeitssinn). De huidige morele en maatschappelijke ordening zou even goed anders en beter kunnen zijn. Het was Musils doel om een nieuwe ethiek te ontwikkelen die de flexibiliteit had om met de steeds veranderende wereld, de natura naturans, om te gaan en zich aan te passen. De versteende moraliteit liet het inzicht niet toe dat het in feite een volstrekt contingente ordening is. De mensen, inclusief hun rolpatronen, waren volop in verandering en dit kon enkel op afkeuring rekenen bij de bestaande orde. De uitdagingen waarvoor de mens zich geplaatst zag (Wat is een ethiek voor de moderne tijd? Hoe te leven? Hoe de maatschappij te ordenen? Wat bindt een maatschappij?...) konden niet worden opgelost door terug te grijpen naar oude, vaste morele regels, maar moesten beschouwd worden als complexe vragen die men steeds opnieuw moet overdenken. Wat Musil wilde was niets minder dan een transformatie van de mens en de maatschappelijke ordening. Maar op basis waarvan? In tegenstelling tot Canetti liet Musil zich wel inspireren door zijn wetenschappelijke vorming. Wetenschappelijkheid in het domein van de ethiek bestond er voor Musil niet in algemeen geldende wetten te zoeken waar zoiets per definitie niet mogelijk is. De kern van een wetenschappelijke houding is voor Musil het denken in hypothesen. Alle kennis is per definitie tijdelijk en gesitueerd en moet steeds worden bijgesteld in een onophoudelijk proces. Net zo is het voor de ethiek. Musil wilde dat de mensen zouden experimenteren met andere levenswijzen, niet om deze fanatiek uit te dragen, maar om ze steeds opnieuw op subtiele wijze te herzien, aan te passen en te verbeteren. Er wordt iets bestendigs opgebouwd, maar tegelijk is er genoeg flexibiliteit om continue aanpassing en verbetering toe te laten. Musil zag De man zonder eigenschappen als een groot moreel-ethisch laboratorium. Uiteraard kan zo'n experiment met onszelf ook gevaren met zich meebrengen, namelijk dat men alle greep op zichzelf verliest en de meest onzinnige hypothesen volgt. Dit is wat gebeurt met Clarisse. Het is zij die leeft volgens het principe dat men enkel kan ontsnappen aan een waanzinnige wereld door zelf gek te worden. Net als Lukàcs wilde Musil zulke excessen juist vermijden. In de vorm van Clarisse rekent Musil af met mensen die dachten dat de moderniteit bestreden kon worden door alle rationaliteit af te wijzen en het irrationele op te zoeken. Deze gedachte kwam volgens hem voort uit een eenzijdige lezing van Nietzsche, | |
[pagina 157]
| |
waarbij men Nietzsche wilde afschilderen als een profeet van het irrationele. Musil, die heel zijn leven Nietzsche grondig heeft gelezen, wilde een heel ander aspect van Nietzsche benadrukken, namelijk de oproep om te experimenteren met onszelf. Met een ethiek die genoeg flexibiliteit had om met de steeds veranderende maatschappelijke context om te gaan wilde Musil aan de waanzin van zijn tijd ontsnappen. Zo'n ethiek kon nooit één vaststaand einddoel hebben maar moest zichzelf steeds bijstellen in een oneindig proces. De versteende moraliteit leidde enkel tot de ene gigantische catastrofe na de andere. Een figuur als Moosbrugger in De man zonder eigenschappen legt pijnlijk de ontoereikendheid van de bestaande morele opvattingen bloot. Musil laat rechters, artsen en psychiaters discussiëren over dit onbegrijpelijke monster en uit die discussies blijkt al gauw dat hun professionele denkkaders geen vat hebben op een geval als Moosbrugger. Ze moeten hun toevlucht zoeken tot simpele morele oordelen. Aan de hand van een figuur als Moosbrugger laat Musil zien dat de bestaande instituten, inclusief de medisch-psychiatrische wereld en ook de psychoanalyse, vast blijven zitten in een verouderde, versteende moraal. Als Musil een psychiater laat zeggen dat de vensters van het ziekenhuis wel lijken op een vergrootglasGa naar eindnoot14, dan bedoelt hij niet alleen dat de waanzin van de patiënten een uitvergroting is van de buitenwereld, maar ook dat de professionele sfeer tekort schiet in de omgang met waanzin. De behandelende artsen dragen evenveel bij aan de waanzin van de tijd als hun patiënten. |
|