| |
| |
| |
Herman Simissen
Cricket als wereldbeeld
Autobiografische overwegingen van een revolutionair
Ter nagedachtenis aan Guus Hendrichs S.J., onder - veel! - meer cricketscheidsrechter
What do they know of cricket who only cricket know?
C.L.R. James, Beyond a Boundary
Het huis van zijn grootmoeder, waar hij een groot deel van zijn jeugd doorbracht, lag volmaakt: precies in het verlengde van één van de wickets van het recreatiepark van Tunapuna, een stadje op Trinidad. Als hij, een kleuter nog, op een stoel ging staan, kon hij net uit het raam van de slaapkamer kijken. En dan keek hij, met volle aandacht, uren achtereen, zes dagen in de week naar trainingen, op zaterdagen naar wedstrijden. Naar de bowlers die, elk met hun karakteristieke stijl, met variatie in de snelheid en het effect waarmee zij bowlden, probeerden de batsmen van de tegenstander uit te krijgen. Naar de batsmen die, ieder op hun eigen manier, verdedigend of juist agressief, probeerden hun wicket te beschermen en tegelijkertijd punten te scoren. Naar de veldspelers die, in nauwe samenwerking met de bowlers, probeerden de score van de batsmen te beperken. Naar de beide scheidsrechters die met onaantastbaar en onbetwist gezag de wedstrijden leidden. Tot aan het einde van zijn lange, veelbewogen en opmerkelijke leven bleef C.L.R. James (1901-1989) - cricketer, leraar op Trinidad, journalist in Groot-Brittannië en op Trinidad, literator, historicus, politiek activist in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten, bestrijder van het kolonialisme en voorvechter van de onafhankelijkheid van Brits West-Indië en, later, de Britse bezittingen
| |
| |
in Afrika, marxistisch-leninistisch theoreticus - volhouden dat zijn wereldbeeld terugging op wat hij als jongetje zag, staand op een stoel, uit het raam van de slaapkamer van het huis van zijn grootmoeder in Tunapuna.
In zijn boek Beyond a Boundary (1963) probeert James in een reeks deels autobiografische overwegingen te laten zien hoe cricket zijn wereldbeeld vormde, waarbij aangetekend dat deze bespiegelingen niet beperkt blijven tot zijn eigen tijd, maar hem ook voeren naar de betekenis van sport in de Griekse oudheid - in het bijzonder de Olympische Spelen - of in het pre-Victoriaanse Engeland. Bijna een halve eeuw na verschijning wordt dit boek, net als zijn schrijver in het Nederlandse taalgebied vrijwel onbekend, in de Engelstalige wereld nog altijd geprezen als één van de beste, zelfs het allerbeste boek ooit over cricket verschenen, en één van de beste boeken ooit over sport gepubliceerd. En als de grote kracht ervan geldt, naast de prachtige, precieze stijl en het observatievermogen dat spreekt uit de exacte beschrijvingen van gebeurtenissen op het cricketveld, de wijze waarop de auteur steeds de wisselwerking tussen sportbeoefening - met name cricket - en haar politieke en maatschappelijke context laat zien.
Op zijn vierde verjaardag kreeg het jongetje dat vanaf een stoel voor het raam van de slaapkamer zo gefascineerd naar het cricket keek, van zijn vader een bat en een bal. Hij begon zelf te spelen - en hij wilde alles, maar dan ook alles van de cricketsport weten. Hij vroeg honderduit aan iedereen van wie hij dacht dat die hem ook maar iets over cricket kon leren. Vanaf de tijd dat hij kon lezen verzamelde hij over cricket zoveel mogelijk boeken, brochures, tijdschriften, krantenartikelen, programmaboekjes van wedstrijden. Zo ontwikkelde hij een enorme kennis van de sport, met name ook van de statistische gegevens van topspelers in verleden en heden (aantal geslagen runs, hoogste score in een wedstrijd, gemiddelde score, aantal genomen wickets, aantal vangballen) waaraan in de cricketwereld zo'n belang wordt gehecht. Naast cricket had de jonge C.L.R. James - ‘Nello’, zoals hij thuis werd genoemd, een afleiding van zijn tweede naam Lionel - nog een tweede passie: lezen. Thuis waren er genoeg boeken: zijn vader was leraar op een middelbare school, zijn moeder onderwijzeres. Met name zijn moeder was een gepassioneerde lezer, vooral van romans, en Nello volgde haar voorbeeld. Hij was acht jaar, toen hij Vanity Fair van William Thackeray (1811-1863) las - een boek dat hij in zijn jeugd steeds opnieuw las, gemiddeld eens in de drie maanden, en dat hij ook later nog geregeld herlas. In de lunchpauzes op school ging hij niet, zoals de andere kinderen, snel heen en weer naar huis om te eten; hij bracht zijn brood mee, en ging in de schoolbibliotheek zitten. Op deze school kreeg hij een opleiding gemodelleerd naar het onderwijs aan de Engelse public schools in de negentiende eeuw.
| |
| |
James was een uitzonderlijk goede leerling: hij was heel intelligent, maar behaalde zijn prestaties niet in de laatste plaats ook omdat zijn vader hem nadrukkelijk stimuleerde. Zonder al te veel inspanningen wist hij een beurs te behalen voor vervolgonderwijs - een geslaagde carrière als koloniaal ambtenaar, of zelfs een universitaire studie in Engeland, lag in het verschiet. Maar James verzaakte: hij vond cricket veel interessanter dan zijn schoolopleiding. Dit vooral omdat hij zelf veel kennis had opgedaan van zaken die zijn belangstelling hadden en die op school nauwelijks aandacht kregen; wat hij moest leren vond hij saai en weinig uitdagend. Hij verwaarloosde zijn schoolwerk. Zijn vader wees hem erop dat hij door zijn alsmaar verslechterende schoolprestaties de familie te schande maakte, en nam steeds hardere maatregelen om hem weer in het gareel te krijgen. Uiteindelijk werd hem verboden nog cricket te spelen - een verbod dat Nello James op de meest slinkse manieren, vaak met een geleende uitrusting, wist te ontduiken, ook al kreeg hij bij herhaling een aframmeling van zijn vader als zijn ongehoorzaamheid uitkwam.
Uiteindelijk maakte hij zijn school af, maar veel minder glansrijk dan verhoopt, en een mooie loopbaan als ambtenaar behoorde niet meer tot de mogelijkheden, een beurs voor een studie in Engeland evenmin. Met de nodige ironie zei hij van zichzelf dat hij aan het einde van zijn schooltijd, rond 1920, een negentiende-eeuwse Engelse intellectueel was geworden. James werd nu zelf leraar, aan de school waar hij leerling was geweest, en daarnaast schreef hij stukjes over cricket in de krant. Ook gaf hij in deze tijd blijk van literaire ambities. Verschillende van zijn korte verhalen werden gepubliceerd, en hij was medeoprichter van een literair tijdschrift. Ook begon hij aan een roman, die uiteindelijk in 1936 zou worden gepubliceerd: Minty Alley. Kenmerkend voor het literaire werk van C.L.R. James is dat hij probeert uitdrukking te geven aan het eigene van het leven in Brits West-Indië, waarbij zich voor de vorm van zijn proza liet inspireren door de Engelse literaire traditie die hij op school zo goed had leren kennen.
| |
Kennismaking met de politiek
Hoewel zijn vader hem het spelen van cricket had verboden, had James zich tijdens zijn schooljaren ontwikkeld tot een meer dan verdienstelijke speler. Hij werd na zijn schooltijd lid van Old Collegians, een nieuwe vereniging die uitkwam in de tweede klasse. Het team was erg succesvol, en James had als batsman het hoogste gemiddelde. Ondanks de behaalde successen viel het team aan het einde van het seizoen uit elkaar. Het lag voor de hand dat James, ook nog een bowler met goede cijfers, het volgende seizoen voor een team in de eerste klasse zou gaan
| |
| |
uitkomen. Daarmee stond hij voor de keuze bij welke vereniging hij zich moest aansluiten - een keuze die niet alleen moeilijk voor hem was, maar die ook van betekenis bleek voor zijn verdere ontwikkeling, en niet alleen als cricketer.
De verenigingen in de eerste klasse van de cricketcompetitie op Trinidad vertegenwoordigden de verschillende sociale lagen van de samenleving op het eiland, en volgens ongeschreven regels kon eenvoudig worden vastgesteld wie wel en wie niet in aanmerking kwam voor het lidmaatschap van een bepaalde vereniging. Bovenaan in de rangorde stond Queen's Park Club, de vereniging van de rijke blanken waarvan ook een handjevol niet onbemiddelde mulatten lid was; de vereniging ook die verantwoordelijk was voor de organisatie van alle internationale wedstrijden op Trinidad. Een tweede vereniging, Shamrock, bestond eveneens vrijwel uitsluitend uit blanken, afkomstig uit katholieke families die al generaties lang op Trinidad woonden. Als neger maakte C.L.R. James geen enkele kans tot deze beide verenigingen te worden toegelaten. Van Constabulary, een derde vereniging, had hij wel lid kunnen worden - als hij politieman was geworden, want deze vereniging was, zoals de naam al doet vermoeden, gelieerd aan de politie. Maar met het schooldiploma dat James inmiddels had behaald was hij te goed opgeleid om politieman te worden, en voor een hogere functie bij de politie kwam hij als neger niet in aanmerking. Ook de vierde vereniging, Stingo, was ongeschikt: dit was de club van de lagere sociale klassen, een vereniging zonder enige status, die geheel uit zwarten bestond. Gezien zijn afkomst - beide ouders waren immers werkzaam in het onderwijs - was deze vereniging beneden de stand van James; al had hij er willen spelen, hij zou er niet zijn geaccepteerd maar altijd een buitenstaander zijn gebleven. Een vijfde vereniging was Maple, opgericht door leden van wat James omschrijft als de ‘bruine middenklasse’, die aanvankelijk geen zwarten binnen hun vereniging duldden, maar later wel. De zesde en laatste vereniging was Shannon, de vereniging van de zwarte, lagere middenklasse.
James zou zowel voor Maple als voor Shannon in aanmerking kunnen komen. Veel van zijn vroegere schoolkameraden speelden voor Maple, en zij wilden hem graag in hun team opnemen. Maar ook Shannon wilde de coming man graag inlijven - hetgeen James als een hele eer zag, want deze club had van alle verenigingen de meest aantrekkelijke en spectaculaire speelstijl. Na de nodige aarzelingen koos James voor de veiligste weg: hij ging bij zijn vroegere schoolkameraden in het team van Maple spelen. Hij speelde er tien jaar, maar loste zijn belofte nooit helemaal in: zijn meest succesvolle seizoen als cricketer bleef het allereerste, voor Old Collegians.
De moeilijke keuze waarvoor James stond - Maple of Shannon - had grote betekenis voor zijn verdere ontwikkeling. Voor het eerst was hij
| |
| |
zich bewust geworden van de werkelijke betekenis van raciale en sociale tegenstellingen op Trinidad. Altijd was zijn leven met een zekere vanzelfsprekendheid verlopen, nu werd hij ineens geconfronteerd met het grote belang van raciale en sociale verschillen - en tot dit inzicht kwam hij juist als sportman. In Beyond a Boundary concludeert hij dan ook: ‘Cricket had mij, lang voordat ik het besefte, ondergedompeld in de politiek. Toen ik de politiek inging, had ik niet veel meer te leren’ (blz. 65).
| |
Het recht op zelfbeschikking voor Brits West-Indië
Niet alleen als cricketspeler, maar ook als sportjournalist - deze op zich al opmerkelijke combinatie van activiteiten wist hij te verenigen met een baan als leraar - werd James zich meer en meer bewust van de implicaties van raciale en sociale tegenstellingen, van het vaak schrijnende onrecht dat eruit voortvloeide, in de sport maar vooral daarbuiten. Hij zag bijvoorbeeld in dat vertegenwoordigende cricketteams niet werden gevormd door de beste spelers van Trinidad of West-Indië, maar dat de keuzecommissies zich lieten leiden door heel andere overwegingen. Zo was het vanzelfsprekend dat een blanke speler aanvoerder van het cricketteam van Brits West-Indië was, zoals het vanzelfsprekend was dat de meerderheid van het team uit blanken bestond - ook wanneer dit betekende dat sommige zwarte spelers die beter waren niet werden geselecteerd. Maar niet alleen ras, de sociale achtergrond speelde eveneens een rol: spelers uit de lagere sociale klassen konden zich eenvoudig niet veroorloven voor vertegenwoordigende teams uit te komen, omdat zij niet de middelen hadden om een paar dagen vrijaf te nemen voor het spelen van een cricketwedstrijd. Zo kwam James steeds meer tot het besef dat raciale en sociale tegenstellingen een bepalende rol speelden in de cricketsport op Trinidad en, veel belangrijker nog, dat deze om-standigheid niets minder was dan een afspiegeling van de samenleving als geheel. Sport bleek, met andere woorden, geen idyllische vrijplaats in de samenleving, maar alle spanningen en tegenstellingen die zich in de maatschappij voordeden kwamen erin tot uitdrukking. Als sportjournalist schreef James niet over deze problematiek, maar ondertussen verdiepte hij zich er meer en meer in, niet alleen in het heden maar evenzeer in het verleden.
Een grote verandering in het leven van C.L.R. James deed zich voor in 1932. Learie Constantine (1901-1971), op dat moment de beste cricketspeler van Brits West-Indië, verhuisde naar Engeland, waar hij als professional ging spelen. James was, al speelde Constantine voor Shannon, goed met hem bevriend geraakt, en Constantine moedigde hem nu aan net als hijzelf de oversteek naar Engeland te wagen, en er zijn geluk te
| |
| |
beproeven als journalist en schrijver. Zo nodig kon James tijdelijk zijn intrek nemen bij Constantine en zijn gezin; als tegenprestatie zou hij Constantine moeten helpen bij het schrijven van een boek over zijn cricketcarrière - een boek dat in 1933 verscheen als Cricket and I. James was inmiddels getrouwd, maar hij liet zijn vrouw op Trinidad achter - het huwelijk zou dan ook geen stand houden, evenmin overigens als zijn tweede en derde huwelijk - en reisde met Constantine naar Enge-land. In zijn bagage bevonden zich de vrijwel voltooide manuscripten van twee boeken: de eerder genoemde roman Minty Alley en een studie over de politicus en vakbondsleider Arthur Cipriani (1875-1945), die na de Eerste Wereldoorlog - waarin hij vocht als kapitein van het British West India Regiment - pleitte voor meer autonomie, en zelfs het recht op zelfbestuur voor Brits West-Indië. Eenmaal in Engeland vond James al snel werk als cricketverslaggever voor de Manchester Guardian.
Learie Constantine was als topcricketer, maar niet in de laatste plaats vanwege zijn bijzondere achtergrond: een zwarte speler uit Trinidad die in de Engelse competitie als professional uitkwam, veelgevraagd als spreker op avonden voor supporters en andere belangstellenden. Dan liet hij zich graag vergezellen door C.L.R. James, die een deel van het programma verzorgde. Constantine vertelde vooral over zijn eigen loopbaan, James gaf achtergrondinformatie over cricket op Trinidad en over Brits West-Indië in het algemeen. De bijdragen van James kregen in toenemende mate een politiek karakter: hij hekelde het racisme dat sport en samenleving op Trinidad kenmerkte, hij ageerde tegen de koloniale verhoudingen, en hij pleitte voor het recht op zelfbeschikking voor Brits West-Indië. Constantine hield zich bij dit alles wat op de achtergrond: al was hij het volkomen met James eens en vond hij het geenszins bezwaarlijk dat James zijn aandeel tijdens deze avonden een uitgesproken politieke lading gaf, hij wilde als topsporter niet het risico nemen een deel van zijn supporters van zich te vervreemden door ook zelf zo onomwonden politiek stelling te nemen.
Met zijn pleidooi voor het recht op zelfbeschikking voor Brits West-Indië trok James de aandacht van de weinigen in Groot-Brittannië die in de jaren dertig van de vorige eeuw dit standpunt aanhingen. Zo raakte hij in contact met leden van de Independent Labour Party, een kleine partij die opereerde op de linkervleugel van het politieke spectrum, en zich in 1931 had losgemaakt van de veel grotere Labour Party. Het boek over Arthur Cipriani verscheen, onder de titel The Life of Captain Cipriani, nog in 1932, toen James goed en wel in Engeland was. Een jaar later publiceerde Leonard Woolf een verkorte versie van dit werk. De titel van deze verkorte uitgave - The Case for West Indian Self Government - geeft duidelijker aan, waar Cipriani, met in zijn voetspoor James, voor stond: Brits West-Indië had gerechtvaardigde aanspraken op grotere,
| |
| |
en uiteindelijk zelfs volledige, autonomie. Binnen enkele jaren na zijn aankomst in Engeland ontwikkelde James zich tot één van de leidende figuren binnen de, overigens bepaald kleine, trotskistische beweging in Groot-Brittannië. Daarnaast bleef hij actief binnen de Independent Labour Party; zo publiceerde hij regelmatig in de New Leader, het weekblad van deze partij. Over deze tijd vertelde James later met het nodige plezier dat het hem meer dan eens was gebeurd dat hij werd gecomplimenteerd met zowel zijn gesproken als zijn geschreven Engels - alsof Engels voor een neger niet zijn moedertaal kon zijn...
Naar aanleiding van de Italiaanse aanval op Abessinië in 1935 wierp James zich op als pleitbezorger van de onafhankelijkheid van Afrika: de inval van Italië liet naar zijn mening eens te meer zien dat de Europese, koloniale bemoeienis met Afrika verkeerd was. Tegen de achtergrond van dergelijke actuele problemen verdiepte James zich in de geschiedenis van het kolonialisme. Hij schreef een studie over de Haïtiaanse Revolutie: de opstand tegen het Franse koloniale bewind in 1791 op het deel van Haïti dat toen Saint-Dominique werd genoemd, op het westelijk halfrond de enige succesvolle slavenopstand in de geschiedenis. Terwijl hij werkte aan deze studie, die in 1938 zou verschijnen als The Black Jacobins, schreef hij, deels op basis van hetzelfde materiaal, een toneelstuk over de leider van deze opstand, Toussaint Louverture. Het werd in 1936, overigens zonder veel succes, verschillende malen opgevoerd in Londen, met in de hoofdrol de vermaarde Amerikaanse zanger en acteur Paul Robeson (1898-1976).
| |
Johnson in Amerika
Tijdens een spreekbeurt in Engeland bevond zich onder het gehoor van James één van de leidende figuren van de Amerikaanse Socialist Worker's Party (SWP). Deze nodigde James uit naar de Verenigde Staten te komen, enerzijds om er lezingen te geven over de rassenverhoudingen in Europa, anderzijds om deel te nemen aan discussies over de positie van de zwarte bevolking in de Verenigde Staten zelf. Voordat James vertrok, werd hem door Learie Constantine een nieuwe garderobe aangemeten: James had nooit geld, Constantine vond dat James als vertegenwoordiger van zijn land en van zijn politieke opvattingen naar de Verenigde Staten ging, en zich daar niet als een haveloze verschijning kon presenteren. In 1938 reisde James af. Als spreker maakte hij grote indruk: anders dan de Amerikaanse voorvechters van gelijkberechtiging voor de zwarte bevolking sprak hij niet in visionaire taal geïnspireerd op evangelische beelden, maar als een Europese intellectueel die evenwichtige en zorgvuldige analyses rustig verwoordde. Als afsluiting van zijn reis door de Verenigde Staten ging James naar Mexico, waar hij in
| |
| |
debat ging met Lev Trotski - die daar, op uitnodiging van de Mexicaanse president, vanaf het begin van 1938 in ballingschap leefde, nadat hij in 1929 was uitgewezen uit de Sovjet-Unie. James benadrukte dat het een lacune in het marxisme was dat er geen aandacht voor de rassenkwestie was, en dat de marxistische ideologie in dezen dringend aanvulling behoefde. Trotski stemde daar volmondig mee in. De ironie wil dat James in deze tijd nauwelijks op de hoogte was van het werk van Marx, en er pas in de volgende jaren studie van maakte.
Na zijn bezoek aan Trotski reisde James niet naar Engeland, maar ging, zonder geldig visum, terug naar de Verenigde Staten. Daar werd hij actief voor de SWP, die in zijn onderhoud voorzag; hij had tot taak de zwarte bevolking te mobiliseren voor haar strijd voor gelijkberechtiging - en voor de wereldrevolutie. Omdat James illegaal in de Verenigde Staten verbleef, opereerde hij onder de naam ‘Johnson’. Aan deze activiteiten kwam na vijftien jaar een einde, toen James werd opgepakt en vanwege het ontbreken van geldige papieren, in 1953, werd teruggestuurd naar Engeland. In Beyond a Boundary schrijft James niets over zijn tijd in Amerika; zijn enige opmerking luidt: ‘Vijftien jaar lang zag ik geen cricketwedstrijd’ (blz. 212).
Toch was zijn verblijf in Amerika van veel betekenis voor James: samen met enkele gelijkgezinden bestudeerde hij de geschriften van Marx, Engels en Lenin. Hij publiceerde over hun ideeën, en probeerde het probleem van de rassenongelijkheid een plaats te geven binnen het marxistisch leninisme. Aan deze publicaties dankt hij de reputatie van marxistisch theoreticus. Toch schrijft James niet in het veelal ondoordringbare jargon waarvan men hem op grond van deze kwalificatie onwillekeurig zou kunnen verdenken: juist omdat hij pas op latere leeftijd kennismaakte met het marxisme, toen zijn opvattingen over maatschappelijke ongelijkheid al waren gevormd - op het cricketveld en door de sociale satire van Thackeray - bericht hij ook over deze problematiek in helder, journalistiek Engels. Bovendien was het politiek activisme van James niet monomaan: hij had een brede intellectuele en culturele belangstelling. Hij las en schreef over literatuur, en ontwikkelde een grote kennis van klassieke muziek.
| |
Terug naar Trinidad
Terug in Engeland ging James onmiddellijk weer naar cricketwedstrijden kijken. Hij schreef over de veranderingen die hij zag tegenover het cricket van het Interbellum, dat hij zo goed had gekend. Daarnaast stortte hij zich met overgave in debatten over koloniale verhoudingen en dekolonisatie, die juist in deze jaren zo heftig werden gevoerd. Hij bepleitte de onafhankelijkheid van de Britse kolonies - een standpunt dat hij al vóór de
| |
| |
Tweede Wereldoorlog naar voren had gebracht. Tijdens zijn verblijf in de Verenigde Staten had James kennisgemaakt met Kwame Nkrumah (1909-1972), met wie hij contact had gehouden. Nkrumah was na de Tweede Wereldoorlog één van de belangrijkste voorvechters van de onafhankelijkheid van zijn geboorteland Goudkust - het tegenwoordige Ghana. Onafhankelijkheid voor Goudkust was voor Nkrumah overigens niet meer dan een stap op weg naar het einde van het kolonialisme in Afrika. Uiteindelijk werd Ghana, na een aantal jaren van strijd, in Afrika als eerste een onafhankelijke staat; Nkrumah nodigde James uit voor de festiviteiten ter ere van de voltooiing van dat dekolonisatieproces. Toch stond James in later jaren bepaald kritisch tegenover Nkrumah: hij verweet hem dat hij, net als Lenin, wel een regime in verval omver had geworpen, maar had verzuimd een nieuwe samenleving op te bouwen.
Ondertussen was ook Trinidad in een proces van dekolonisatie geraakt. De leidende figuur daarin was Eric Williams (1911-1981), een oud-leerling van James, die hij ook in de Verenigde Staten verschillende keren had ontmoet. Williams nodigde James uit naar Trinidad te komen, om zelf bij te dragen aan het dekolonisatieproces. James keerde terug naar zijn vaderland, waar hij hoofdredacteur werd van The Nation, het officiële orgaan van de politieke partij die Williams had opgericht. In deze krant bepleitte James de vorming van een West-Indische Federatie: een verband van (voormalige) kolonies van Engeland, Frankrijk, Spanje en Nederland in het Caribisch gebied. Een dergelijk samenwerkingsverband zou veel beter zijn invloed kunnen doen gelden dan de voormalige kolonies elk voor zich, wanneer zij eenmaal onafhankelijk waren. Dit ideaal zou hem uiteindelijk in conflict brengen met Williams, die enkel oog voor Trinidad had.
Een belangrijk onderwerp in The Nation was cricket, immers de belangrijkste sport op Trinidad. Critici die James voorhielden dat sport geen passend onderwerp was voor een krant die was opgericht als instrument in de strijd voor onafhankelijkheid wees hij terecht: sport was een maatschappelijk verschijnsel als alle andere. Sterker, hij gebruikte The Nation voor een krachtig pleidooi voor de benoeming van Frank Worrell (1924-1967) tot aanvoerder van het cricketteam van Brits West-Indië. Worrell werd in de tweede helft van de jaren vijftig algemeen beschouwd als de beste allround cricketer van Trinidad en Brits West-Indië. Hij had zeker de capaciteiten om het team te leiden - maar hij was zwart. Voor James was de strijd om Worrell benoemd te krijgen als aanvoerder van het cricketteam niets minder dan een integraal onderdeel van het deko-lonisatieproces. James had succes met zijn campagne in de krant: Worrell werd inderdaad aangesteld als aanvoerder van het cricketteam van Brits West-Indië en vervulde deze rol met verve. In binnen- en buitenland dwong hij veel respect af door de wijze waarop hij het team leidde.
| |
| |
Ondertussen liepen de spanningen tussen Eric Williams en C.L.R. James verder op. Williams zag niets in het ideaal van een West-Indische Federatie dat James voorstond, James op zijn beurt verweet Williams dat hij de dekolonisatie vanuit een te beperkt, want parochiaal perspectief bezag. Nog voor Trinidad in 1962 daadwerkelijk onafhankelijk werd, trok James zijn conclusies: hij zegde zijn baan als hoofdredacteur van The Nation op, en keerde terug naar Engeland.
De volgende twintig jaar, van 1961 tot 1981, leidde James een zwervend bestaan. Met Londen als uitvalsbasis reisde hij dan weer naar de Verenigde Staten, dan weer naar nieuwe, onafhankelijke staten in Afrika. Hij was een veelgevraagd spreker, gaf gastcolleges aan verschillende Amerikaanse universiteiten - waar de zogeheten black studies in opkomst waren - en bezocht allerhande conferenties en congressen. In 1981, inmid- | |
| |
dels tachtig jaar oud, trok hij zich terug uit het openbare leven. Hij vestigde zich in een kleine flat in de Londense wijk Brixton, waar hij zijn tijd doorbracht met lezen, luisteren naar klassieke muziek, en het volgen van cricketwedstrijden op de televisie of de radio.
| |
Tot besluit
‘Sport en politiek moeten gescheiden blijven’ is een kreet die nogal eens wordt gebezigd door sportbestuurders, bijvoorbeeld als zij worden bekritiseerd omdat zij de organisatie van een groot evenement als de Olympische Spelen hebben toegewezen aan een land met een omstreden politiek systeem. In Beyond a Boundary, voor een belangrijk deel bestaand uit autobiografische overdenkingen van zijn tijd als cricketer en cricketver-slaggever, toont C.L.R. James aan dat deze kreet geen enkele rechtvaardiging heeft. In Brits West-Indië vormde cricket een aspect van de samenleving waar de sociale ongelijkheid en het racisme van het koloniale systeem duidelijk zichtbaar waren; bestrijding van deze sociale ongelijkheid en van dit racisme binnen de cricketsport vormde voor James juist daarom een integraal onderdeel van de bestrijding van het koloniale systeem.
En cricket is geen uitzondering: aan de hand van de voorbeelden van het oude Griekenland en het pre-Victoriaanse Engeland laat James zien dat de wisselwerking tussen sport en samenleving van alle tijden is. De analyse van de plaats van sport in een samenleving is ook bijna vijftig jaar nadat Beyond a Boundary voor het eerst verscheen nog altijd zeer lezenswaardig, en opmerkelijk actueel. Terecht geldt dit boek dan ook als een meesterwerk in de literatuur over sport.
C.L.R. James, Beyond a Boundary, Londen, 1963. Het boek is herhaaldelijk herdrukt; voor deze bijdrage is gebruikgemaakt van de herdruk van uitgeverij Serpent's Tail (Londen, 1996). Verwijzingen naar dit boek staan tussen haakjes in de tekst.
| |
Gebruikte literatuur
Farrukh Dhondy, C.L.R. James. Cricket, the Carribbean, and World Revolution, Londen, 2001. Anna Grimshaw, ‘Introduction’, in Anna Grimshaw (ed.), Special Delivery: The Letters of C.L.R. James to Constance Webb, 1939-1948, Oxford, 1996, blz. 1-35. |
Urgent tasks 12 (zomer 1981), themanummer C.L.R. James: his life and work verschenen bij gelegenheid van de tachtigste verjaardag van James. |
|
|