Streven. Jaargang 77
(2010)– [tijdschrift] Streven [1991-]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 590]
| |
Georges De Schrijver
| |
Dood van Jyoti Basu: einde van een tijdperkWie is Jyoti Basu? Wat komen we uit de in de kranten verschenen in memoriams over hem te weten? Geboren uit een welgesteld gezin in 1914 in Calcutta studeerde Jyoti Basu Engelse literatuur in deze stad en | |
[pagina 591]
| |
nadien rechten en sociologie in Londen, onder meer aan de London School of Economics, waar hij in 1940 afstudeerde. In Londen leidde hij een studentenbeweging die de onafhankelijkheid van India nastreefde, en had goede banden met de Labourpartij, waarmee hij Jawaharlal Nehru, later de eerste ‘eerste minister’ van het onafhankelijke India (1947), toen op doorreis in Londen, in contact bracht. Terug in Calcutta sloot Basu zich aan bij de communistische partij en liet zich inschrijven bij de balie van advocaten. Maar in plaats van dit beroep uit te oefenen aanvaardde hij de baan van afgevaardigde, en later van algemeen secretaris, van de linkse vakbond van het treinpersoneel - een organisatie die, zoals we uit ervaring weten, het treinverkeer in een land lam kan leggen. Dit was voor hem de springplank naar een politieke loopbaan. In de communistische partij bracht hij het van secretaris van het lokale partijbestuur in 1953 tot lid van het politbureau in 1962. In die hoedanigheid woonde hij dat jaar de fameuze nationale bijeenkomst bij in Tenali, Andhra Pradesh, waar de besprekingen plaatsvonden tegen de achtergrond van een reusachtig portret van Mao Zedong, de rijzende ster aan het communistische firmament. Al vanaf 1946 zetelde Basu geregeld in de wetgevende kamer van West-Bengalen, als verkozen lid van de oppositie of met een ministerportefeuille in een coalitieregering. Met zijn schrandere en eloquente interventies oogstte hij heel wat bijval. Nadat de linkse coalitie in 1977 de verkiezingen had gewonnen, fungeerde hij 23 jaar lang als minister-president van de deelstaat, tot 2000, toen hij om gezondheidsredenen ontslag namGa naar eind[2]. Op zijn palmares van bijna een kwart eeuw prijken heel wat verwezenlijkingen. Tegen de stroom in van de globale Indiase politiek maakte Basu werk van broodnodige landhervormingen in het agrarische West-Bengalen. Voor het doordrukken hiervan greep hij terug naar het panchayati raj-systeem dat Mahatma Gandhi nieuw leven had willen inblazen, maar dat pas vanaf de jaren zestig grondwettelijke goedkeuring kreeg. Dit systeem honoreert de inbreng van de basis voor het oplossen van sociale geschillen en problemen. Het zorgt dat seizoenarbeiders en kleine boeren via het zetelen in dorpsraden en hun regionale en provinciale koepels inspraak krijgen in de verbetering van hun levensomstandigheden. Zo worden de dorpsgemeenschappen betrokken in het nadenken over urgente stappen in het ontwikkelingsprocesGa naar eind[3]. Met de Culturele Revolutie van Mao in het achterhoofd haalde Basu het maximum uit deze veelbelovende organisatievorm, waarin trouwens ook de regering in Delhi verplicht was geld te investeren. Hij slaagde erin het grootgrondbezit te verkavelen, een netwerk van basisonderwijs te organiseren, evenals landbouwcoöperatieven en centra voor gezondheidszorg. Tijdens Basu's regering was West-Bengalen een oase van rust, niet ge- | |
[pagina 592]
| |
plaagd door etnische of religieuze geweldsuitbarstingen zoals die in steden als Delhi en Mumbai ontstonden na de moord op Indira Gandhi in 1984 of bij de ophefmakende vernieling door hindoes van de Babri-moskee in Ayodhya (Uttar Pradesh) in 1992, omdat die zogezegd op fundamenten van een hindoetempel was gebouwd. Basu was immers een man van overleg, die buiten de muren van zijn eigen partij durfde te kijken. Hiervan getuigt zijn goede verstandhouding met Moeder Teresa, aan wie hij geregeld geld toeschoof om huizen te bouwen voor daklozen die anders een armetierige dood zouden sterven in de straten van CalcuttaGa naar eind[4]. Het nieuws van Basu's overlijden kreeg meteen politieke weerklank. Vanuit New Delhi sprak de eerste minister Manmohan Singh zijn leedwezen uit. Hij prees Basu als ‘een man van grote integriteit en overtuigd voorstander van de seculiere waarden’ waaraan het land zozeer behoefte had: ‘een machtige lokale stem op het nationale politieke toneel die het Indiase federalisme wist te helpen versterken’. En hij voegde eraan toe: ‘Verschillende keren in mijn carrière heb ik me tot hem gewend om zijn advies in te winnen over kwesties die West-Bengalen aangingen en ook de natie als geheel’. Singh was blijkbaar niet vergeten dat Jyoti Basu na de nationale verkiezingen van 1996 voorgedragen was om eerste minister van India te worden, maar dat hij onder druk van het politbureau hiervan had moeten afzien. Op die druk te zijn ingegaan, noemde Basu nadien ‘de blunder van mijn leven’. Ook andere vooraanstaande politici dan die van de regerende Congrespartij betuigden hun medeleven. Het communistische politbureau noemde Basu ‘een marxist zonder enige wankeling in zijn overtuiging: een niet-dogmatische marxist, die niet opgehouden is uit nieuwe ervaringen te leren hoe de koers van de partij te sturen’. Karath Sunday, de secretaris-generaal van de communistische partij, die destijds Basu's eersteministerschap had geblokkeerd, verklaarde onomwonden dat ‘Basu de grootste leider was die links in India ooit had gekend en dat met zijn heengaan een tijdperk was afgelopen’. Zelfs de nationalistische Bharatiya Janata Partij (BJP), die altijd fel gekant was tegen de communisten, prees Basu als ‘een modelfiguur van de Indiase politiek’, terwijl de vorige premier Atal Bihari Vajpayee - eveneens van de BJP - Basu's heengaan beschreef als ‘het einde van een hoofdstuk in de nationale politiek’Ga naar eind[5]. Geen wonder dat Jyoti Basu's uitvaart in Kolkata een massa volk op de been bracht die hun leider voor een laatste keer kwamen groeten. Op dinsdag 19 januari om 10 uur werd zijn lichaam overgebracht naar een rouwkapel in het parlement. De stoet hield twee keer halt: eerst bij het hoofdkwartier van de communistische partij in de Alimuddinstraat, en vervolgens bij de Writers' Building van de West-Bengaalse regeringsgebouwen, waar Basu gedurende 23 jaar zijn bureau had gehad. Daar | |
[pagina 593]
| |
legde de huidige minister-president, Buddhadeb Bhattacharjee, een bloemenkrans neer. Toen zijn lichaam eenmaal opgebaard lag in het parlement, kon de hulde aan de dode Basu beginnen, wiens uitvergrote foto op de achterwand het decor beheerste. Basu's lichaam lag op een katafalk, het hoofd rustend op een bloemenbed en tot aan de borst bedekt met de rode partijvlag waarover ook nog kruiselings een vlag met de nationale driekleur was gelegd. Achter de katafalk hadden de leden van het politbureau postgevat, in witte hemden, de kleur van de rouw. Ze zouden daar blijven staan tot de massa rouwenden voorbijgetrokken was om dan zelf, met schuin boven het hoofd opgeheven vuist, afscheid te nemen van hun illustere partijgenoot. Onder de rouwenden waren heel wat prominenten: Sonja Gandhi, het hoofd van de Congrespartij, mevrouw Sheikh Hasina, eerste minister van Bangladesh, Pranab Mukherjee, Indiaas minister van Financiën, Lal Krishna Advani, de vroegere leider van de BJP, de voltallige regering van West-Bengalen en afgevaardigden van de communistische partij van Cuba, China en Venezuela. Voor de rest was het aanschuiven met buiten een rij wachtenden van een halve kilometer - de meesten met guirlandes in de handGa naar eind[6]. Na deze huldiging begon rond 15 uur een door tienduizenden bijgewoonde urenlange optocht naar het staatshospitaal, waaraan Basu zijn lichaam had afgestaan voor geneeskundig onderzoek (een verassing in hindoestijl zou er niet komen). Zoals het bij een staatsbegrafenis past, was de katafalk op een affuit geplaatst en geflankeerd door een legercommando dat bij de optocht geregeld stilstond om eresalvo's af te vuren. Afscheid van een tijdperk. | |
Bakken kritiek op internet en in columnsHet was de eerste keer dat ik van Basu had gehoord. Mijn studenten kenden hem en spraken met eerbied over wat hij was geweest en gedaan had. Groot was dan ook mijn verbazing toen ik op internet en in columns van kranten heel wat kritiek hoorde op de staatsbegrafenis die Basu was te beurt gevallen. Velen vonden het schandalig dat een communist werd gehuldigd die zijn premierschap had geofferd op het altaar van een partij, die niet vies is van moorddadig geweld. Zij hadden liever gezien dat Basu's uitvaart geëscorteerd was geweest door de leden van het politbureau dan door een elitekorps van het Indiase leger. Er zit meer achter deze oprisping. Na het ontslag van Basu als minister-president in 2000 waren zijn communistische opvolgers er niet meer in geslaagd de sociale vrede te handhaven. In sommige districten van West-Bengalen hadden maoïstische rebellen, ook naxalites genoemdGa naar eind[7], hun gezag gevestigd en was het tot moordpartijen gekomen tussen de oproerpolitie en de opstandelingen. Die genieten trouwens de steun van weer- | |
[pagina 594]
| |
spannige stammen die, tegen het opgelegde panchayati raj in, aan hun tribale gewoontes vast willen houden en weigeren zich neer te leggen bij hun discriminatie op grond van het kastensysteem. De beweging van de naxalites bestaat in heel wat staten in India (vooral in het midden en noordoosten van het land), maar in West-Bengalen gaat het regelrecht om een verbeten strijd tussen links en links, met de liquidatie, in de dorpen, zowel van communistische als van maoïstische leiders en zelfs van militanten van andere partijen. Eind 2009 was de toestand zo erg geworden dat de plaatselijke, afgescheurde Congrespartij begon te ijveren om West-Bengalen onder de voogdij van het centrale bestuur in Delhi te plaatsen, iets wat volgens de grondwet mogelijk is in geval van pertinente anarchie. Het werd dan ook een eindeloos gekibbel tussen deze Congrespartij en de communistische partij over wie nu eigenlijk heulde met de naxalites. Toen de naxalites in november de lange exprestrein naar Delhi gedurende vier uur deden stilstaan bij een stop in Midnapore (om rustig de reizigers te kunnen beroven), verweet mevrouw Mamata Banerjee, leidster van deze Congrespartij, de minister-president onder één hoedje te spelen met de naxalites - dus de terreur te helpen aanwakkeren om zichzelf als ordehandhaver te kunnen rechtvaardigen - terwijl de regering Banerjee ervan beschuldigde in het treincomplot betrokken te zijn, teneinde een toestand van wetteloosheid te scheppen die Delhi ertoe zou brengen zijn voogdij op te leggenGa naar eind[8]. Voortgaande op deze gegevens zou men kunnen op werpen dat de boven uitgebrachte kritiek op Basu's staatsbegrafenis vooral was ingegeven door het falen van de huidige communistische minister-president, zodat geen recht werd gedaan aan Basu zelf. Maar dan moet men toch even luisteren naar een paar andere stemmen. Een blogger formuleert zijn grieven als volgt: ‘Het Indiase volk heeft de gewoonte lof toe te zwaaien aan overleden leiders, wie ze ook zijn, en een vleiender beeld van hen op te hangen dan wat ze zijn geweest. We mogen niet vergeten dat Basu drie decennia lang met zijn communistische politiek verantwoordelijk is geweest voor de afremming van echte ontwikkeling op zowat alle gebied: industrie, zakenleven, investeringen, hoger onderwijs, en werkethos. Kortom, hij heeft de eens florerende staat van West-Bengalen vergiftigd en van zijn oude glorie ontdaan. Op eigenzinnige wijze heeft hij het klaargespeeld het Bengaalse volk arm te houden zodat de communistische partij hieruit munt kon slaan’Ga naar eind[9]. In de The Times of India (Bangalore) van 19 januari had ik al een column gelezen van dezelfde strekking. Daarin werd nauwkeurig uit de doeken gedaan welke obstructies inzake ontwikkeling op wereldniveau men aan Basu wijt: het in stand houden van een algemeen verplicht, maar middelmatig niveau van onderwijs en zijn weigering een klimaat | |
[pagina 595]
| |
te scheppen dat buitenlandse investeringen aantrekt. Jyoti Basu is, met andere woorden, blijven steken in de Culturele Revolutie van Mao Zedong en heeft geen lessen willen of kunnen trekken uit de grote economische sprong voorwaarts die in de jaren tachtig in China begonnen is met Deng Xiaoping, de man die niet bang was kapitalistische methodes voor economische groei binnen te sluizen in de klassieke communistische bestuursvorm van centraal beleid. De columnist nam het Basu bijzonder kwalijk dat hij alleen het Bengaals als onderwijstaal in de basis- en middelbare scholen toeliet, met als gevolg dat de beheersing van het Engels heel wat te wensen overliet en dat hij de deelstaat er niet op voorbereid heeft een vooraanstaande rol te spelen in het hedendaagse ‘hightech India’. Vanwege deze dubbele flater, nog volgens dezelfde columnist, prijkt West-Bengalen aan de top van de Indiase deelstaten die te lijden hebben van braindrain: van een massale uittocht van ondernemende, gekwalificeerde mensen die besloten hebben elders hun heil te gaan zoeken. | |
De zuigkracht van ‘High Tech India’Ik zei het al, ik haalde mijn informatie over Basu en de vernietigende oordelen over hem vooral uit kranten. Maar in de communiteit van de Syro-Malabaarse karmelieten waar ik als gast verbleef (die orde runt namelijk het Dharmaram College), was ik uiteraard niet de enige krantenlezer. Ook de vaste communiteitsleden deden dat ijverig, en ik wilde hun reacties leren kermen. Temeer daar ze, ofschoon in Kamataka werkzaam, alle afkomstig zijn uit Kerala, de enige Indiase staat die evenals Tripura (in het noordoosten van India) en West-Bengalen een lange traditie heeft van linkse, door de communisten geleide regeringen. Kerala, aan de westkust van het diepe zuiden, is trouwens heel bijzonder omdat het een sterke concentratie kent van Syro-Malabaarse christenen: een derde van de 32 miljoen inwoners, die voor de rest half uit moslims en hindoes bestaat. Maar het is ook zo'n bijzondere staat omdat die hoog aangeschreven wordt door de in Bangladesh geboren Nobelprijswinnaar voor Economie, Amartya Sen. In zijn boek Development as Freedom (1999) vermeldt Sen Kerala als een van de regio's die naast China en Brazilië model kunnen staan voor een geslaagde ontwikkeling. In het rurale Kerala bereiken de mensen, aldus Sen, een hoge leeftijd - zijn uiteindelijke criterium van ontwikkeling - omdat ze zonder meer toegang hebben tot door de deelstaat gerunde scholen en gezondheidscentra, en vrijelijk op verschillende niveaus hun politieke vertegenwoordigers kunnen kiezenGa naar eind[10]. Dit lijkt heel sterk op wat Basu met zijn communistisch regime in West-Bengalen heeft willen verwezenlijken. Hoe komt het dan, wilde ik weten, dat Basu, de icoon van de oudere generatie, zoveel kritiek oogst, en het communisme met hem? | |
[pagina 596]
| |
Het antwoord van mijn Keralese vrienden valt te raden: ‘In zijn boek heeft Amartya Sen het over de infrastructuur: scholing, gezondheidszorg, inspraak, die nodig is om uiteindelijk tot een economische boom te komen, zoals momenteel in China. Welnu, in de door links en de communistische partij gerunde deelstaten in India houdt men de bevolking om electorale redenen bewust op dat niveau van infrastructuur; met de ontwikkeling van een welvarender middenstand zou de partij zichzelf immers overbodig maken en dat kan ze zich niet veroorloven. Van hieruit begrijpt men ook de enorme braindrain in deze deelstaten. Kerala vormt hierop geen uitzondering. Talloze Keralezen emigreren al jaren naar de nieuwe economische zwaartepunten: Bangalore, Hyderabad en Chennai (het vroegere Madras). Daar komen ze als gekwalificeerde werkkrachten aan de bak en kunnen hun kinderen laten voortstuderen aan gespecialiseerde, hoogtechnologische instituten. In plaats van plattelandsmensen te blijven met een bescheiden welstandsniveau, wensen ze binnen te stappen in de groeipool die India momenteel aan het worden is.’ Na zoveel jaren begon ik nu ook de aanwezigheid van deze Keralese karmelieten in Bangalore beter te begrijpen. Naast hun filosofisch en theologisch Dharmaram College, dat openstaat voor een waaier van religieuze congregaties, runnen ze niet alleen een parochie voor immigranten uit Kerala. Ze beheren ook, omzeggens naast hun deur, een Engelstalige, niet door de deelstaat gesubsidieerde middenschool - staatssubsidies gaan enkel naar scholen met een lokaal taalregime - en een universiteit, het Christ College, gespecialiseerd in management en informatica. Op die manier bieden ze een dienstverlening aan die als zodanig in het landelijke Kerala niet te vinden is. Qua gebouwen zijn het vooral die middenschool en de universiteit die alsmaar uitbreiden, bijna in een poging om gelijke tred te houden met de reusachtige businesscentra die de laatste jaren aan de rand van Dharmaram verrijzen. Acht jaar geleden bouwde Dharmaram een prestigieuze bibliotheek van drie verdiepingen; die is nu tot een dwerg herleid door de vlak ernaast opgetrokken zeventien verdiepingen tellende hoogbouw met kantoren voor multinationals. De mooi ogende, heel brede hoogbouw, die er vanwege zijn vele vensters bij stralende hemel blauw uitziet en waarin dag en nacht in shifts gewerkt wordt, is van heinde en verre te zien. Wanneer ik me occasioneel met een motorriksja, kortweg ‘auto’ genoemd, van het station in de middenstad naar Dharmaram liet voeren, kon ik de bestuurder al lang op voorhand instructies geven waar hij heen moest. En dat maakte vanwege een als zodanig herkenbare vreemdeling altijd indruk. Door de jaren heen heb ik Bangalore zien groeien. Dharmaram ziet uit op de Hosur Road die je direct naar de betere wijk Koramangala brengt, aan de zuidkant van de stad. In 2002 trof men op die brede boulevard naast een aaneenrijging van kleine boetiekjes (meer pakhuis dan | |
[pagina 597]
| |
winkel) en yerkoopsstalletjes van voedsel een paar grotere handelszaken aan en een hotel. Nu zijn er al banken, bioscopen, flats en heuse winkelcentra (Forum) en warenhuizen (Grand Bazar, Spar), met links en rechts grote reclameborden. Toen was het nog mogelijk rustig de boulevard over te steken; nu moet men wachten tot er ergens een verkeerslicht op rood springt, om dan ijlings tot aan de middenberm te rennen, en dan verder zijn kans te wagen wanneer de verkeersstroom uit de tegengestelde richting even sputtert. Als westerling riskeert men telkens zijn leven; zebrapaden zijn onbestaand of hebben enkel een symbolische waarde. In heel de stad is met de jaren het verkeer er trouwens alsmaar chaotischer op geworden, met scooters en motorriksja's die zich tussen auto's, vrachtwagens en bussen wringen om in het bijna stilstaande verkeer iets vlugger vooruit te komen. De buitenlandse software-ondememingen hebben daarover hun beklag gedaan. Daarom is men een paar jaar terug begonnen heel wat kruispunten te overkappen met lange viaducten, maar ook dat helpt nauwelijks. Bangalore, ook wel ‘het Indiase Silicon Valley’ genoemd, is met zijn vijf miljoen inwoners immers in volle expansie. Om een voorbeeld te geven: alleen al in de universiteiten en technische hogescholen van Bangalore studeren er jaarlijks een duizendtal studenten af in Master of Business Administration (MBA) of Master of Computer Application (MCA) en die vinden meteen werk bij de inlandse of buitenlandse bedrijven, vooral in de informatietechnologie. De expansie van deze bedrijven leidt in de straten en boulevards tot verplaatsingsstromen van jewelste. Om die wegen te ontlasten is er vanaf dit jaar een zeven kilometer lange snelweg op pijlers gekomen, die de automobilisten voor wat tolgeld vlugger van de middenstad naar de pool van softwarevestigingen brengt en omgekeerd. Deze laatste liggen meestal aan de grote ring rondom Bangalore die onlangs voltooid is en van waaruit een verbindingssnelweg start naar het gloednieuwe, uiterst moderne vliegveld dertig kilometer van het centrum. Naargelang hun specialisatie hebben die softwarevestigingen hun eigen benaming: International Tech Park, Software Technology Park en Electronic City. Hier vindt men de elegant opgetrokken hoofdkwartieren, onderzoeks- en productiecentra van de multinationals IBM, Microsoft, Sun Microsystems, Nortel Networks, naast die van de Indiase IT- reuzen Wipro Ltd. en Infosys Technologies LimitedGa naar eind[11]. Uit onvrede met de warrige verkeerssituatie was Microsoft al begonnen met zijn vestigingen te verplaatsen naar Chennai en naar de buitenring van Hyderabad, waar in het verlengde van de imposante Electronic City meteen een eigen randstad oprees met appartementsblokken en winkels met uitstalramen die de vergelijking met Europa kunnen doorstaan (toen ik in 2008 dit complex bezocht kon ik mijn ogen nauwelijks geloven). Maar | |
[pagina 598]
| |
uiteindelijk heeft ook Microsoft ervoor geopteerd in Bangalore te blij-ven. En dit om de volgende voor de hand liggende redenen: Bangalore ligt centraal en geniet vanwege het hoge plateau waarop het zich bevindt een mild klimaat (25° Celsius), het heeft een kosmopolitische cultuur, uitstekende scholen en universiteiten, waarvan sommige nauwe banden hebben met de industrie, zoals het Indian Institute for Information Technology, het East Port College of Engineering, en het Institute for Bioinformatics and Applied Biotechnology; het herbergt een topklasse aan technologische mankracht, heeft de beste telecom-infrastructuur van het land en is bedrijfsvriendelijk. De nieuwe generatie van jonge intellectuelen is zich heel bewust van deze troeven. Toen ik tijdens een weekend met de nachttrein van Bangalore naar Kumool, in Andhra Pradesh, reisde - ca. vijfhonderd kilometer - raakte ik in gesprek met een jonge Indiër, die afgestudeerd was als informaticadeskundige. Ik vroeg hem hoe het kwam dat hij zo vlot Engels sprak, want bij mijn studenten was het Engels niet altijd zo geweldig. Wel, zei hij, dat is de taal waarmee ik in mijn bedrijf en met de rest van de wereld communiceer. Hoe zou mijn firma me anders voor twee jaar hebben kunnen uitzenden naar Zweden? En hoe zou ik anders mijn verdere levensdroom kunnen waarmaken: het behalen van een doctoraat in mijn vak in Singapore? Deze jonge man leefde al volledig in de sfeer van het ‘hightech India’, momenteel na China het snelst groeiende land ter wereld. | |
Impact op het platte landIndia mag dan al een ‘stralend baken’ zijn - ‘India shines’ was een paar jaar terug het propagandalogo van de BJP -, niet elke Indiër deelt in deze schittering, zeker niet op het platteland. Zowat honderdduizend kleine boeren pleegden in 2006 zelfmoord omdat ze hun schulden niet konden afbetalen. Ook hoort men regelmatig klachten dat op het platteland de stijging van de voedselprijzen gelijke tred houdt met die van het hoogtechnologische stedelijke milieu. Daarom zijn katholieke bisschoppen een campagne gestart die de arme volksmassa's ervan moet overtuigen dat zij recht hebben op voedsel, en dit betekent ook: het recht om van de centrale regering te eisen dat ze de door haar uitgetekende rurale ontwikkelingsprogramma's metterdaad uitvoertGa naar eind[12]. De bisschoppen mikken duidelijk op de impact die India's spectaculaire groei heeft en kan hebben op de bewustwordingsprocessen aan de basis. Ook hier doet de informatica blijkbaar haar werk, want de ongeletterde massa's kunnen nu in hun taal via radio en televisie vernemen welke sprongen vooruit de Indiase economie maakt. Daarenboven zijn ze nu in staat vlug en efficiënt met elkaar te communiceren dankzij het zich uitbrei- | |
[pagina 599]
| |
dende gebruik van mobiele telefoons. De voertaal blijft natuurlijk de lokale spreektaal, ofschoon men nu al merkt dat heel wat hardwerkende Dalits, de ‘kastelozen’ dus, hun kinderen naar Engelssprekende middelbare scholen beginnen te sturen om hen mee te laten draaien in het nieuwe India. Ondertussen begint het panchayati ra;-systeem, dat in vele deelstaten goed werkt, vruchten af te werpen. Met een bevolking van meer dan een miljard is India numeriek de grootste democratie ter wereld die, dankzij bewustwordingscampagnes aan de basis, ook goed functioneert. Ook de armere bevolkingslagen weten dat hun stem telt en dat ze een regering - evengoed die in New Delhi - kunnen wegstemmen, zoals dit in 2004 gebeurd is met de BJP omdat die het platteland had verwaarloosd. De politieke partijen moeten dus rekening houden met hun kiezers. Dat verklaart, wat ik boven al aanstipte, waarom de Indische communistische partij zich electoraal zozeer gebonden weet en bang is zich, zoals haar Chinese pendant, ‘kapitalistisch’ te profileren. En waarom het bestuur in Kamataka bijvoorbeeld telkens moet afwegen waarin het fondsen investeert: in de wegeninfrastructuur van Bangalore of in irri-gatiekanalen voor de landbouw in de uitgestrekte rurale gebieden. De politici beseffen maar al te goed dat de armere bevolkingslagen weten dat in de verkiezingen hun stem telt, zowel op het niveau van de deelstaten als op dat van het centrale bestuur. Het magazine Newsweek beschreef hoe in Bihar, een van de armste deelstaten in Noord-India, een nieuwe wind is gaan waaien sinds in 2005 Nitish Kumar, die voorheen al een ministerportefeuille had in New Delhi, er minister-president is. Tot dan toe was Bihar vrijwel onbestuurbaar. De grootgrondbezitters verdeelden er onder elkaar de politieke postjes en oefenden, met behulp van politie en corrupte ambtenaren, terreur uit op de arme, ‘kasteloze’ bevolkingslagen, die als reactie hierop moordbrigades zijn gaan vormen, vergelijkbaar met de naxalites. In plaats hiervan nam Kumar vertegenwoordigers van alle klassen op in zijn regering en verving de op winstbejag beluste ambtenaren door mensen met bestuurservaring en met zorg voor de ontwikkeling van de regio. Tevens bracht hij de politie onder het gezag en de controle van oud-militairen (ze gaan met pensioen op hun veertigste) met een onkreukbare reputatie. ‘Kumar deed iets heel ongewoons: hij verving het verdelen van postjes onder vrienden door een bestuur met competente mensen en de gebruikelijke overcentralisering van het staatsapparaat door het verlenen van grotere financiële en administratieve bevoegdheid aan plaatselijke ambtenaren die aanleunden bij de basis’Ga naar eind[13]. Het effect was meteen merkbaar. Tijdens zijn vijf jaar durende ambtsperiode groeide het BNP van de deelstaat jaarlijks met 11 procent, ondanks herhaaldelijke droogte en de recente financiële crisis. Er kwamen 6.800 km nieuwe wegen bij en 1.600 | |
[pagina 600]
| |
bruggen en tunnels, hetgeen de reistijd in de regio halveert. Meteen ook gingen de misdaadcijfers naar beneden: tussen 2004 en 2008 zakte het getal van de gewelddadige overvallen van 1.297 naar 640, en dat van de ontvoeringen om losgeld te verkrijgen van 411 naar 66, terwijl het aantal toeristen - ook uit India, vooral New Delhi - steeg van 95.000 tot 356.000. Om niet te spreken van onderwijs en gezondheidszorg. In vijf jaar tijd kwamen er 100.000 leerkrachten voor het basisonderwijs bij en steeg de toeloop naar de gezondheidcentra van 30 tot 3.600 per maand, nu de mensen er zeker van zijn dat de dokters ook zullen opdagen. Blijkbaar bestaat er zoiets als een ‘trickle-down effect’, niet zozeer in termen van overheveling van meerinkomsten van boven naar beneden (ook dat is natuurlijk wenselijk) als wel op het niveau van bewustzijnsverandering. Aangestoken door de opmars die India momenteel kent, opteren plaatselijke politici voor versnelde ontwikkeling ook in rurale gebieden, in de verwachting, zoal niet met de overtuiging, dat de kiezer dit niet zal vergeten. |
|